Nog nooit heb ik een Rus gesproken die De
twaalf stoelen en Het gouden kalf van Ilja
Ilf en Jevgeni Petrov niet had gelezen. Die
twee meesterwerken worden steeds opnieuw
uitgegeven: in goedkope edities, luxe-edities,
speciale cadeau-edities. In de kranten en in het
dagelijks leven wordt uit die romans geciteerd
en deze citaten worden herkend. Iedere Rus
kent hoofdpersoon Ostap Bender, een van
de aantrekkelijkste helden van de twintigste-eeuwse Russische literatuur. Zo vinden we
bij de internetschaakclub ‘Free Internet Chess
Society’ onder andere de volgende aliassen
(je kunt zelf een naam kiezen waaronder je
wilt spelen): OstapBender, OstapBenderGM,
Ostapibragimoąvic, Ostap, ostapbeneder, ostapenko, ostapus en ostapko.
Toch is het vreemd gesteld met de populariteit van Ilf en Petrov. Ik heb namelijk
nog maar zelden iemand gesproken die nog
iets anders van hen had gelezen dan de twee
genoemde romans, terwijl ze toch ook nog
een reisboek en een groot aantal verhalen en
columns hebben geschreven. Hun verzameld
werk bestaat uit vijf dikke delen. De twaalf
stoelen en Het gouden kalf beslaan samen
ongeveer een kwart hiervan. Ilf en Petrov zijn
minder populair dan Ostap Bender. Over Ilf
en Petrov is betrekkelijk weinig gepubliceerd.
Er is geen biografie.
Gelukkig voor hen die in het leven en
werk van Ilf en Petrov geïnteresseerd zijn,
is er iemand die sinds een jaar of vijf zeer
actief bezig is met de literaire en biografische erfenis van het schrijversduo. Ik heb het over
Aleksandra Ilf, de dochter van Ilja.
Na haar pensioen is zij in diverse archieven gedoken, waaronder haar eigen familiearchief. Als resultaat hiervan is een aantal uitgaven verschenen, die ik hier kort wil bespreken. Ik beperk me tot de uitgaven die bij de
Moskouse uitgeverij ‘Tekst’ zijn verschenen.
De hier besproken uitgaven zijn verkrijgbaar
via de internetboekwinkel www.kniga.com.
Allereerst een uitgave van de Zapisnye
knizjki (‘Aantekenboekjes’) van Ilf. Een selectie hieruit was al eerder verschenen, maar
deze uitgave uit 2000 was de eerste volledige.
Je kunt je afvragen voor wie deze uitgave is
bedoeld. Zeker niet voor de gewone lezer. Alleen het laatste aantekenboekje, dat hij na zijn
terugkeer uit Amerika heeft geschreven, kan
min of meer als een zelfstandig werk worden
beschouwd. Hij leed aan tuberculose en wist
dat hij niet lang meer te leven had, maar het
schrijven kon hij niet missen. De aantekeningen van dit laatste boekje bestaan soms uit een
of twee zinnen, soms uit een hele alinea, met
gedachten, herinneringen en observaties. Het
boekje ademt, begrijpelijkerwijs, een sombere
sfeer. Niet alleen was hijzelf stervende, ook
de atmosfeer in de Sovjet-Unie 1936-1937
was verre van vrolijk. De eerdere boekjes
waren bedoeld voor gewone aantekeningen,
telefoonnummers, adressen en andere gegevens, en voor observaties en ideeën die hij
later eventueel kon gebruiken. En inderdaad
herken je soms ineens een naam of een stukje plot uit een verhaal of column (‘Gorod Kolokolamsk’ staat er bijvoorbeeld ergens als losse
aantekening: de basis voor de verhalencyclus
Neobyknovennye istorii iz zjizni goroda
Kolokolamska, die ook in het Nederlands
vertaald is en deel uitmaakt van de bundel
De blauwe duivel). De uitgave van Zapisnye
knizjki is fraai verzorgd en bevat behalve de
tekst van de aantekenboekjes ook nog foto’s,
tekeningen en ander beeldmateriaal. Maar ik
denk niet dat deze uitgave een breed publiek
zal bereiken. Hij is bestemd voor liefhebbers,
die, zoals ondergetekende, zodanig door het
werk van Ilf en Petrov zijn gegrepen dat ze
ook deze schrijverskeuken interessant vinden
en dat ze ook willen weten van wie Ilf in 1930
het telefoonnummer had.
