< TSL 55 – REDACTIONEEL >
Een van de populairste schrijvers in het hedendaagse Rusland is Jevgeni Grisjkovets. Als een wat verlaten hommage aan het Darwinjaar brengen we zijn verhaal ‘Darwin’. Verder wat de Russische literatuur betreft: een keuze uit de poëzie van de symbolistische dichter Fjodor Sologoeb (1863-1927), bij ons vooral bekend door zijn roman Een kleine demon, en een stuk over de performance kunstenaar Andrej Monastyrski die, hoewel veel minder bekend dan Ilja Kabakov en Dmitri Aleksandrovitsj Prigov, beschouwd kan worden als de spil van het Russische conceptualisme.
Aan de Poolse schrijvers Witold Gombrowicz en Marian Pankowski zijn in de Lage Landen de laatste jaren conferenties gewijd, een in Amsterdam (Gombrowicz) en een in Brussel. Paul Beers, die zonder Pools te kennen een enthousiast en uitstekend vertaler is van de beide auteurs (Gombrowicz heeft hij in het Nederlandse taalgebied zo ongeveer in zijn eentje populair gemaakt), doet verslag van zijn bemoeienissen met hen. Karol Lesman introduceert via een voorpublicatie weer een nieuw werk van de Poolse schrijver Wojciech Kuczok, van wie bij ons eerder Beerput is verschenen.
De Tsjechische literatuur wordt in dit nummer vertegenwoordigd door vier twintigste-eeuwse schrijvers/kunstenaars: Vítěslav Nezval, Oskar Kokoschka, Václav Havel en Jan Balabán. Van Kokoschka was er onlangs een tentoonstelling in Den Haag, Havels toneelstuk Het tuinfeest is eind vorig jaar opgevoerd door Amsterdamse studenten slavistiek. De tekst is verschenen in de Slavische Cahiers.
Juli 2010
< TSL 55 >