<       TSL 33 – REDACTIONEEL       >



Een groot deel van dit nummer is gewijd aan de unieke Russische schrijver Nikolaj Vasiljevitsj Gogol (1809-1952), wiens honderdvijftigjarige sterfdag dit jaar wordt herdacht. Er is veel aandacht voor de laatste fase van Gogols leven, waarin de populaire auteur zijn publiek schokte door de publicatie van Geselecteerde passages uit correspondentie met vrienden (1847). Dit is een tekst waarin Gogol de zedeprediker uithangt en allerlei wijze lessen geeft hoe men een Gode en de tsaar welgevallig leven kan leiden. Zo’n tekst had men van de schrijver van Dode zielen en De revisor allerminst verwacht en velen vroegen zich af of Gogol wel helemaal goed bij zijn hoofd was. Gezien de vele gekken en half-gekken die zijn werk bevolken is die vraag misschien ook niet helemaal onterecht. Dat hij soms een vreemde voorstelling had (en ook gaf!) van allerlei zaken blijkt zowel uit zijn biografie als uit zijn werk.

Inmiddels is Gogol uitvoerig en vele malen in het Nederlands vertaald (zijn Geselecteerde passages nog niet!) en is er, ook bij ons, de afgelopen anderhalve eeuw veel over hem geschreven. Ook op die aspecten gaan we in dit nummer in.

Er is meer over vertalen in de rest van het nummer: rare namen bij Tsjechov, problemen bij het vertalen van het nationale epos van Polen, Pan Tadeusz, en de resultaten van een door de Poolse ambassade uitgeschreven vertaalwedstrijd. Ten slotte levert ook de vertaling van een lang gedicht van de Russische dichteres Bella Achmadoelina, ‘Het sprookje van de regen’, een fraai resultaat op.


December 2002



<       TSL 33       >