Poolse vertaalwedstrijd



Tadeusz Pióro: “… Koda?”




In oktober vorig jaar nam de Poolse ambassadeur in Nederland, mevrouw Dr Maria Wodzyńska-Walicka, een mooi initiatief: het organiseren van een vertaalwedstrijd voor vertalers van Poolse literatuur in het Nederlands. De wedstrijd was een groot succes; in totaal hebben er 17 vertalers, zowel uit Nederland als uit België, aan meegedaan.

De opdrachten waren niet eenvoudig. Iedere vertaler diende zowel een gedicht als een kort verhaal te vertalen. De poëzieopdracht betrof een tamelijk moeilijk gedicht van Tadeusz Pióro, ‘…Koda?’, bij de verhalen kon men kiezen uit ‘Przed burzą’ van Janusz Głowacki of ‘Profesor Andrews w Warszawie’ door Olga Tokarczuk. De vertalers dienden hun vertalingen onder pseudoniem in te leveren, zodat de jury geheel onbevooroordeeld te werk kon gaan.

De jury verrichtte zijn werkzaamheden in het voorjaar van 2002 en op 13 juni vond op het Slavisch Instituut van de Universiteit van Amsterdam de feestelijke bekendmaking van de uitslag plaats, natuurlijk in aanwezigheid van de ambassadeur en andere leden van de Poolse ambassade, die voor alle deelnemers aan de wedstrijd een aardige verrassing hadden meegebracht. De jury, bestaande uit Milo Anstadt, Kester Freriks, Kees Mercks, Ad van Rijsewijk en Willem Weststeijn had twee winnaars aangewezen, die goede vertalingen hadden geleverd die kwalitatief weinig voor elkaar onderdeden.

Beide vertalers hadden het gedicht, een sonnet, berijmd vertaald en beiden hadden gekozen voor het verhaal van Tokarczuk. De keuze voor de uiteindelijke winnaar was lastig: de ene vertaler, onder de schuilnaam ‘Boefje’, had erg vrij vertaald, soms al te vrij, met toevoegingen en weglatingen, de andere, ‘Dyzio’ had de Poolse tekst trouw gevolgd, maar niet altijd het juiste Nederlanse equivalent gevonden. Uiteindelijk besloot de jury de eerste prijs toe te kennen aan ‘Dyzio’, met een eervolle vermelding voor ‘Boefje’. Na het openen van de brieven op een bijeenkomst op de Poolse ambassade, bleek onder het pseudoniem ‘Dyzio’ Frans Jong schuil te gaan, onder ‘Boefje’ Saskia Opdam. Allebei zijn ze afgestudeerd in het Pools aan de Universiteit van Amsterdam.

We hadden graag de (proza)vertaling van de winnaar gepubliceerd, ware het niet dat het verhaal van Olga Tokarczuk kort geleden is verschenen in De Tweede Ronde en wel in de vertaling van een van de deelnemers (niet een van de winnaars) aan de vertaalwedstrijd. Het heeft weinig zin het verhaal nogmaals te publiceren. We hebben er daarom voor gekozen de vertalingen van het gedicht te publiceren (van beide winnaars en ook de oorspronkelijke tekst) en tevens de beste vertaling van het verhaal van Głowacki. Deze is gemaakt door ‘Roosje Winter’, het pseudoniem van Yvonne Cichocki-Maréchal.



Tadeusz Pióro - “… Koda?”


Korowód kobiet, ciekawych życia
a w twoim przypadku – śmierci,
coraz dłuższy, coraz bardziej kręty
jak zwierzynę łowną płoszy cię z ukrycia.

Nie uciekasz, bo dokąd? Noc płonie w krysztale
reflektorów złowrogich, jak ślepia psich sfor,
w kolorowych kieliszkach kuszących jak umór
gdy języki stoją pod różowym sygnałem

I czekają na cios, który któraś zada
żeby puścić się w ruch I gnać bez litości;
noc nie nadąża za ich dziką mową:

Na skraju sali, gdzie zwierzyna wpada
w sidła cierpliwej i cierpkiej miłości
gaśniesz cicho, ze wstydem i spuszczoną głową.


“… Coda”


Een vrouwenrij, nieuwsgierig naar het leven
en in jouw geval – de dood,
dwingt je, in groei en bochten ongestoord,
als prooi je uit je schuilplaats te begeven.

Je vlucht niet, want er is geen weg; de nacht vlamt in kristal
van kille reflectoren, als wilde ogen van een hond,
in bonte glazen, lokkend als de dood
wanneer de tongen klaar staan voor het roze bal

En wachten op de steek, die een van hen zal toedienen,
dan komen ze los en zetten hun wrede klopjacht in gang;
de nacht is te traag voor hun wilde zinnen:

Aan de rand van de zaal, waar de prooi zal dienen
de klauwen der liefde, geduldig en wrang
doof je stil, met hangend hoofd, beschaamd van binnen.

Vertaling Saskia Opdam 

“… Coda”

Een reidans van vrouwen, belust op het leven,
maar in jouw geval – op de dood,
heeft jou in doldraaiende beweging
als stom jachtwild uit je schulp gedreven.

Geen vluchtkans is er meer. De nacht vlamt in kristal
van speurende lichten – boos oog der blaffende meute –,
in kleurige glaasjes, met lokkende neuten
als de tongen staan onder ’t roze signaal

En wachten de slag van een vrouwenhand
om ervandoor te gaan in ongenadige gang;
hun wilde spraak gaat te snel voor de nacht:

Aan de rand van de zaal, waar het wild landt
in de fuik van de liefde, lijdzaam en wrang,
kwijn je zachtjes weg, beschaamd, de kop in je vacht.

Vertaling Frans Jong







<   

TSL 33

   >