Paul Beers



Opkomst en neergang van Gombrowicz in Nederland


Ik wil mijn voordracht1 hier in Kraków opdragen aan de nagedachtenis van mijn collega Gerard Rasch, vooraanstaand vertaler van Poolse literatuur in Nederland, die een week geleden op 57-jarige leeftijd stierf. Hij vertaalde het Verzameld Werk van Bruno Schulz, proza van onder anderen Miłosz, Szczypiorski en Kapuściński, en omvangrijke bloemlezingen van de poëzie van Zbigniew Herbert, Wisława Szymborska en zeer onlangs Czesław Miłosz. In 1997 ontving hij de Martinus Nijhoffprijs, de meest prestigieuze literaire vertaalprijs in Nederland.

De titel van mijn voordracht is niet erg optimistisch, zelfs een beetje provocerend, zeker in deze aula, maar als zodanig geheel in lijn met de auteur zelf. Ik geef u het laatste nieuws: pas twee maanden terug deelde de Nederlandse uitgever van Gombrowicz’ werk gedurende vele, vele jaren mij mee dat de laatste vijftig exemplaren van het Dagboek in één prachtige band (ik laat u alle boeken zien) voor de helft van de prijs via internet zouden worden verkocht. Dit betekent dat op het moment geen enkel boek van Gombrowicz meer verkrijgbaar is in de Nederlandse boekhandels. Drie jaar geleden al vertelde de uitgever me dat grote aantallen van Alle verhalen, De beheksten en Pornografie zouden worden ‘verramsjt’, dat wil zeggen goedkoop weggedaan. Twee jaar geleden gold hetzelfde voor zelfs de paperback van Ferdydurke, en jaren ervoor voor de paperback van Kosmos.

Zoals u ziet: alle boeken van Gombrowicz werden in Nederland vertaald, ook de nog niet genoemde, en niet in de laatste paar jaren maar reeds in de jaren zestig en zeventig. De vertaler van al deze boeken, die hier voor u staat, is nu ook tussen de zestig en zeventig, maar toen hij Gombrowicz vertaalde tussen de dertig en veertig jaar oud. Niettemin was hij niet de eerste die deze auteur in Nederland vertaalde. Want de naam en faam van Gombrowicz bereikten ons land al in 1959, toen de criticus Elisabeth du Perron-de Roos – de vrouw van een vooraanstaande schrijver in het interbellum – voor Het Parool een lang en lovend artikel schreef, getiteld ‘Poolse roman Ferdydurke in Franse vertaling’. Drie jaar later verscheen het boek in het Nederlands, en werd het besproken door de meest vooraanstaande critici. In 1963 was Elisabeth de Roos opnieuw de eerste die de Franse vertaling van Pornografia besprak, en een jaar later al recenseerden enkelen van dezelfde critici de Nederlandse vertaling – op hetzelfde moment dat wie anders dan Elisabeth de Roos zich boog over Gombrowicz’ Journal 1953-1956, ook ditmaal weer in Het Parool.

Toen kwam in 1965 het moment dat ik – nu citeer ik Ferdydurke – ‘de Rubicon van de onvermijdelijke dertigjarigheid had overschreden.’ Ik ontdekte op een kritiek moment in mijn leven de Duitse, ingekorte pocketversie van het Tagebuch 1953-1956 en het raakte me zo diep dat ik dit boek beslist wilde vertalen, een boek van zo grote authenticiteit, originaliteit, diepgang, afwisseling, en veel buitenlucht, zeelucht. Geen bibliotheek, geen wetenschap, geen epistèmè – een man naar mijn hart. Het jaar ervoor was ik na mijn filosofiestudie boeken gaan vertalen van Sartre, Jaspers en Fromm, ik hield niet erg van die boeken, Sartre en Jaspers waren ook knap moeilijk voor een beginnend vertaler, en wat je ermee verdiende was te schaamteloos voor woorden.


Maar toen! ‘de schok der herkenning’ – om een boektitel te citeren van de bekende criticus Gomperts, die Gombrowicz eveneens besprak en hem ‘een bizarre geest van de eerste rang’ noemde. Ik vertaalde op de gok het eerste hoofdstuk van het Dagboek en bood de vertaling aan de twee verschillende uitgevers aan die respectievelijk Ferdydurke en De pornografie hadden gepubliceerd. De eerste, Moussault, was geïnteresseerd, en omdat deze grote problemen had gehad met de vertaling van Ferdydurke – uiteindelijk het werk van drie vertalers, de eerste uit het Pools, de tweede corrigerend uit het Duits, de derde het Nederlands redigerend – schreef hij Gombrowicz en vroeg hem toestemming zijn Dagboek niet uit het Pools te laten vertalen, maar uit de Duitse en Franse edities. Gombrowicz antwoordde: ‘Ik geef de voorkeur aan een goede Nederlandse vertaling van mijn werk uit het Duits en Frans boven een middelmatige uit het Pools.’

