<       TSL 81 – REDACTIONEEL       >



Een groot deel van dit nummer is gewijd aan een symposium over de ‘Slavische’ landen van Centraal- en Zuidoost-Europa, waarin sinds het einde van de Eerste Wereldoorlog, dit jaar honderd jaar geleden, zich nogal wat politieke verschuivingen hebben voorgedaan. Die verschuivingen hadden ook invloed op de taal en de literatuur. In een reeks bijdragen worden de veranderingen geschetst in het gebied dat voor 1918 voor een groot deel behoorde tot de Donaumonarchie. Er is aandacht voor de ontwikkeling en emancipatie van de Slavische talen, en ook voor de Poolse, Kroatische en Tsjechische literatuur. Het geheel wordt doorspekt met fragmenten van niet eerder vertaalde werken uit de verschillende literaturen – er is nog veel interessants dat op een volledige vertaling ligt te wachten.

Dat blijkt ook uit het fragment dat we hier publiceren van Nikolaj Tsjernysjevski’s roman Čto delat’? uit 1863 (‘Wat te doen?’ maar door de vertaalster als wat krachtdadiger als ‘Wat ons te doen staat’ vertaald), die zich met zijn positief-utopistische beschrijving van de maatschappij afzet tegen de meeste andere literatuur die er in de jaren zestig van de ne- gentiende eeuw in Rusland verscheen, maar tegelijkertijd de sfeer ademt van de klassieke Russische romans.

Passend in dit laatste nummer van het jaar is een gelegenheidsgedicht van Chlebnikov, die zich zelden zo humoristisch uitdrukt (ook al gaat het over de dood). En wie wil kan ook humor vinden in de gedichten van Sergej Birjoekov, die zijn gedichten altijd op een spectaculaire manier voordraagt, al is dat aan de gedichten niet af te lezen. Het fragment uit de autobiografische roman ‘Dingen die ik niet heb weggegooid’ van de Poolse auteur Marcin Wicha, dat ook gaat over dood, is weer ernstiger van aard.



December 2018



<       TSL 81       >