< TSL 8 – REDACTIONEEL >
Dankzij de glasnost en perestrojka in de Sovjetunie voltrekt zich daar de laatste
jaren een enorme ‘inhaalmanoeuvre’ op het gebied van de literatuur. Talrijke werken
die vroeger verboden waren worden nu weer, of soms voor het eerst, gedrukt en
komen eindelijk ter beschikking van de Russische lezer. Die inhaalmanoeuvre laat
natuurlijk ook zijn sporen na in TSL. We publiceren in dit nummer ‘vergeten’ literatuur
uit de begintijd van de Sovjetunie: dramatisch werk van de ‘Oberioet’ Aleksander
Vvedenski (1904-1941) en een tweetal verhalen van Leonid Dobytsjin
(1896-1936), een tot voor kort ook in het Westen volstrekt onbekend, zeer fijnzinnig
prozaïst. Van Dobytsjin verschijnt begin volgend jaar de roman De stad N bij
uitgeverij Wereldbibliotheek.
Met vertalingen van gedichten van Michail Lomonosov (1711-1765) en Gavriil
Derzjavin (17 43-1816) gaan we nog verder terug in de Russische literatuur, en wel
naar de periode van het klassicisme, voor de Nederlandse lezer nagenoeg terra incognita.
De hoogst interessante Vladimir Petsjerin vertegenwoordigt de negentiende
eeuw, maar met Brodski ‘s ‘Litouws divertimento’ brengen we ook iets recents.
Dat laatste geldt ook voor de twee andere Slavische literaturen waaraan in dit
nummer aandacht wordt besteed. Kees Mercks bespreekt een aantal problemen
waarmee hij te maken kreeg bij het vertalen van Bohumil Hrabal en presenteert een
fragment van een nieuw boek van deze terecht steeds bekender wordende Tsjechische
auteur. Wat de Servokroatische literatuur betreft is er een introductie in het
werk van de hedendaagse romanschrijver Ivan Aralica.
Oktober 1990
< TSL 8 >