Eduard Venjaminovitsj Limonov werd in 1943
te Dzerzjinsk in het district Gorki geboren. Zijn
vader was officier bij de MVD (Binnenlandse
Veiligheidsdienst) en afkomstig uit de Oekraine,
zijn moeder had een hogere opleiding en
stamde uit een Tataarse familie. Na een voorbeeldige
jeugd, gedurende welke de jonge Eduard
een modelleerling was en functies vervulde
binnen de jeugdorganisatie, zag hij in dat zijn
gezagsgetrouwe houding hem van weinig nut
was. Het halfcriminele milieu van de industriestad
Charkov stelde immers heel andere eisen
aan hemdan de school en de partij.
Er voltrok zich een scherpe wending in zijn
leven en binnen korte tijd had hij een reputatie
opgebouwd als jeugdig delinquent, met roof,
inbraak en illegale wapenhandel als specialiteiten.
Hij sneed echter de banden met zijn vroegere
leven nog niet helemaal door, hetgeen tot
uiting kwam in zijn carrière als dichter, een carrière
die grotendeels parallel liep met zijn activiteiten
als lid van allerleijeugdbendes.
Na een periode van allerlei afgebroken opleidingen
en baantjes besloot Limonov zich geheel
aan de poëzie te wijden. Hij slaagde erin door te
dringen tot het kunstenaarsmilieu van Charkov
door een verhouding te beginnen met Anna Rubinstein,
een vrouw die binnen dit milieu als
een soort spil fungeerde. Limonov had als dichter
veel succes en reeds na korte tijd, we schrijven
1967, was Charkov te klein voor hem geworden.
Hij verhuisde naar Moskou waar hij
opnieuw snel beroemd werd. Zijn verhouding
met Anna liep ten einde en hij begon een relatie
met Jelena Kozlova, een dichteres uit Moskou.
Toen de auteur in 1973 opnieuw met de justitie
in aanraking kwam, kreeg hij de kans om
de Sovjetunie te verlaten tijdens een campagne tegen, zoals hij zelf stelde 'antisociale elementen
en onruststokers'.
Na enkele omzwervingen door Europa vestigde
hij zich in 1974 in New York. Aanvankelijk
leek Limonov de overgang naar de westerse
samenleving goed te doorstaan, maar na het
vastlopen van zijn huwelijk met Jelena ging het
snel bergafwaarts. Hij kwam aan de zelfkant
van de samenleving terecht en begon te drinken.
Pas na enkele jaren slaagde hij erin weer enige
greep op zijn leven te krijgen en begon hij weer
te schrijven. Dit keer was het voornamelijk proza.
Maar hij ondervond veel problemen om zijn
werk gepubliceerd te krijgen en na talloze mislukte
pogingen besloot hij in 1980 naar Parijs te
verhuizen, waar hij sindsdien woont.
Hoewel Eduard Limonov in de Sovjetunie
reeds veel succes oogstte als dichter, zij het niet
officieel, heeft hij zich vooral na zijn vestiging
in Frankrijk ontpopt als een geslaagd en productief
schrijver. Naast romans publiceert hij
korte verhalen, essays en uiteraard poezie. Bovendien
wordt zijn werk in vele talen vertaald.
Limonov heeft, tot op heden, een viertal autobiografische
romans geschreven. In deze romans
geeft hij een beeld van zijn ontwikkeling als
mens en schrijver, van zijn jeugd in Charkov tot
en met zijn verblijf in New York.
