< TSL 66 – REDACTIONEEL >
We sluiten 2013 af met een sprookjesnummer. De aandacht valt daarbij
niet in de eerste plaats op de volkssprookjes, maar op wat wel genoemd
wordt ‘literaire’ sprookjes (alsof volkssprookjes niet literair zouden zijn),
sprookjes die bedacht zijn door bekende dan wel minder bekende auteurs
en niet, zoals dat vaak met sprookjes het geval is geweest, zijn verzameld.
Ook sprookjesverzamelaars kunnen trouwens bekend en zelfs beroemd
worden. De Russische sprookjes van Afanasjev bijvoorbeeld zijn in heel
wat uitvoeringen, vertalingen en bewerkingen bij ons verschenen.
Veel schrijvers hebben sprookjes geschreven. Van de felle, vaak
bittere satiricus Michail Saltykov-Sjtsjedrin zou je dat misschien niet
verwachten, maar zijn sprookjes, waarvan de meeste tegen het einde
van zijn leven tot stand zijn gekomen, vormen een belangrijk onderdeel
van zijn oeuvre. Ze zijn zachter, humaner dan zijn meeste andere werk.
Ook Vladimir Odojevski, van wie twee jaar geleden het sciencefiction
verhaal Het jaar 4338 is verschenen, is een bekende sprookjesschrijver.
De meeste van zijn sprookjes schreef hij voor volwassenen, sommige
voor kinderen. Tevens hebben we twee sprookjes van Jevgeni Zamjatin
en een van Pavel Bazjov opgenomen.
Ook uit de Tsjechische literatuur komen sprookjes van bekende auteurs:
Karel Jaromír Erben en Jiří Wolker. Polen is vertegenwoordigd
door Zbigniew Herbert en met enkele legende-achtige verhalen. Los van
de sprookjes publiceren we ook het resultaat van een door de Poolse ambassade
uitgeschreven vertaalwedstrijd. Het betreft een fragment uit een
roman van Józef Hen over zijn jeugd vlak voor het begin van de Tweede
Wereldoorlog. De winnende vertaling is opgenomen in dit nummer; ze
wordt voorafgegaan door een interview met de inmiddels negentigjarige
auteur.
Het gedicht ‘Phaedra’ (1923) van Marina Tsvetajeva moet gelezen
worden in het verlengde van haar toneelstuk Phaedra, waarvan in 2011
een vertaling is gepubliceerd in de reeks Slavische Cahiers.
December 2013
< TSL 66 >