Het volgende boek in deze serie was Moj
droeg Ilf (‘Mijn vriend Ilf’, 2001). Ilfs dood
in 1937 kwam hard aan bij Petrov. ‘Ik ben bij
mijn eigen begrafenis’, zei hij. Tijdens hun
Amerika-reis hadden ze eens tegen elkaar
de wens uitgesproken dat ze ooit samen bij
een ongeluk zouden omkomen, zodat er geen
achterblijver zou zijn die zonder de ander als
schrijver verder zou moeten. Maar dat moest
Petrov dus wel en het viel hem niet gemakkelijk. Moj droeg Ilf moest een boek van
Petrov over zijn vriend worden, maar het is
er niet gekomen. Hij heeft wel diverse opzetten gemaakt, maar die zijn niet uitgewerkt.
Aleksandra Ilf heeft nu het volgende gedaan.
Ze heeft het plan van Petrov (losse zinnen, een
hoofdstukindeling) aangevuld met allerlei materialen: herinneringen van tijdgenoten (onder
anderen Boelgakov, Olesja, Paustovski en Valentin Katajev, de broer van Petrov), delen uit
autobiografische fragmenten van Ilf en Petrov
en delen uit twee artikelen over Ilf die Petrov
na diens dood heeft geschreven. Waar nodig
geeft Aleksandra Ilf een toelichting op deze
fragmenten. Op die manier is Petrovs plan in
zekere zin toch uitgevoerd. Het resultaat is een
prachtig beeld van leven en werk van het duo
en van de literaire wereld in de jaren dertig in
de Sovjet-Unie in het algemeen. Als bijlage
zijn nog enkele ‘restmaterialen’ toegevoegd,
waaronder een brief van het schrijversduo aan
kameraad Stalin.
Iets wat in de biografische fragmenten
steeds terugkomt is de legendarische krant Goedok (‘De fluit’ in de betekenis van ‘fluit
van een stoomtrein’). Dit is een spoorwegkrant die voor veel schrijvers als toegangspoort tot de literatuur heeft gediend. De
bekendsten zijn, behalve Ilf en Petrov, de
hierboven al genoemde Boelgakov, Olesja,
Paustovski en Valentin Katajev. Toen Ilf in
1923 vanuit Odessa naar Moskou kwam, was
hij al bevriend met Katajev. In Odessa hadden
ze beiden tot een groep dichters behoord die
regelmatig bij elkaar kwamen om elkaar hun
werk voor te lezen. In Moskou introduceerde
Katajev Ilf bij de redactie van Goedok. Ilf
was toen nog niet bekend als schrijver, dus
hij werd niet zomaar aangenomen. Katajev
beschrijft het sollicitatiegesprek als volgt:
Jevgeni Petrov (pseudoniem van Jevgeni Petrovitsj Katajev) is door zijn broer Valentin
bijna letterlijk de literatuur binnengesleept.
Hij had bij de gewestelijke recherche gewerkt,
een zeer gevaarlijke baan in het bijna anarchistische zuiden van Oekraïne ten tijde van
de burgeroorlog en kort daarna. Valentin had
hem gesmeekt om voor zijn eigen veiligheid
naar Moskou te komen. Daar wilde Jevgeni
ook weer bij de recherche gaan werken, maar
Valentin wilde een journalist van hem maken,
omdat dat beter betaalde. Hij haalde zijn broer
met veel moeite over om bij wijze van proef
een verhaal te schrijven over zijn belevenissen
als rechercheur. Na lang tegenstribbelen voerde Jevgeni de opdracht uit en Valentin besefte
meteen dat zijn broer talent had. Jevgeni ging
door met schrijven, omdat de verhalen inderdaad niet slecht betaalden. In 1926 kwam hij
na het vervullen van zijn dienstplicht ook bij
de Goedok.