Als eerste verscheen in 1979 Etoja - Editsjka,
in het Nederlands verschenen onder de titel
De Russische dichter houdt van grote negers
(1981). In deze roman worden in de ik-vorm de
belevenissen van de hoofdpersoon Editsjka van
maart tot augustus 1976 beschreven. Deze ik-figuur
leeft in vervuilde hotels en verkeert duidelijk
in een ernstige crisis. Hij heeft geen vast
werk, zwerft over straat en leeft aan de zelfkant van de maatschappij. In zijn zwerftochten is hij
slechts naar één ding op zoek: liefde, onverschillig
van wie en in welke vorm. Via reeksen
flashbacks wordt duidelijk hoe hij in deze situatie
terecht is gekomen. Na zijn emigratie naar de
V.S. is zijn vrouw geleidelijk aan bezweken
voor de 'American way of life' met zijn vele
mogelijkheden op allerlei gebieden. Uiteindelijk
heeft zij hem verlaten en is hij alleen achtergebleven
in een hem vijandige omgeving. Van
zijn vroegere status als dichter is niets overgebleven.
Woedend en verbitterd zwerft hij rond,
stort zich in de meest uiteenlopende relaties, terwijl
hij probeert weer wat greep op zijn leven te
krijgen. Dit lukt pas aan het einde van de roman,
wanneer hij zich is gaan realiseren dat zijn
ex-vrouw evenzeer een slachtoffer van de emigratie
is als hijzelf. Hij slaagt er dan ook in zich
min of meer te verzoenen met zijn nieuwe omgeving,
waardoor hij over 'zijn' New York kan
spreken.
De roman Eto ja - Editsjka veroorzaakte
zeer veel beroering, vooral in Russische emigrantenkringen,
door de openlijke beschrijving
van sex en geweld, het bijzonder grove taalgebruik
en de dubieuze politieke uitspraken van
de hoofdpersoon.
In 1982 verscheen Limonovs tweede prozawerk
met een sterk autobiografische inslag,
Dnevnik neoedatsjnika ('Het dagboek van een
mislukkeling'). De periode die in deze roman
beschreven wordt loopt van het begin van 1977
tot het najaar van 1978. Ook dit werk speelt
zich af in de Verenigde Staten en toont opnieuw
de fysieke en psychische wanorde die de emigratie
bij de hoofdpersoon heeft aangericht. De
roman heeft een afwijkende opbouw en kan experimenteel
worden genoemd. De vorm houdt
het midden tussen een dagboek, dat niet in
chronologische volgorde is bijgehouden, en een
notitieboekje. In een groot aantal kortere en langere
tekstfragmenten, 235 stuks, in lengte variërend
van enkele regels tot drie pagina's, schetst
de ik-verteller zijn belevenissen.
Door deze sterk verbrokkelde structuur is
het moeilijk om tot een afgeronde beschrijving
van de inhoud te komen. Centraal in dit werk
staan de twee relaties die de hoofdpersoon onderhoudt
met respectievelijk de 'huishoudster
van de miljonair' en de 'kale zangeres'. Hij bedriegt
voortdurend de een met de ander en het is dan ook niet verwonderlijk dat hij tenslotte alleen
achterblijft, zonderwerk en met zelfmoordplannen.
Hiernaast spelen de fantasieën van de
hoofdpersoon een belangrijke rol. Deze fantasieën
hebben betrekking op geweld, erotiek,
zijn nieuwe vaderland en zijn verleden.
Limonovs derde roman, die in 1983 verscheen,
is Podrostok Savenko, in het Nederlands
verschenen als Zelfportret van een bandiet
(1987). Dit werk speelt zich, in tegenstelling tot
de twee vorige, af in de Sovjetunie, en wel in
het Charkov van de late jaren vijftig. De hoofdpersoon
is de vijftienjarige Eddy, een jonge
misdadiger en dichter. Hij heeft zijn vriendin
Sveta beloofd haar mee uit te nemen ter gelegenheid
van de herdenking van de Oktoberrevolutie,
doch hiervoor heeft hij tweehonderdvijftig
roebel nodig. De kern van de roman
wordt gevormd door een tweedaagse speurtocht
door Charkov om het geld bijeen te krijgen.
