< TSL 74 – REDACTIONEEL >
Dit nummer is bijna geheel gewijd aan schrijfsters en dichteressen, die er in toenemende mate zijn in de Slavische literaturen, en in ieder geval in toenemende mate van zich laten horen en op de voorgrond treden. Ook bij de auteurs en vertalers van de bijdragen in dit nummer van TSL vormen de vrouwen de meerderheid.
We openen met een stuk over en een vertaling van ‘Drieëndertig monsters’, een novelle van Lidia Zinovjeva-Annibal (1866-1907), de vrouw van de bekende dichter en filosoof Vjatsjeslav Ivanov. Er werd in de tijd dat ze dit verhaal schreef (begin twintigste eeuw) flink geëxperimenteerd met de liefde in Rusland.
Nina Targan Mouravi is geen Nederlandse van origine, maar vertaalt wel Russische poëzie in het Nederlands – een prestatie op zich; van haar publiceren we enkele vertalingen van humoristische gedichten. Humor ook bij Teffi, een na de Revolutie geëmigreerde schrijfster, die in Parijs furore maakte. Maria Stepanova en Tatjana Tolstaja zijn nog volop werkzaam, de eerste als dichteres, de tweede als prozaïste. Ze behoren allebei tot de liberale, dat wil zeggen anti-Poetin intelligentsia.
De Tsjechische literatuur heeft een belangrijk verlies geleden door de vrij plotselinge dood van de talentvolle Zuzana Brabcová (1959-2015). Haar plaats wordt ingenomen door de bepaald niet minder talentvolle Petra Soukupová (1982), die al flink wat heeft gepubliceerd en verschillende literaire prijzen heeft gewonnen.
De Poolse poëzie is vertegenwoordigd door Nobelprijswinnares Wisława Szymborska. Het gaat om haar vroege, niet eerder vertaalde gedichten, die volgens sommigen niet erg de moeite waard zijn, maar in haar vertaalde oeuvre toch niet mogen ontbreken.
Ook in de huidige Oekraïense literatuur zijn de vrouwelijke auteurs zeer duidelijk aanwezig. We publiceren gedichten van Iryna Vikyrtsjak (1988) en een fragment van een recente roman van Viktoria Amelina (1986).
Oktober 2016
< TSL 74 >