Het verhaal dat ik jullie vertel, vond vele eeuwen geleden plaats. De zon was net op, maar de straten van Krakau waren al vol vrolijke burgers. Deze ochtend verwachtte de stad namelijk een parade van de Poolse ridders, die op de feestdag van de stad door de straten marcherend hun macht zouden tonen. Iedereen verheugde zich: moeders waren trots op hun zoons, vrouwen wilden een glimp opvangen van hun echtgenoten en kinderen wachtten ongeduldig op het weerzien met hun heldhaftige vaders. Jullie moeten namelijk weten dat de soldaten uit de stad van Krak beroemd waren geworden door meerdere veldslagen te winnen en door hun vijanden gevreesd werden.
Onder de legeraanvoerders bevond zich de oude ridder Bartosz. Als Poolse ridder had hij zijn land reeds lang gediend, en slechts weinigen waren zo dapper als hij. De prins zelf, die de verdiensten en de toewijding van Bartosz op waarde schatte, ontbood hem op de Wawel om hem eigenhandig met een gouden ketting te belonen. ‘Ridder, jou schenk ik dit teken van dapperheid en roem. Draag het waardig, in dienst van Polen en van Krakau,’ sprak de vorst en overhandigde Bartosz de gouden ketting.
Bartosz antwoordde de prins: ‘Ik word al ouder en ik vrees dat ik de andere ridders als soldaat niet meer van nut ben. Staat u me toe, mijn heer, hoornblazer te worden, zodat ik mijn geliefde stad kan bewaken en haar in geval van nood kan waarschuwen. Zo kan ik mijn land tenminste nog dienen op mijn oude dag.’ De prins willigde het verzoek van Bartosz graag in, zeker omdat het woelige tijden waren.
Bartosz verhuisde dus naar de hoogste toren van de Mariakerk – samen met zijn allerliefste vriendin, de soldatenhoorn. Iedere morgen wekte hij de stad met zijn hoorn, en zijn signaal werd beantwoord door de andere hoornblazers op de muren van de stad. Dat was het teken om de stadspoorten te openen. De oude krijger kweet zich erg zorgvuldig en gewetensvol van zijn taak. Al gauw was hij zo met het stadsbeeld vergroeid dat niemand zich Krakau voor kon stellen zonder Bartosz en zijn hoorn.
Op een dag zat de oude hoornblazer zoals altijd bij zijn raam, terwijl hij de stad met zijn waakzame oog in de gaten hield. Overal was het stil en rustig. Maar wat was dat? In de ochtendmist zag Bartosz een soort grote, zwarte wolk. Gauw merkte hij op, dat in deze wolk van stof een groot leger de stadspoorten naderde. Tataren! Bartosz greep zijn hoorn en begon zo hard te blazen als hij maar kon. ‘Alarm! Alarm! Vijand aan de stadspoort!’ leek de melodie te roepen
Alle burgers hoorden de waarschuwing van Bartosz. De stad ontwaakte uit haar lethargie. Er werden koortsachtig voorbereidingen op de strijd getroffen. Er werden ketels pek naar de muren gebracht, grote kanonnen versleept, kogels en kruit werden verzameld en bogen en pijlen werden uitgedeeld. De Krakauers waren hun stad zo toegewijd dat ze besloten hadden haar tegen iedere prijs te verdedigen. Het hoorngeschal had niet slechts de mannen aan het werk gekregen. Ook de ouderen, de vrouwen en de kinderen hielpen mee.
Ondanks alle voorzorgsmaatregelen brak het machtige leger uit het oosten door de poorten en stroomde de stad in. Bartosz speelde voortdurend vanuit zijn toren en moedigde de Polen aan tot strijd. Ondertussen vermoordden de wrede Tataren burgers, brandden huizen af, plunderden de marktkramen en ontvoerden vrouwen en kinderen. De Krakauers vochten dapper en met grote toewijding. Honderden gaven hun leven, vóór de aanvallers gedwongen werden zich terug te trekken. Zich bewust van hun nederlaag, ontvluchtten de Tataren de stad. Bartosz speelde aan één stuk door. Maar nu klonk de vreugde van de overwinning in zijn melodie. Plotseling schoot een van de Tataren, gegrepen door een grenzeloze wraakzucht, een pijl uit zijn boog in de richting van de hoornblazer. De pijl snelde weg richting zijn doel en doorboorde Bartosz’ borst. De melodie stopte midden in een noot.
Na de terugtocht van de Tataren klonken er in de stad geen schreeuwen van vreugde en geluk, maar heerste er doodse stilte. Per slot van rekening was Bartosz omgekomen, de hoornblazer die Krakau net op tijd had gewaarschuwd. De oude ridder kreeg een plechtige begrafenis. De ceremonie werd bijgewoond door alle inwoners van de stad, die afscheid kwamen nemen van de dappere hoornblazer. Vanuit de toren van de Mariakerk werd op Bartosz’ hoorn zijn bekende melodie gespeeld. Maar toen stopte de melodie abrupt. De hoorn van Bartosz, geloof het of niet, wilde niet verder spelen. De melodie was net zo onverwacht en op precies dezelfde plaats opgehouden als op de dag dat Bartosz was omgekomen.
Wie van ons kent het verhaal van de hoornblazer van de Mariakerk niet? Het is onlosmakelijk verbonden met Krakau. Sinds die memorabele dag schalt zijn melodie ieder uur uit de toren van de Mariakerk aan het marktplein. Ze houdt plotseling op, om de hoornblazer uit de dertiende eeuw te eren. Men zegt, dat diens geest de toren van de Mariakerk nooit heeft verlaten. Hij wacht daar met zijn hoorn, om de stad in geval van nood te waarschuwen.
Vertaling Bob Muilwijk