< TSL 43 – REDACTIONEEL >
We beginnen dit nummer met enkele artikelen over de grote Tsjechische schrijver Karel Čapek (1890-1938), van wie ook heel wat werk in het Nederlands is vertaald. Dat werk is heel gevarieerd (romans, reisschetsen, toneelstukken, essays, verhalen) en munt uit door humor en een scherp psychologisch inzicht. Als aanhanger van de Tsjechische president T.G. Masaryk en fervent tegenstander van het nazisme had Čapek ook invloed op het politieke leven tijdens het interbellum.
Invloed op het politieke en geestelijke leven, maar dan in Rusland en in een andere periode, had ook Pjotr Tsjaadajev (1793-1856). In zijn beroemde Filosofische brieven uitte hij scherpe kritiek op Rusland en zijn hele geschiedenis. Dat kwam hem duur te staan: de tsaar gaf opdracht hem krankzinnig te verklaren en hem te onderwerpen aan streng medisch toezicht.
Het Russische schrijversduo Ilja Ilf en Jevgeni Petrov is beroemd geworden met schelmenromans als De twaalf stoelen (1928) en Het gouden kalf (1933). De vertaler van hun Amerika eenhoog (1937) ging op bezoek bij de dochter van Ilf. Een tijdgenoot van Ilf en Petrov, Anatoli Loenatsjarski (1875-1933) was volkscommissaris van de jonge Sovjetrepubliek, maar ook schrijver, onder andere van toneelstukken. Een van de bekendste ervan is De bevrijde Don Quichot (1922).
Jelena Sjvarts is een van Ruslands beste (volgens sommigen de allerbeste) dichters van dit moment. Haar thematiek is vaak religieus gericht. Dat blijkt bij voorbeeld uit haar lange gedicht De werken en de dagen van de non Lavinia uit de Orde van de Besnijdenis van het Hart (1984) waarvan we hier enkele gedeelten uit het begin opnemen (het hele gedicht telt zo’n zestig bladzijden).
Een bij ons vrij onbekende literatuur is die van Slovenië. Met gedichten van France Prešeren en Srečko Kosovel en verhalen van Suzana Tratnik worden weer enkele leemten opgevuld.
April 2006
< TSL 43 >