En zo begon de lange reeks publicaties van zijn werk in Nederland, waarvan de meeste zeer positief in kranten en weekbladen werden besproken. In 1967 verscheen mijn eerste vertaling: Uit het dagboek van Witold Gombrowicz, die ik hem zelf in Vence tijdens mijn zomervakantie kon aanbieden. Na het interview dat ik met hem hield schreef hij in mijn exemplaar: ‘A P. B. qui me torture avec ses questions. Très amicalement, Witold Gombrowicz.’ Rita Gombrowicz troostte me nadien met haar jarenlange vriendschap. Ik was toen eenendertig, zij tweeëndertig jaar.

In hetzelfde jaar 1967 vond er een zeer succesvolle opvoering plaats van Yvonne, net als Het huwelijk een jaar later vertaald door ervaren en reeds welbekende vertalers. In 1968 verscheen mijn vertaling van Kosmos, in 1969 vijf van de tien verhalen onder de titel Met voorbedachten rade, in 1970 de Gesprekken met Dominique de Roux, in 1971 de andere vijf verhalen onder de titel De rat. En in 1972 – samen met een herdruk van Ferdydurke – het Dagboek Parijs-Berlijn dat, net als in Frankrijk en Duitsland, als een apart boek werd uitgegeven; wat een genot opnieuw honderd pagina’s te kunnen vertalen van dat sprankelende, controversiële boek! Binnen tien jaar kon het Nederlandse publiek een groot deel van zijn werk lezen en zijn toneelstukken zien.

Maar nu iets over de manier waarop deze boeken werden uitgegeven. Ferdydurke en de twee uittreksels uit het Dagboek werden als paperback uitgegeven door Moussault, De pornografie en Kosmos door Polak & Van Gennep, eveneens als paperback. Maar vervolgens gingen Polak en Van Gennep uit elkaar en de vermogende bibliofiel Johan Polak zette zijn uitgeverij voort onder de naam Athenaeum-Polak & Van Gennep. Dit is dermate verwarrend dat ik voortaan alleen van Athenaeum zal spreken. Johan Polak verwierf de rechten voor het gehele werk van Gombrowicz, inclusief de boeken van Moussault nadat deze uitgeverij was opgeheven. Polak wenste alleen beroemde klassieke of bijna klassieke auteurs uit te geven, in fraai gebonden boeken. Het resultaat was dat de twee kleine witte boekjes met elk vijf verhalen (omvang 135 pagina’s) tweemaal zo duur waren als een paperback van 250 pagina’s. En dat was rampzalig. Veel boekhandels kochten deze boekjes niet eens in, uit vrees ze nooit te zullen verkopen. Gombrowicz was nu definitief een schrijver voor de upper-ten geworden, upper-hundred, oké, maar verloren voor een- of tweeduizend lezers. Ik ben ervan overtuigd dat Gombrowicz nooit een schrijver voor een algemeen lezerspubliek zal worden, hij is stellig een writers’s writer, maar ook een student’s writer. Bijna al zijn fans in Nederland ontdekten hem toen ze twintigers waren, en wanneer ik van tijd tot tijd door een nieuwe bewonderaar word benaderd is het een jeugdig persoon. Jonge mensen, of laten we zeggen de intellectuelen onder hen, hebben niet veel geld, en Gombrowicz had beschikbaar moeten zijn in normaal geprijsde uitgaven. Zeker, ook de paperbacks liepen traag, maar ten slotte werden ze verkocht. De gebonden edities van Athenaeum waren te prijzig voor jonge mensen.

In 1973 verscheen het Toneel, gebonden én als paperback, alle drie de stukken, dus ook Operette, nu in mijn vertaling, een grote daad van Polak, want toneelstukken worden nauwelijks verkocht. Eveneens in 1973 wijdde literair magazine SOMA zijn laatste nummer aan Gombrowicz. Ik werd aangezocht als gastredacteur en slaagde erin zo’n omvangrijk nummer te maken dat de lijm het amper bij elkaar kon houden. Dit succes kreeg een staartje, want SOMA werd een jaar later vervangen door een nieuw tijdschrift, De Revisor (1974), en mij werd gevraagd redacteur/secretaris te worden. Omdat De Revisor algauw een prominente plaats veroverde te midden van de literaire tijdschriften en velen van de talentvolste jonge schrijvers aantrok, had ik alle kans Gombrowicz te promoten; naast hem ook Marian Pankowski, die ik in Brussel had geïnterviewd voor het Gombrowicz-nummer van SOMA en van wie ik de roman Matuga, de novelle Beukenootje en al zijn verhalen vertaalde voor tal van literaire tijdschriften en twee verhalenbundels.