Op zeker ogenblik besloot Valentin Katajev dat hij een Sovjetschrijversatelier zou
gaan oprichten. Hij zou thema’s aandragen,
anderen zouden ze uitwerken en hij zou er ten
slotte ‘met de hand van de meester’ doorheen
gaan. Het thema van De twaalf stoelen is van
Katajev afkomstig en hij heeft Ilf en Petrov
als ‘slaven’ aangewezen om het uit te werken. Dat was het begin van hun gezamenlijke
schrijverscarrière. De hand van de meester
was uiteindelijk niet meer nodig.
Overigens bestaat de Goedok nog steeds:
op internet is de krant te raadplegen onder
www.gudok.ru.
De brief aan Stalin is ook erg interessant.
Ilf en Petrov hebben deze kort na hun Amerika-reis geschreven. Ik geef enkele citaten.
Ilf en Petrov geven aan dat ze onder de indruk zijn geraakt van de Amerikaanse levensstandaard. Ze beschrijven hoe ze midden in de woestijn een klein pension aantroffen. Het was het enige teken van menselijke beschaving in een cirkel van driehonderd kilometer, maar het was van alle gemakken voorzien: elektriciteit, koud en warm water, verwarming, enzovoorts. Het was er schoon en netjes. Dit pension wordt in Amerika eenhoog ook beschreven, met hetzelfde enthousiasme. Ilf en Petrov willen dat de Sovjet-Unie van Amerika leert:
De brief lijkt oprecht bedoeld om een bijdrage aan de Sovjetsamenleving te leveren.
Opvallend is de zelfbewuste, onafhankelijke
toon. Er zit geen spoor in van hielenlikkerij
of van overdreven ophemeling van het vaderland. Tegelijkertijd is duidelijk, net als uit
een groot deel van de rest van hun werk, dat
ze wel degelijk vonden dat de Sovjet-Unie
politiek en sociaal op de juiste weg was.
Veel mensen die over Ilf en Petrov schrijven
hebben de neiging om Ostap Bender, de charmante vrijbuiter, de individualist, de opportunist, de ‘anarchist’, de man die zich in feite
buiten het Sovjetsysteem plaatst, te vereenzelvigen met zijn scheppers. Ten onrechte.
Ilf en Petrov waren onafhankelijke, kritische
geesten en zeker geen ‘brave communisten’,
maar ook geen dissidente vrijbuiters. Genoeg
hierover. De houding van Ilf en Petrov tegenover het Sovjetregime is een kwestie die veel
te complex en te subtiel is voor het bestek van
dit artikel.
In 2003 verscheen een zeer interessante uitgave van Odno-etazjnaja Amerika (‘Amerika
eenhoog’). Dit boek bevat naast de ‘auteursredactie’ van dit fascinerende reisboek ook nog
door Ilf gemaakte foto’s (die op precies de goede plaats staan, zodat een bijschrift niet nodig
is), een aantal brieven van beide schrijvers aan
hun vrouw (deels nog niet eerder gepubliceerd)
en brieven van lezers. Vooral de brieven van
Ilf zijn ontroerend. De lezer merkt hoe Ilf zijn
vrouw en dochtertje, dat een half jaar oud was
toen hij vertrok, steeds meer begint te missen.
Dit is des te schrijnender wanneer men bedenkt
dat Ilf in Amerika bloed was gaan hoesten.
De diagnose van tuberculose was weliswaar
nog niet met zekerheid gesteld, maar Ilf moet
er op zijn minst bang voor zijn geweest. In
de brieven rept hij hierover met geen woord.
Verder bevatten de brieven beschrijvingen van
gebeurtenissen die we ook in Amerika eenhoog terugvinden, en van gebeurtenissen die
om welke redenen dan ook niet in het boek terecht zijn gekomen. Van Petrov staan er helaas
veel minder brieven in het boek dan van Ilf.
Dat komt doordat van Petrov überhaupt veel
minder materiaal bewaard is gebleven: een van
zijn kleinzoons heeft het familiearchief deels
verkocht en deels weggegooid.
Heel mooi zijn ook de lezersbrieven. De
eerste uitgave in boekvorm van Odno-etazjnaja Amerika bevatte, zoals wel meer Russische
boeken, een oproep aan lezers om te laten weten wat ze van het boek vonden. Dit leverde
een aantal brieven van lezers op en hieruit
heeft Aleksandra Ilf een selectie gemaakt.
