Jan PoĊ‚kowski


Gedichten



Uit: Haal diep adem ( 1981)


CAPITULATIE AAN HET OOSTFRONT

Een vrouw die tegen een boom leunt, april, luiers
van bekendmakingen.
Een leeg hemd wappert,
een lege buik.
Een vrouw, de schouders tegen een boom.
Rose, weerloze
handen, week van de zeep.

Een gebogen vrouw,
op de arm een mand torsend,
met lamneerhangende, door scherven
van de zon aan flarden gerukte
kleertjes (van de overwinnaars).


* * *

Het vuur kruipt over je (de dag
steeds korter),
dennenlucht,meidoorns, schapen draaien
om de rode zon.

De stroomis weer uitgeschakeld, donker
in het oude houten huis.
De bossen wandelen.
(Koele bron van liefde.)
De lichamen wachten.

Zoruikt het woord altijd.
Zo klinkt het woord nooit.


BLOEDENDE BORSTEN

Een zogende vrouw. Vogels. (Heb je
honger?)
Een grijze troep, stad, wagens lucht
klapperen. (Eet,aarde.)
De helft van het brood voor mij, de helft voor jullie,
doodbrengende vleugels.


HELP ONS, HEER

Hij sprak toen in alle talen van de wereld
(de woorden kwamen allen bekend voor),
door het gedrang en lawaai kon men echter
de door hemvertelde geschiedenis niet alleen
niet onthouden, maar ook niet begrijpen.

Later herinnerde ieder zich iets anders,
bepaalde flarden, fragmenten:
dieren die het zeeoppervlak vertrappend
weggingen van de aarde, ijsschotsen nuttigende volkeren,
vrouwen met as in de borst, lichte appelbomen
boven een brandende grijsaard,
een god die politieschoenen waste.


Intussen omvatte het duister hemel
en aarde.
In verlaten stadions speelde de wind
met flessen, worstelde
met verschroeide kranten.


***

De wereld is alleen lucht,
lichtende, losse, doorzichtige dingen,
klapperende adem, waardoor ik
de tijd zie.

En meer materieel is de gedachte
(aan sporen in de sneeuw, de lucht
van platgetrapt gras, een blad gevangen
in de vuist van de wind).

Tastbaarder is het klankloze
woord,
dan hout, muur, lichaam - de onzichtbare
getuige van het paradijs.


Uit: Vuur (1983)

CEL 1209

Buiten dit ogenblik ervaar je nooit meer het geluk,
Verleden en toekomst komen samen in deze spanne
van de door prikkeldraad bekraste hemel.
In deze plotselinge kreet zijn de tijd,
de einder en het lichaam opengegaan.
Dit is een prachtig naakte en onmerkbare volheid.
Nooit meer (het gaat voorbij ik weet het)
alles (het gaat voorbij), alles in dit ogenblik
waarin (je vergat te leven).


***

Hebt u me nodig? Grote
Verradene?
Ik ben hier, in de vuile laagte, onder het kabaal
van de kleine handelaren, onbeholpen dieven
en wrede politiemannen.
Over de mensenas stappend sloeg ik U in het Gezicht
Je hebt me niet verlaten, minachting,
je hebt me niet verlaten, haat.
Ik ben tot je gekomen, onmenselijke taal van de toekomst.


***

Bij ons blijven de angst en de lach,
en de zwakke, liefdeloze horizon, nauwer wordend
als een huid die niemand meer in zich
wil sluiten.
We zullen leven, zuster gras,
als stof staand in de zon, na het instorten
van de laatste muur
van het huis.


***

Een mens spreekt,
spreekt alsofhemalleen horen:
water en land,
horizon en kosmos,
licht en donker.
Spreekt alsofHij, de handen gedompeld
in klei, de mens nog maar net
schept
(die Hem zal aanhoren).


***

Schrijf niets. Laat anderen praten,
en ook zal zouden ze nooit de woorden gebruiken:
revolutie, vrijheid,waardigheid, vernedering.
Ook al zouden hun tongen alleen vlees zijn
en geen citers, fresco's of zwaarden, laat
ze maarpraten. Laat het bloed vloeien,
het vuur woeden, laat de stam van de els dik worden,
laat het water en de vruchten zwerven.
Houd het hart niet tegen,
laat het drinken en luisteren.


Uit: Nieuwe gedichten

NOLI ME TANGERE

Het gebaar van de Ionische zuil dat u Uw gezicht teruggeeft,
het gebaar van het gracieuze vuur dat bladzij voor bladzij
het boek der geslachten aan U afstaat,
het ovaal van de marmeren borst, het ovaal van de zwangere buik van de gevangene
die U het stenen alfabet van de mensheid schenkt,
het onaanraakbaar wit van het hemd van de gevangene (Goya, '3 mei
De terechtstelling van de Madrileense opstandelingen') dat
de wereld in kleurfonteinen kleedt,
het donker gezang van de psalmist,
de vochtige smaak van het distichon - het onvergankelijk lemmet
dat U splijt
in goed en kwaad.


Vertaling Gerard Rasch




<

TSL 7

>