Na 1973 vertraagde het tempo van de vertalingen. Het meeste werk was gedaan. Restten alleen Trans-Atlantisch en het complete Dagboek. De Revisor publiceerde fragmenten uit het Dagboek over Bruno Schulz, literaire kritiek en Dante, en de getuigenissen over Gombrowicz als persoon door Alejandro Rússovich en Rita Gombrowicz. Ik vertaalde Transt-Atlantyk nog voor de Franse vertaling verschenen was, dus enkel op basis van het Duits. Ik moet vrezen dat ik veel vergissingen heb gemaakt bij dit boek, dat het meest Poolse van allemaal is en vol Poolse woordspelingen moet zitten, zoals Marian Pankowski in zijn nawoord zegt. In 1977 verscheen de vertaling, samen met een herdruk van Kosmos, natuurlijk niet als paperback maar – ik herhaal – als the Bold and the Beautiful. In dat jaar ook begon ik met de integrale vertaling van Dziennik I. Ik herzag (‘revisored’) de gedeeltes van mijn vertaling van tien jaar eerder volledig en wilde verder gaan – toen Johan Polak, dat wil zeggen Athenaeum, me mededeelde dat de herdruk van Ferdydurke was uitverkocht, dat hij niet van plan was de oude vertaling te herdrukken en dat ik een nieuwe diende te maken. Het idee stond me niet aan, ik vond het ‘ouwe koek’, Ferdydurke had in Nederland en elders zijn weg gevonden, ik bewonderde boven alles het Dagboek en daarna zou ik achter het vertalen van Gombrowicz een punt zetten.

Maar het ging anders. Nadat Polak met al zijn vleierijen tot driemaal toe druk op me had uitgeoefend en ik niet zonder moeite driemaal had geweigerd, vroeg hij me ten slotte de oude vertaling te herzien. Ik kon niet meer weigeren, toog aan het werk en… ontdekte zoveel ontoelaatbaars dat ik onmiddellijk op 2 januari 1979 aan de nieuwe vertaling begon, midden in een zeer koude winter, en deze negen maanden later – ja, het was een bevalling – voltooide. Hoe teleurstellend dat het boek niet al in het voorjaar van 1980 verscheen, maar pas in mei 1981, en ondanks mijn dringend verzoek niet als paperback maar alleen als zeer prijzig gebonden boek. Wel verscheen het tezamen met Gombrowicziana, een zogenaamd Revisor-boek dat, min of meer als het SOMA-nummer van 1972/3, een aantal nieuwe essays bevatte, het grote essay van Miłosz ‘Man a God or Man a Wolf?’ en de beschouwingen van Schulz en Gombrowicz over elkaars werk. Ikzelf schreef voor het eerst over het probleem Gombrowicz te vertalen vanuit de Duitse en Franse edities, maar ik toonde eveneens aan welke fouten ik met name in de Duitse vertalingen had ontdekt en hoe vruchtbaar het kan zijn twee vertalingen te vergelijken.

Nu dreig ik het ‘tussendoortje’ te vergeten dat Gombrowicz zelf in zijn Gesprekken met de Roux niet eens noemde, De beheksten, maar dat mij erg beviel. Ik had zelfs een vriend die Gombrowicz verafschuwde, maar alleen dit boek op prijs stelde. Ditmaal vertaalde ik uitsluitend op basis van de Franse editie, die als eerste verscheen, en het was een genoegen voor het eerst een boek te vertalen dat niet moeilijk was en toch de moeite waard. Ik had het geluk dat het beste ochtendblad, de Volkskrant, het boek in 1981 als feuilleton publiceerde, net als de Franse Le Monde in 1977 en later de Duitse Frankfurter Allgemeine Zeitung in 1987. Als boek werd De beheksten pas uitgegeven in 1990, inclusief het slot, dat was kwijtgeraakt maar teruggevonden en gepubliceerd in de Duitse uitgave.

