Binnen het Russische postmodernisme, dat kenmerkend is voor de literatuur en kunst gedurende, globaal gezien, de laatste veertig jaar van de twintigste eeuw, is het zogenaamde conceptualisme de meest opvallende stroming. Een van de belangrijkste dichters van deze stroming is Dmitri Aleksandrovitsj Prigov (1940-2007); beeldend kunstenaars als Ilja Kabakov, Vitali Komar en Aleksander Melamid heben wereldwijde bekendheid gekregen.
Minder bekend in het Westen – maar misschien wel de ziel van het Russische conceptualisme – is de dichter, schrijver, kunstenaar en theoreticus Andrej Monastyrski (zijn eigenlijke naam is Andrej Soemin). Hij is in 1949 geboren in de buurt van Moermansk, studeerde aan de Faculteit der Letteren van de Universiteit van Moskou en was in het begin van de jaren zeventig de initiator van allerlei literaire en artistieke projecten. De inspiratie daarvoor werd geleverd door de van Amerika overgewaaide conceptuele kunst, waarvan de schrijver/kunstenaar Joseph Kosuth een van de hoofdfiguren was. Kosuth stelde dat het overbrengen van een idee belangrijker is dan het produceren van een permanent object en keerde zich tegen de bestaande hiërarchische sociale structuren, waarbij ‘van bovenaf’ (galerieën, museumdirecteuren) wordt bepaald welke kunstproducten en welke kunstenaars de moeite waard zijn. Al in 1913 had Marcel Duchamp, in zijn verzet tegen de traditionele, ‘mooie’ schilderkunst, met zijn ‘ready-mades’ laten zien hoe sterk ‘kunst’ afhankelijk is van de institutionele presentatie en historische context. Hij legde de nadruk op de rol van de toeschouwer bij het geven van betekenis aan een kunstwerk en propageerde een kunst die niet zozeer geldelijke waarde heeft, maar de toeschouwer aan het denken zet.
In de Sovjet-Unie van de jaren zeventig, de periode van verstarring onder Brezjnev, vielen de ideeën van Kosuth en de zijnen bij de Russische niet-officiële kunstenaars in goede aarde. In de nog steeds door het socialistisch realisme gedomineerde Sovjetkunst kregen deze kunstenaars geen poot aan de grond (Ilja Kabakov bijvoorbeeld kon alleen met het illustreren van kinderboeken in zijn levensonderhoud voorzien) en bekeerden zich graag tot een niet-hiërarchische en niet op fraaie eindproducten gerichte kunstopvatting. Kosuths bekende Eén en drie stoelen (1965), dat bestaat uit een grote foto van een stoel, een echte stoel en de opgeschreven woordenboekdefinitie van het woord ‘stoel’, dat in zijn totaliteit als kunstwerk geen ‘hogere’ betekenis heeft, kreeg zijn vervolg in een reeks projecten en performances van Russische kunstenaars. Kabakov zou later vooral bekend worden door zijn installaties.
Monastyrski richtte in 1975 de groep ‘Collectieve acties’ op. Het streven van deze groep was niet gericht op het scheppen van een eindproduct, maar op het maken van een kunstwerk door gezamenlijk iets te ondernemen. Die ondernemingen vonden onder andere hun beslag in het project ‘Reizen buiten de stad’, waar onbekende, op de kaart vaak nauwelijks vindbare plaatsen werden bezocht. Op die plekken werden dan kleine toneelstukjes opgevoerd of liet men elkaar kunstvoorwerpen zien. Deze reizen, die nog steeds worden georganiseerd (het zijn er inmiddels ruim honderdtwintig) en die door Monastyrski nauwkeurig worden gedocumenteerd (onder andere met foto’s van de bezochte plaatsen en van de deelnemers), dienen als middel om het artistieke leven en het artistieke bewustzijn te structureren.
Behalve als organisator van collectieve acties is Monastyrski ook bekend geworden door zijn visuele voorwerpen en zijn poëzie. Een typisch voorbeeld van de eerste is De vinger (1978), een aan de muur hangende zwarte doos met een open onderkant, waarin je je hand kunt doen. Door een klein rond gaatje in de voorzijde kun je vervolgens een vinger naar buiten steken. In zijn recente boek Esthetische onderzoekingen (Estetitsjeskie issledovanija, Moskou 2009) staat het volgende commentaar van een criticus op dit object: ‘Het object De vinger stelt de toeschouwer in staat zich binnen een esthetisch gebeuren te begeven en zich tegelijkertijd los te maken van zichzelf, de persoon die “hier en nu” kijkt naar een kunstvoorwerp. Hij komt op een hoger niveau van esthetische beschouwing en discours terecht, aangezien hij met zijn “innerlijke” blik zichzelf van opzij kan “zien” (veronderstellen). Hij wordt zelf een kunstwerk voor zichzelf. De vinger is een intentionele subjectief-objectieve installatie met behulp waarvan een fenomenologische reductie tot stand komt (E. Husserl).’ Fraai kunstkritisch proza, dat net zo goed een persiflage zou kunnen zijn, maar in dit geval serieus is bedoeld.
