< TSL 92 – REDACTIONEEL >

In dit nummer staan we eerst kort stil bij de dood van Dubravka
Ugrešić (1949-2023), de belangrijke Joegoslavisch-Kroatische
schrijfster, die sinds 1996 in Amsterdam woonde.
Brieven en correspondentie van een auteur geven vaak boeiende
informatie over diens leven of gedachtewereld. In dit eerste
van enkele aan schrijversbrieven gewijde nummers van TSL
besteden we aandacht aan vijf zeer verschillende auteurs. Van
Aleksandr Poesjkin behandelen we de correspondentie die hij
voerde met graaf Benkendorf, het hoofd van de Russische gendarmerie
en geheime politie, die van tsaar Nicolaas I de opdracht
had gekregen Poesjkins gangen na te gaan. Van de bekende regisseur
Vsevolod Mejerhold zijn brieven bewaard gebleven die
hij richtte aan zijn leermeester Konstantin Stanislavski. Ze geven
een beeld van zowel Mejerholds karakter als van het Russische
toneelleven in het begin van de twintigste eeuw. Mejerhold
kwam gruwelijk aan zijn einde tijdens de Stalinterreur. In een
open brief aan het Hooggerechtshof van Oekraïne laat Lidia
Tsjoekovskaja zien hoe absurd het is mensen te veroordelen
omdat ze samizdat-geschriften verspreidden.
Een heel andere toon klinkt er in de liefdesbrieven die de
jonge Jaroslav Hašek en zijn verloofde Jarmila Mayerová elkaar
voor de Eerste Wereldoorlog schreven. En die is ook weer heel
anders dan in de brief die Tadeusz Borowski kort na de Tweede
Wereldoorlog aan zijn verloofde – beiden overleefden Auschwitz
– richtte.
Tussen de brieven door: gedichten, berijmde van Sergej Jesenin
en vrije verzen van de contemporaine Russische dichteres
Jekaterina Simonova.
Mei 2023