Maar niemand kan hem het geld voorschieten,
zodat hij zijn plannen wijzigt en aan een dichtwedstrijd
meedoet. Hij wint weliswaar de eerste
prijs, maar zijn vreugde hierover wordt teniet
gedaan door het bedrog van zijn vriendin. Aan
het begin van de derde dag verlaat hij dan ook
vol bitterheid Charkov in het gezelschap van
een vriend.
Deze tweedaagse zwerftocht door Charkov
vormt de kapstok voor een lange reeks flashbacks,
die beschrijven hoe de hoofdpersoon
degene is geworden die hij in de novemberdagen
van 1958 is: een weerbarstige puber met
een criminele inslag. Hiernaast vormen de omzwervingen
van Eddy een dankbare aanleiding
voor de beschrijving van de sociale opbouw
van het Charkov uit die jaren en van een aantal
karakteristieke figuren uit het halfcriminele milieu
van die stad.
In 1986 verscheen de vierde autobiografische
roman, Molodoj negodjaj (De jonge
nietsnut'). Ook deze roman speelt zich af in
Charkov, ditmaal gedurende een etmaal in augustus
1967. De hoofdpersoon zwerft een dag
en een nacht lang met een wisselende groep
medekunstenaars en levensgenieters door de
stad, terwijl zij stevig drinken, iedereen provoceren
en eindeloos discussiëren. De groep
wordt doorlopend achtervolgd door Anna Rubinstein,
de vriendin van de hoofdpersoon, die
hem op het rechte pad probeert te houden en hem aan zijn verplichtingen herinnert. De
zwerftocht brengt de hoofdpersoon tot de overtuiging
dat hij naar Moskou moet verhuizen,
wil hij zich als dichter verder kunnen ontwikkelen.
Ook bij deze roman vormen de centrale gebeurtenissen
het uitgangspunt voor een reeks
flashbacks en beschrijvingen. Deze flashbacks
starten in 1962 en geven de ontwikkeling weer
van de hoofdpersoon van een kleine crimineel
tot een min of meer gerespecteerd dichter. De
katalysator van dit proces is Anna Rubinstein,
die door de hoofdpersoon net zo lang wordt
achtervolgd tot zij een verhouding met hem wil
beginnen. Binnen deze roman bieden de gebeurtenissen
van de augustusdagen in 1967 en
de flashbacks alle gelegenheid tot het geven van
een uitvoerige beschrijving van het artistieke
milieu van Charkov in de jaren zestig.
In Etoja - Editsjka is er sprake van een ik-verteller
die tegelijkertijd de hoofdfiguur is. Deze
hoofdfiguur is een gespleten persoonlijkheid.
Voor het oog van de wereld is hij een vloekende
en tierende dandy, die alles doet wat God en
de wet verbieden. Hij verkondigt omstreden politieke
meningen, houdt zich op aan de zelfkant
van de samenleving en besteedt veel aandacht
aan zijn kleding en zijn lichaam. Hij zal zich er
door niets en niemand onder laten krijgen. Aan
de andere kant staat de tot in het diepst van zijn
ziel gekwetste Russische dichter, wie door de
emigratie alle grond onder de voeten is weggeslagen.
Dit deel van de hoofdpersoon is slechts
op zoek naar tederheid en liefde, die hij in de
harde samenleving van New York niet vindt.
Het meedogenloze 'dat is jouw probleem' vat
misschien het beste samen waartegen de hoofdpersoon
zich verzet en waaronder hij lijdt.
Grosso modo is hetzelfde te zeggen van de
hoofpersoon in het experimentele Dnevnik neoedatsjnika.
Ook hier heeft deze duidelijk twee
kanten. Enerzijds is er de om zich heen schoppende
dichter, wiens enige doel het lijkt iedereen
zoveel mogelijk te choqueren en te schofferen,
waarbij geen zee hem te hoog lijkt te
gaan. Maar aan de andere kant komt in een
aantal tekstfragmenten ook weer de uitermate
kwetsbare persoon naar voren, die zwaar te lijden heeft onder de gevolgen van zijn emigratie.'