Wat zijn poëzie betreft is het project Poëtische wereld het interessantst. Monastyrski schreef het grootste deel ervan in 1976. In 2001 maakte hij er een aanvulling bij en pas in 2007 werd het werk gepubliceerd (Novoje Literatoernoje Obozrenie, Moskou). Poëtische wereld bestaat uit vijf afdelingen van elk tweehonderd gedichten of de gedichten sterk op elkaar: de zinsstructuur is bijna overal gelijk, wat van gedicht tot gedicht wisselt is vaak alleen een kernwoord. Hierdoor ontstaat een grote ritmische regelmaat, alsof je in een trein zit en het gebonk van de wielen op de rails hoort. Of een mantra beluistert, waarin eindeloos de zelfde woorden worden herhaald. Monotoon, maar met een hypnotisch effect. De beweeglijke wereld, met zijn eindeloze veranderingen en variaties, wordt in een strak schema geperst, een strikte formule, die toch, juist door de kleine wijzigingen in de uitwerking van de formule, suggestieve, haast metafysische betekenis suggereert. In zijn nawoord bij zijn boek zegt Monastyrski dat hij, toen hij in 1976 Poëtische wereld schreef, geen soortgelijke voorbeelden wist in de poëzie en minimal music alleen van horen zeggen kende (pas veel later begon hij daar systematisch naar te luisteren), maar het is duidelijk dat er een grote overeenkomst bestaat tussen zijn poëzie en de muziek van componisten als Philip Glass, Steve Reich en Terry Riley.
De eerste tweehonderd gedichten in Poëtische wereld zijn samengebracht onder de titel ‘Alles in beweging’. Het centrale woord van elk gedicht is een bijvoeglijk naamwoord, dat op verschillende manieren wordt gebruikt: bijwoord, vergrotende trap, substantivering et cetera. Ik geef een vertaling van de eerste twintig gedichten.
het was geluidloos
alles was geluidloos
geluidloos was het overal
geluidlozer was het nooit
overal geluidloos
alles werd geluidloos
het was zacht
alles was zacht
zachtheid was overal
zachter was het nooit
overal zacht
alles werd zacht
het was nieuw
alles was nieuw
nieuw was het overal
nieuwer was het nooit
overal nieuw
alles werd nieuw
het was vrij
alles was vrij
vrij was het overal
vrijer was het nooit
overal vrij
alles werd vrij
het was goed
alles was goed
goed was het overal
beter was het nooit
overal goed
alles werd goed
het was hoog
alles was hoog
hoog was het overal
hoger was het nooit
overal hoog
alles werd hoog
het was dichtbij
alles was dichtbij
dichtbijheid was overal
dichterbij was het nooit
overal het dichtbije
alles werd dichtbij
het was hoorbaar
alles was hoorbaar
hoorbaar was het overal
hoorbaarder was het nooit
overal hoorbaar
alles werd hoorbaar
het was zichtbaar
alles was zichtbaar
zichtbaar was het overal
zichtbaarder was het nooit
overal zichtbaar
alles werd zichtbaar
het was vreugdevol
alles was vreugdevol
vreugde was er overal
vreugdevoller was het nooit
overal vreugde
alles werd vreugdevol
het was gemakkelijk
alles was gemakkelijk
gemakkelijk was het overal
gemakkelijker was het nooit
overal gemakkelijk
alles werd gemakkelijk
het was onvergetelijk
alles was onvergetelijk
onvergetelijk was het overal
onvergetelijker was het nooit
overal onvergetelijk
alles werd onvergetelijk
het was rustig
alles was rustig
rustig was het overal
rustiger was het nooit
overal rustig
alles werd rustig
het was aanhoudend
alles was aanhoudend
aanhoudend was het overal
aanhoudender was het nooit
overal aanhoudend
alles werd aanhoudend
het was stil
alles was stil
stil was het overal
stiller was het nooit
overal stil
alles werd stil
het was aangenaam
alles was aangenaam
aangenaam was het overal
aangenamer was het nooit
overal aangenaam
alles werd aangenaam
het was eenvoudig
alles was eenvoudig
eenvoudig was het overal
eenvoudiger was het nooit
overal eenvoudig
alles werd eenvoudig
het was lief
alles was lief
lief was het overal
liever was het nooit
overal lief
alles werd lief
het was heerlijk
alles was heerlijk
heerlijk was het overal
heerlijker was het nooit
overal heerlijk
alles werd heerlijk
het was teder
alles was teder
teder was het overal
tederder was het nooit
overal teder
alles werd teder
Verder vertalen heeft, althans voor een tijdschriftpublicatie, niet zoveel zin, maar de lijst van ‘hoofdwoorden’ wil ik de lezer toch niet onthouden. Deze is als volgt:
voortreffelijk, verbazingwekkend, vrolijk, interessant, vreemd, mogelijk, duidelijk, licht, helder, verblindend, onverdraaglijk, pijnlijk, onvermoeibaar, rusteloos, zwaar, bewolkt, dicht, veel, vol, stevig, benauwd, gedempt, dof, hard, gezwollen, rond, bolvormig, concreet, groot, klein, oneindig, uitpuilend, mollig, verdwenen, verbleekt, winderig, afgewaaid, meegevoerd, verstrooid, neergegooid, uiteengeworpen, verschrikkelijk, verloren, flets, bitter, wreed, leeg, gelijkmatig, plat, vervelend, gelijkvormig, herhaalbaar, eentonig, lang, uitgestrekt, vloeiend, monotoon, ritmisch, doelloos, gedachteloos, gevoelloos, lichaamloos, licht, helder, verblindend, onverdraaglijk, pijnlijk, grof, onregelmatig, heterogeen, onbedaarlijk, flonkerend, klinkend, dreunend, geblakerd, stekelig, doordringend, giftig, huilerig, hobbelig, fluitend, ondiep, gonzend, versnipperd, schril, springerig, krijsend, bang, schreeuwend, hysterisch, verdovend, angstig, trillend, verwoest, gillend, vlucht, brandend, vreselijk, vurig, afgrijselijk, vertroebeld, vuurrood, rokerig, onbeweeglijk, eenzaam, droevig, mistig, droefgeestig, nevelig, dood, verwaarloosd, droog, stoffig, verlaten, onvindbaar, levenloos, onnodig, onberijdbaar, onzinnig, onverzadigbaar, zanderig, vermoeiend, heuvelachtig, zangerig, harmonieus, hemels, overeenstemmend, zoet, zorgeloos, gelukkig, bekoorlijk, tijdloos, schitterend, zuiver, ongerept, goddelijk, zondeloos, oprecht, licht, glanzend, helder, verblindend, onbeschrijflijk, onoverwinnelijk, onzichtbaar, abstract, vastgelegd, gelijktijdig, opeenvolgend, achtereenvolgens, identiek, bepaald, hersteld, bevrijd, primair, gedenkwaardig, ideaal, onvervreemdbaar, betekenisvol, effectief, gemeenschappelijk, bevestigend, getrouw, onvoorwaardelijk, logisch, objectief, fundamenteel, opgeruimd, ongebruikelijk, noodzakelijk, onvergetelijk, onstuitbaar, fragmentair, zwart, rood, blauw, wit, licht.
Zwartgedrukt staan de woorden waarmee vaker dan eenmaal een gedicht wordt gevormd. ‘Licht’ fungeert zelfs vier keer als hoofdwoord. Dit gebeurt natuurlijk niet omdat Monastyrski geen andere bijvoeglijke naamwoorden meer zou weten, maar om het minimalistische van het minimale nog te benadrukken. De gedichten waarin hetzelfde hoofdwoord vaker optreedt zijn niet identiek, maar bevatten – zeer geringe – variaties. Ook is er één zelfstandig naamwoord, ‘vlucht’ en één bijwoord, ‘achtereenvolgens’ in geslopen (beide cursief gedrukt). Het laatste gedicht van de eerste afdeling luidt:
De volgende cycli in Poëtische wereld hebben als titels ‘Er gebeurt niets’ (201-400), ‘Precies zoals overal’ (401-600), ‘Alles bijeengenomen’ (601-800) en ‘Op een andere manier’ (801-1000). De aanvulling bij de vijfde cyclus uit 2001 telt om de een of andere reden niet 200, maar 201 gedichten, die allemaal dezelfde structuur hebben als de gedichten in de vijfde cyclus. Ook uit deze vijfde cyclus nog een citaat:
En uit de ‘Aanvulling’:
De laatste gedichten van de ‘Aanvulling’ worden korter en onduidelijker: bij Poëtische wereld zegt Monastyrski dat zijn boek er niet is om te lezen, maar voor de ‘byvanie’. Dat woord staat niet in de Russische woordenboeken, maar kan misschien het beste worden vertaald als ‘het er zijn’. De tekst moet er zijn, maar hoeft niet per se te worden gelezen. Het boek kan in gedeelten worden gelezen, maar kan er ook ‘soms zijn’ in de hoedanigheid van een stemming. Met andere woorden: het is, zoals het past bij een conceptueel kunstwerk, geheel aan de lezer wat hij met de tekst doet: lezen of niet lezen, je stemming ermee opkrikken of erdoor laten bederven, waarderen of bespotten. Het belangrijkste is dat Monastyrski’s Poëtische wereld is gepubliceerd, waarmee een lacune in de geschiedenis van het Russische conceptualisme, die lang heeft bestaan, uiteindelijk is opgevuld.