Hier volgt een voorbeeld:
Qua inhoud is deze brief een uitzondering: de
meeste zijn lovend. Alle brieven zijn naïef,
direct, zonder omwegen geschreven. De briefschrijvers hebben geen verborgen agenda, ze
scheppen niet op over hun eruditie, ze proberen niet hun toewijding aan het socialisme te
bewijzen. Nee, hun mening is gevraagd en die
geven ze. Dergelijke brieven lijken me voor
een schrijver eigenlijk interessanter om te lezen dan door professionele critici geschreven
recensies.
De foto’s zijn ook erg mooi, soms bijna
te mooi: ze zijn met moderne digitale technieken bijgewerkt omdat de technische kwaliteit
van de originelen blijkbaar onvoldoende was
voor publicatie. Toen ik bij Aleksandra Ilf op
bezoek was, heeft zij me de uitgave uit 1947
laten zien, die eveneens foto’s van Ilf bevat. Ik
wist dat die uitgave bestond en droomde er al
jaren van om hem te bezitten, maar hoe kom
je aan zoiets? Deze nieuwe uitgave heeft mijn
droom feitelijk in vervulling doen gaan.
Eind 2004 verscheen dan nog Ilja Ilf,
ili pisma o ljoebvi (‘Ilja Ilf, of brieven over
liefde’). Dochter Aleksandra was altijd al in
het bezit geweest van enkele bundels met
brieven van haar moeder aan haar vader, maar
ze had die nooit willen lezen. Ze voelde zich
daar begrijpelijkerwijs een beetje ongemakkelijk bij. Maar onlangs vond ze thuis ineens
ook de vroege brieven van haar vader aan haar
moeder en toen besloot ze dat het tijd was voor
publicatie. Ze hebben nogal wat brieven aan
elkaar geschreven: 7 januari 1923 vertrok Ilf uit Odessa naar Moskou. Maroesja Tarasenko,
later Maria Ilf-Tarasenko, ging in september
eerst naar Petrograd (zoals het huidige St. Petersburg toen heette) en pas in mei 1924 naar
Moskou. Al die tijd schreven ze elkaar regelmatig, gemiddeld ongeveer eens per week.
Ook later bleven ze elkaar schrijven wanneer
een van de twee elders was (Ilf op reis, Maroesja ’s zomers naar haar ouders in Odessa).
De brieven gaan vrijwel uitsluitend over hun
liefde voor elkaar. Als je er veel van achter
elkaar leest, hebben ze een bijna bedwelmend
effect, vooral die van Maroesja. Deze zijn in
een merkwaardige geëxalteerde stijl geschreven. Aleksandra Ilf noemt ze in haar inleiding
‘blanke verzen’ en zo zien ze er inderdaad
uit: Maroesja begint vrijwel elke zin op een
nieuwe regel. Soms staat op zo’n regel dan
alleen maar bijvoorbeeld Genoeg, of Ilja. Ilja,
Ilja. Mijn Ilja. Gelukkig zijn de brieven van
Ilf wat conventioneler. Hier en daar moeten
wat misverstanden worden opgehelderd, zoals
dat gaat tussen geliefden. Er is soms jaloezie,
soms gebrek aan vertrouwen. Maar vooral
veel liefde.
Aan de afdeling brieven gaat een soort biografische schets vooraf van ‘Ilf vóór Petrov’,
zoals Aleksandra Ilf het noemde. Over hun gezamenlijke schrijfcarrière was immers al een
en ander gepubliceerd, maar over hun leven
vóór 1927 nog nauwelijks. Het boek bevat
fragmenten van tijdgenoten en documenten,
die samen met het materiaal van Moj droeg
Ilf een behoorlijk beeld van Ilfs leven bieden.
Ook Ilja Ilf, ili pisma o ljoebvi bevat fraaie
foto’s, van Ilf als jongeman, van Odessa en
van Maroesja Tarasenko, die de lezer vanaf de
voorkaft al aankijkt als twintigjarige schoonheid met een opvallend kruis om haar nek: Ilfs
geschenk aan zijn geliefde.