Terwijl in de eerste twee romans de verteller
als ik-verteller heel dicht zit op de door hem
vertelde gebeurtenissen, vindt men in de roman
Podrostok Savenko en geheel andere situatie.
De verteller duikt in het verleden en vertelt over
de vijftienjarige Eddy, die tijdens zijn speurtocht
door Charkov door middel van flashbacks
zijn vroegste jeugd oproept. De verteller bekijkt
de gebeurtenissen vanuit drie verschillende
standpunten, dat van de zeer jeugdige, van de
vijftienjarige en van de volwassen Eddy. Op
deze manier ontstaat een verantwoording van
het gedrag van de hoofdpersoon gedurende de
twee novemberdagen in 1958.
De rebelse houding van de dwarse puber
wordt in deze roman gemotiveerd door zijn wil
bij het 'tuig' van Charkov te horen. Deze halfcriminele
groep zet zich af tegen het 'klootjesvolk'
van apathische arbeiders en corrupte partijbonzen.
De groep heeft echter een morele code
en ongeschreven gedragsregels waaraan
maar moeilijk is te voldoen. De vijftienjarige
Eddy is een typisch voorbeeld van iemand met
een heel grote mond en een klein hartje. Hij is
dan ook niet in staat de ontrouw van zijn vriendin
volgens de wetten van het 'tuig' te benaderen
en verlaat aan het einde van de roman, diep
gekwetst, Charkov.
In de laatste roman, Molodojnegodjaj, kijkt
de hoofdpersoon terug op de vroege jaren zestig
in zijn geliefde Charkov. Maar anders dan in
Podrostok Savenko is hier sprake van iemand
die doelbewust het lot in eigen hand neemt en,
aan het einde van de roman, zijn doel ook lijkt
te bereiken: van een klein crimineeltje is hij tot
een in het artistieke milieu van Charkov min of
meer gerespecteerd dichter opgeklommen. Er is
in Molodojnegodjaj dan ook bijna geen sprake
meer van een innerlijke verdeeldheid van de
hoofdpersoon.
In de vier autobiografische romans van Limonov
is er op talrijke plaatsen sprake van een 'afwijkend'
taalgebruik. Het meest springt hierbij
het gebruik van grove schuttingtaal in het oog.
Drieletterwoorden zijn in de Russische literatuur
een veel groter taboe dan in de onze. Aangezien
het gebruik van deze woorden plaats vindt in duidelijk anti-sociale situaties, moet het
dan ook voor veel Russische lezers een grote
schok zijn geweest deze termen in een roman
gedrukt te zien. In een gesprek dat ik met de auteur
in april 1988 had gaf hij zelf toe dat hij de
neiging heeft om in extreme situaties terug te
vallen op het taalgebruik zoals hij dat bezigde in
de straten van Charkov.
Hiernaast vallen de vele in het Russisch getranslitereerde
Engelse woorden op, die zonder
enige waarschuwing tussen de Russische tekst
in staan. Zij zorgen voor een vervreemdend effect.
Zelfs uit het taalgebruik blijkt dat de
hoofdpersoon ontworteld is.
Vanaf de derde roman, Podrostok Savenko,
treedt er wat het taalgebruik betreft een verandering
op. Er is minder schuttingtaal en er zijn
geen Engelse woorden in transliteratie, wel
daarentegen Oekraiense woorden en erg veel
mat, bargoens. Deze tendens zet zich door in
het laatste werk van de reeks, Molodoj negodjai.
Ook in de beschrijvingen van sitauaties worden
door Limonov in zijn autobiografische romans
allerlei taboes geschonden. Dit is met
name het geval in Etoja - Editsjka en Dnevnik
neoedatsjnika, waarin sprake is van een aaneenschakeling
van homo- en heteroseksuele
contacten. Een duidelijk voorbeeld is de scene
waarin de hoofdpersoon en zijn vrouw in een
ongebruikelijke positie de liefde bedrijven, terwijl
Solzjenitsyn op de televisie geïnterviewd
wordt.
Ook talrijke politieke taboe-situaties worden
ten tonele gevoerd. Zo heeft de vijftienjarige
Eddy in Podrostok Savenko een dodenlijst opgesteld
van alle partijkopstukken, die na een
machtsovername door hem en zijn vrienden geëxecuteerd
dienen te worden. En in de twee latere
romans, Podrostok Savenko en Molodoj
negodjaj, is er in toenemende mate sprake van
een grove benadering van het nationaliteitenprobleem.
Vooral in de laatste roman wordt er door
de dichter en zijn vrienden geflirt met het nazisme.
Weliswaar niet op een serieuze manier,
maar eerder op de manier van de met nazi-symboliek
koketterende Hell's Angels.
Limonovs bedoeling is vooral in de eerste
twee romans duidelijk: Het lezerspubliek dient
op een zo grof mogelijke wijze gechoqueerd te
worden door de vele seksueel beladen scenes. In de latere romans gebeurt dit in mindere mate
en zijn het vooral de politieke denkbeelden die
dit schokeffect teweegmoeten brengen.
Hoewel de vier romans als autobiografisch gelden
en de auteur ook zelf in het gesprek dat ik
vorig jaar met hem had de werken als zodanig
karakteriseerde, is het toch verstandig een en
ander met een flinke korrel zout te nemen. Een
auteur is tenslotte altijd in staat zijn lezers een
rad voor ogen te draaien. Zo gaf Limonov in het
bewuste gesprek toe dat hij in zijn romans de
gebeurtenissen en de tijd comprimeerde. Verder
kan men zich afvragen of de belevenissen
van Editsjka in New York niet al te somber zijn
afgeschilderd. Bij een bestaan zoals dat in Etoja
- Editsjka wordt beschreven, is het zo goed als
onmogelijk een leven als schrijver te leiden en
een redelijk omvangrijke roman te produceren.
Hier staat echter tegenover dat er in de vier
romans op talrijke plaatsen zoveel autobiografische
gegevens van de auteur verwerkt zijn, dat
men het viertal wel degelijk autobiografisch kan
noemen.
Het duidelijkst is dit in Eto ja - Editsjka en
Dnevnik neoedatsjnika. Nog afgezien van het
feit dat de hoofdpersoon in deze werken dezelfde
naam draagt als de auteur, zijn er ook verder
op het fysieke vlak vele overeenkomsten. Editsjka
is net als Limonov zelf van half-Aziatische
afkomst, middelmatig van lengte en heeft
donker haar. Hij draagt ook een bril, besteedt
veel aandacht aan zijn uiterlijk en heeft dezelfde
voorkeur voor kleding als de auteur.
Maar behalve de fysieke zijn er ook overeenkomsten
op andere gebieden. De hoofdpersoon
heeft eenzelfde voorkeur voor grof taalgebruik
als de auteur onder bepaalde enerverendeomstandigheden.
Ook kan de auteur een neiging om mensen
te choqueren niet ontzegd worden. Na een interview
voor een locaal Parijs televisiestation,
waarbij Limonov in beeld verscheen in een
lederen outfit met kettingen en dergelijke en
waarbij hij een aantal grievende uitspraken over
vrouwen deed, kon hij zich enige tijd niet zonder
vermomming in zijn wijk vertonen.
Voorts is de hoofdpersoon Editsjka niet alleen
erg bijziende, maar tevens zeer ijdel, een combinatie die hem in een aantal lastige situaties
brengt. Dat ik de auteur bij het gesprek met een
bril op aantrof, was slechts te danken aan een
flinke verkoudheid, waardoor hij zijn contactlenzen
niet kon verdragen.
Maar ook zijn er vele overeenkomsten aan te
wijzen tussen de levensloop van de hoofdpersonen
in de romans en die van Limonov
zelf. Aan het einde van Podrostok Savenko
wordt beschreven hoe de hoofdpersoon op het
nippertje niet meedoet aan een overval waarbij
een aantal van zijn vrienden betrokken zijn. Zij
worden gearresteerd en veroordeeld en één van
hen wordt zelfs geëxecuteerd. Tijdens het al
eerder genoemde gesprek toonde de auteur een
krantenknipsel waarin van dit vonnis melding
wordt gemaakt.
Deze gebeurtenis, die Limonov zelf omschreef
als een breuk met zijn criminele verleden,
leidde ertoe dat hij zich, evenals de hoofdpersoon
in Molodoj Negodjaj, een tijd rustig
hield. Via allerlei kleine baantjes kwam hij uiteindelijk
in aanraking met Anna Rubinstein, die
hem met het bohemièn-milieu van Charkov in
contact bracht. Onder haar invloed ontwikkelde
hij zich tot een veelbelovend dichter, voor wie
al snel het provinciale van zijn stad te benauwend
werd. Hij verhuisde naar Moskou, maar
vrij kort daarna vertrok hij naar hetWesten.
Ook gaf de auteur toe dat de personages in
zijn romans bestaande mensen zijn, die hij in
zijn leven ontmoet heeft en met wie hij bevriend
is geweest. In een aantal gevallen heeft hij echter
de namen veranderd.
Een ander punt dat op een grote overeenkomst
tussen de belevenissen van de hoofdpersoon
en die van de auteur zelf kan wijzen, is de
hoge mate van nauwkeurigheid in het beschrijven
van de stedelijke milieus van zowel Charkov
als New York. Op vele plaatsen komt men
beschrijvingen van deze steden tegen die getuigen
van een zeer grondige kennis van de situatie
ter plaatse. Zo schildert de hoofdpersoon in
Eto ja - Editsjka zeer nauwgezet het uitzicht
vanuit het raam van een flat in New York. Ook
in de andere werken is er sprake van een exacte
plaatsing van de handeling.
In de vier romans, of prozawerken zoals de
auteur ze liever noemt, is er een duidelijke ontwikkeling
te zien. In de twee werken die zich in
New York afspelen, ziet men een hoofdpersoon die wild om zich heen slaat en een verteller die
op een vaak chaotische manier de belevenissen
van zijn hoofdpersoon beschrijft. Men treft hier
vaak zeer grof taalgebruik en talrijke taboe-situaties
aan. Is Eto ja - Editsjka nog in een conventionele
vorm gegoten, bij Dnevnik Neoedatsjnika
is er sprake van een werk in een sterk
experimentele vormgeving.
Deze vorm lijkt de auteur echter niet te voldoen,
want in Podrostok Savenko keert hij
weer terug tot een 'normalere' vorm. In deze roman
neemt de verteller veel meer afstand van
zijn hoofdpersoon wat het boek duidelijk ten
goede komt. Er is minder noodzaak om te choqueren
en van grove effecten gebruik te maken,
zodat een veel evenwichtiger geheel ontstaat.
In Molodoj Negodjaj zet deze tendens zich,
ondanks de wat lossere vorm, voort. Meer nog
dan een roman is dit werk echter een verantwoording
over Limonovs loopbaan als dichter.
Aan vele kleine dingen begint men echter te
merken dat de inspiratiebron, een eerdere fase
van zijn leven, begint op te drogen. Het kan dan
ook geen verwondering wekken dat aan het einde
van deze roman de auteur verzucht dat hij
blij is dat hij gereed is, want hij zou er niet aan
moeten denken nog een werk over zijn jeugd te
moeten schrijven.
Hoewel ieder van de vier werken zijn eigen
aantrekkelijke kanten heeft, springt naar mijn
mening Podrostok Savenko er in positieve zin
uit. Wanneer Limonov erin slaagt de kwaliteit
van dit werk te evenaren of te overtreffen, zal
hij ongetwijfeld tot de betere Russische schrijvers
van onze tijd gaan behoren.