Maar nu heb ik het jaar 1986 overgeslagen. Toen verscheen ten slotte het complete Dagboek 1953-1969, met een grote presentatie in De Balie te Amsterdam, in aanwezigheid van Rita Gombrowicz, met verschillende sprekers en filmfragmenten en een speciaal nummer van De Revisor. Alle vooraanstaande kranten en weekbladen schonken ruime aandacht aan het fraai gebonden boek van meer dan negenhonderd pagina’s. Het werd tamelijk goed verkocht, elk jaar verminderde de voorraad, totdat dus onlangs de laatste vijftig exemplaren voor de halve prijs werden aangeboden. Kijken we naar de namen van de uitgevers van het Dagboek, dan zien we niet alleen Athenaeum staan, maar ook Ambo. De situatie van Athenaeum was op dat moment zo kritiek dat het Dagboek in feite door een andere uitgeverij werd geproduceerd, en dat was het Ambo van Ivo Gay, dat een jaar later de tweede herdruk van Kosmos uitgaf als goedkope paperback. Toen in 1987 Athenaeum zo goed als bankroet was, besloot de curator plotseling tot een herdruk van De pornografie als pocket voor een absurd lage prijs, een derde van de gebonden editie, in de hoop – denk ik – dat velen het boek vanwege de titel zouden kopen. Ik hoor de tanden knarsen, terwijl men vergeefs uitziet naar de beloofde opwinding. Niettemin, op dat moment bereikte De pornografie, net als Ferdydurke en Kosmos, de derde druk.

In 1988 nam de jonge, ondernemende boekhandelaar Ad ten Bosch het fonds van Athenaeum over en ging verder met Gombrowicz. En hoe! In 1989 gaf hij Alle verhalen uit in één deel. De vertaling werd opnieuw herzien en gecompleteerd met de zeer korte verhalen in de Duitse uitgave van het verzameld werk. In 1990 verscheen de boekuitgave van De beheksten – beide boeken als paperback én gebonden. Maar één ding was hetzelfde gebleven – mogelijk een aan Johan Polak gedane belofte: de paperbacks hadden de prijs van een gewoon gebonden boek en de gebonden boeken leken bedoeld voor rijke bibliofielen. – Dat gold niet voor Ferdydurke. In 1992 kwam het nieuwe Athenaeum (Johan Polak was in 1992 overleden) met een paperback van Ferdydurke, maar de eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat de verkoop ook van deze uitgave teleurstellend was. Toch was dat nog niet het einde. Aangestoken door het enthousiasme van de nieuwe directeur durfde ik hem te vragen of ik een nieuwe vertaling van De pornografie mocht maken. De eerdere was inmiddels dertig jaar oud, dus ook de vertaling was ‘de onvermijdelijke Rubicon’ overgegaan en deze roman, mijn favoriet onder Gombrowicz’ romans, was het enige boek van hem dat ik niet had vertaald. De uitgever ging akkoord en deels op basis van de oude vertaling, zoals ik in mijn Verantwoording schreef, verscheen Pornografie, nu zonder lidwoord, in 1994.

Nu, tien jaar later, moet ik toegeven dat Gombrowicz voor een algemeen publiek dood is in Nederland. Geen enkele boekhandel, zelfs de beste niet, heeft meer een boek van hem in huis. De tweedehandsboekwinkels nog wel. Maar elk jaar is er wel weer een jonge man of vrouw die zijn werk ontdekt, contact met me zoekt en getuigt van groot enthousiasme. Een Rotterdamse toneelmaker en een Vlaamse actrice maakten meerdere voorstellingen gebaseerd op zijn werk; het studententheater speelt van tijd tot tijd Yvonne; een beeldhouwster/schrijfster maakte een mooie buste van Gombrowicz die nu op Rita’s bureau staat; al in 1972 maakte een schilder van mijn leeftijd vier zeefdrukken, gebaseerd op Gombrowicz’ werk, die nu in mijn werkkamer hangen; en twee indertijd jonge filmmakers kozen in de jaren zeventig als onderwerp voor hun eerste korte films respectievelijk het verhaal De danser van Mr. Kraykowski en Moord met voorbedachten rade. Ja, de jaren zeventig waren het decennium waarin Gombrowicz een grote naam was in de Hollandse culturele wereld en menig kunstenaar inspireerde. Iets van die atmosfeer terug te voelen is een van de redenen waarom ik besloot naar Kraków te komen en Polen voor het eerst te bezoeken. Want de vertaler te zijn van een van de grote moderne Poole schrijvers zonder diens taal te kunnen spreken heeft iets ongemakkelijks. Neemt u me niet kwalijk, ik wist in 1965 niet dat de schok der herkenning zo ver zou gaan.




1 Voordracht, gehouden te Kraków op 22 maart 2004 ter gelegenheid van Witold Gombrowicz’ honderdste geboortejaar, opnieuw uitgesproken op het symposium te Amsterdam op 4 mei 2005.




<   

TSL 55

   >