In februari 2005 was ik in Moskou als
deelnemer aan het jaarlijkse door Aeroflot
gesponsorde schaaktoernooi. Via e-mail had
ik al eerder contact gelegd met Aleksandra Ilf
en vanuit Moskou maakte ik een telefonische
afspraak om haar te bezoeken. De deur werd
geopend, niet door een vermoeide bejaarde
dame maar door een levendige vrouw. Ze is nu
zeventig jaar oud, maar zestig zou ik ook hebben geloofd. Ze lijkt sprekend op haar vader:
vanachter dezelfde soort bril kijken dezelfde intelligente, licht-spottende ogen je aan. In
haar kleine appartement zijn Petrov en vooral
Ilf prominent aanwezig: foto’s, een mooi portret van Maria Ilf-Tarasenko, kunstwerken
van oudere broer Michail, allerlei ‘hebbedingetjes’, zoals een kaartspel met personages uit
De twaalf stoelen en een kleine replica van de
twaalf-stoelen-stoel waarop liefhebbers zich
sinds een paar jaar op de Deribasovskaja-straat
in Odessa kunnen laten fotograferen. In het
kleinste kamertje hangt een poster met een reproductie van een pentekening: Vorobjaninov,
de ‘andere’ hoofdpersoon van De twaalf stoelen, zit achter zijn bureau bij burgerzaken.
Boven zijn hoofd hangt een bordje met het opschrift Sdelal svojo delo i oechodi. Dit wordt
beschreven in het hoofdstuk ‘Het verleden van
de ambtenaar burgerlijke stand’, dat niet in de
uiteindelijke versie van De twaalf stoelen
terecht is gekomen. Het opschrift is door Ilf
en Petrov later ook nog gebruikt als titel van
een column. Letterlijk betekent het: ‘Doe wat
je moet doen en ga weg’. Dus eigenlijk ‘Blijf
hier niet onnodig dralen’. Ik moest hier erg om
lachen, een toepasselijker Ilf-en-Petrov-citaat
kun je voor een toilet nauwelijks bedenken.
En natuurlijk zijn er boeken: eerste drukken,
vertalingen, nieuwe uitgaven. Ik ben er trots
op dat sinds mijn bezoek ook mijn vertaling Amerika eenhoog daarbij staat. Aleksandra Ilf
vertelde met veel plezier over haar boeken en
over wat ze van haar vader weet. Herinneringen aan hem heeft ze niet, want ze was twee
jaar toen hij overleed. Petrov is in 1942 bij
een vliegtuigongeluk om het leven gekomen.
Ook hem heeft ze niet gekend. Ik zei dat ik het
opmerkelijk vind dat ze nu het pseudoniem
van haar vader als achternaam gebruikt. Ze
zei dat ze daarvoor wel enige bureaucratische
hindernissen had moeten overwinnen, maar
dat ze nu blij was op die manier de schrijversnaam van haar vader levend te houden. ‘Maar ik ben nu de laatste Ilf. Mijn zoon gebruikt
weer de naam Fainsilberg. Hij heet ook Ilja
en vond dat er geen tweede Ilja Ilf kon zijn.’
Aleksandra Ilf is met haar zeventig jaar een
moderne vrouw. Ze spreekt enthousiast over
de computer, over de mogelijkheden van email, over digitale fotobewerking die publicatie mogelijk maakt van foto’s waarvan de
kwaliteit na zeventig of meer jaar anders niet
meer voldoende zou zijn geweest. Ook, en dat
is voor een Russin van die leeftijd bepaald niet
gebruikelijk, spreekt ze met waardering over
Amerika, waar ze meerdere malen is geweest.
Ik bracht enkele heel genoeglijke uren met
haar door. Een vrouw vol levenslust, die haar
energie gebruikt om de herinnering aan haar
vader en diens co-auteur levend te houden. En
daarvoor mogen de geïnteresseerde liefhebbers haar dankbaar zijn. Een van de dingen die
ze me cadeau gegeven heeft, is een exemplaar
van het visitekaartje dat haar vader bij zich
had op reis door Amerika. Ook gaf ze me haar
eigen visitekaartje. Op de ene kant staan de
gebruikelijke gegevens, op de andere kant:
Aleksandra Ilf / Dochter van Ilf en Petrov.
En de inleiding bij Moj droeg Ilf besluit ze
als volgt: