Het verschijnen van de roman Placha in het juni-,
juli- en septembernummer van het tijdschrift
Novy mir ('Nieuwe wereld') was de literaire
gebeurtenis van het jaar 1986 in de Sovjetunie.
Binnenkort zal de roman, onder de titel
Beulsblok, door uitgeverij De Geus uit Breda
ook in Nederland worden uitgebracht.
Twee zaken hebben altijd een grote rol gespeeld
in het werk van Ajtmatov: enerzijds mythen,
legenden en folklore en anderzijds het leven
van de dieren. Dikwijls waren ze met elkaar
verweven. Door zijn levensloop is Ajtmatov
met beide onderwerpen vertrouwd. Via zijn
grootmoeder van vaderskant maakte hij kennis
met het nomadenleven van Kirgizische herders
en de talrijke, mondeling doorgegeven, mythen
en legenden die hiermee verbonden zijn. Hierdoor
begon hij zich te interesseren voor de oude
Kirgizische gewoonten en cultuur. Van zijn
achttiende tot zijn twintigste volgde hij een opleiding
tot veearts en hierop aansluitend werkte
hij drie jaar op een zoölogisch centrum. Ook
behaalde hij nog het diploma van de landbouwhogeschool.
Vanaf 1952 publiceerde Ajtmatov verhalen
in Kirgizische bladen en vanaf 1958 ook in
Russische literaire tijdschriften. Het bekendste
hiervan is Dzjamilja, een verhaal over een verlegen
jongen die door liederen te zingen een
vrouw verovert. Het werd in vele talen, waaronder
het Nederlands, vertaald en maakte hem
wereldberoemd. Sinds 1966 schrijft Ajtmatov,
die tweetalig is opgevoed, uitsluitend nog in het
Russisch. Hij ontwikkelt zich steeds meer tot
een Euraziatisch schrijver, die in de hele Sovjetunie
gelezen wordt. Van zijn verhaal 'De eerste
leraar' maakte Andrej Kontsjalovski een heel
fraaie film.
Tot het begin van de jaren tachtig schreef
Ajtmatov voornamelijk verhalen en novellen
waarin het lot van een mens, of het lot van een
mens en een dier (zoals de herder Tarabaj en het
paard Goelsary in Afscheid van Goelsary) centraal
staat. In 1981 publiceerde hij zijn eerste
lange roman, 'De dag duurt langer dan een
eeuw', waarin de met elkaar verstrengelde lotsbestemmingen
van meerdere personen beschreven
worden, die van de baanwachter Edigej (en
zijn kameel Karanar) en van de aardrijkskundeleraar
Aboetalip. Aitmatovs vader werd in
1937, samen met twee van diens broers, 'gezuiverd'.
De auteur heeft vermoedelijk veel van
zijn eigen ervaringen gestopt in de beschrijving
van de absurde heksenjacht op de aardrijkskundeleraar,
die eerst wordt vervolgd omdat hij in
een Duits concentratiekamp gezeten heeft en
vervolgens, na de breuk tussen Stalin en Tito in
1949, omdat hij zich, eenmaal gevlucht uit het
Duitse kamp, bij de Joegoslavische partisanen
had aangesloten.
Sommige scenes uit dit boek zouden uit de
pen van Solzjenitsyn of Vojnovitsj gevloeid
kunnen zijn. Een verklaard tegenstander van
Ajtmatov, de in Paris wonende auteur Vladimir
Maksimov, tekent hierbij echter aan dat Ajtmatov,
in tegenstelling tot bijvoorbeeld Solzjenitsyn,
de repressie niet beschrijft als inherent aan
het communistische systeem, maar als een incident.
Het boek eindigt inderdaad met een optimistische
noot: na het Twintigste Partijcongres
wordt Aboetalip, die inmiddels in de gevangenis
gestorven is, posthuum gerehabiliteerd en
de suggestie wordt gewekt dat de vervolgingen
slechts uitwassen van het systeem zijn geweest
en dat van nu af aan alles beter zal worden.
'Kan een schrijver met de ene hand eerlijke en oprechte boeken schrijven en met de andere
hand verklaringen ondertekenen van een groep
schrijvers tegen Sacharov en Solzjenitsyn?'
vraagt de criticus Michail Geller zich af in een
gesprek met Vladimir Maksirnov over Tsjingiz
Ajtmatov in het emigrantenblad Strelets ('De
Schutter') dat in New York wordt uitgegeven.
Een moeilijke vraag. Het ondertekenen van verklaringen
tegen Sacharov en Solzjenitsyn is natuurlijk
op geen enkele manier goed te praten,
maar toch weiger ik boeken die ik tijdens het
lezen goed vond achteraf in een verdomhoekje
te plaatsen. Het is trouwens niet geheel duidelijk
wat de houding van Ajtmatov tegen dissidenten
is (of was). Toen Arthur Miller in november
1985 op een door Ajtrnatov voorgezeten
internationale schrijversconferentie in Litouwen
de vervolging van Irina Ratoesjinskaja
aan de orde stelde, was hij volgens de Engelsman
Robert Porter 'surprised to find support
from Ajtmatov'.
Het is verbazingwekkend dat 'De dag duurt
langer dan een eeuw' in de Brezjnevperiode,
waarin het stalinisme vrijwel een taboe-onderwerp
was, heeft kunnen verschijnen. Waarschijnlijk
hangt het samen met het prestige dat
Ajtmatov geniet: hij is zo ongeveer de meestgelezen
Sovjetschrijver en bovendien een trouw
partijlid, lid van het Centraal Comité, lid van het
secretariaat van de Schrijversbond, etc.
Even opmerkelijk was de verschijning van
Beulsblok. Ook hierin snijdt Ajtrnatov een taboe-
onderwerp aan: het drugsgebruik in de
Sovjetunie. Terwijl tot nu toe de hoofdpersonen
van zijn boeken altijd Kirgiezen of Kazachen
waren, is dit in Beulsblok voor het eerst een
Rus, en wel de gesjeesde seminarist Avdij Kallistratov,
die doet denken aan een figuur van
Dostojevski: vorst Mysjkin uit De idioot of
Aljosja Karamazov (deze heeft dezelfde initialen).
Toch speelt het boek zich weer voor het
grootste deel af in Centraal-Azië. Het zijn de
drugs die Kallistratov, de zoon van een diaken
uit Pskov, hierheen voeren. Nadat hij vanwege
zijn ketterse ideeën over een God-tijdgenoot,
die zich samen met de mens ontwikkelt, van het
seminarie is verwijderd, wordt hij free-lance
journalist. Hij wil een reportage maken over een
groep jongeren die die naar Centraal-Azië gaat
om daar in de steppe anasja (klemtoon op de
laatste lettergreep) - marihuana - te verzamelen.
Hiertoe sluit hij zich aan bij een groep zogenaamde
koeriers. De zieleherder in Avdi blijkt
echter sterker dan de journalist en als hij in een
wagon van een goederentrein, die door de koeriers
midden in de steppe tot stoppen is gedwongen,
een preek tegen hen houdt en de zak
anasja die hij verzameld heeft uit de trein gooit,
smijten de anderen, onder invloed van de weed,
Avdi na een hevige worsteling zelf ook uit de
rijdende trein.
Wonder boven wonder brengt Avdi het er
levend af. Als hij weer terug is in Moskou
blijkt de belangstelling voor zijn kopij echter
minimaal te zijn; iedereen is bang dat hij door
de publikatie van dit materiaal zijn eigen positie
in de waagschaal stelt en men raadt hem aan
zich lievermet de KGB in verbinding te stellen.
Avdi schrijft hierover brieven aan Inga, een
vrouw die hij in Kazachstan heeft leren kennen
en waarop hij halsoverkop verliefd is geworden.
Op haar verzoek gaat hij weer terug naar
Azië. Als ze niet thuis blijkt te zijn bij zijn aankomst
sluit hij zich aan bij een troep ongure individuen,
die in de steppe op sajga's, steppeantilopen,
gaat jagen. Ook tegen hen houdt hij weer
een preek, bezweert hen tot inkeer te komen en
op te houden met hun mens- en dieronterende
bedrijf. Hierop binden zijn (stomdronken) metgezellen
hem in gekruisigde houding aan een
boom vast en laten hem zo alleen. Het is niet
geheel duidelijk ofAvdi sterft of niet. In elk geval
verdwijnt hij uit het boek, dat hierna nog
honderd bladzijden doorgaat. In dit laatste deel
treedt een nieuwe hoofdpersoon op, de schaapherder
Boston Oerkoentsjijev, zoals veel personages
in romans van Ajtmatov een al wat oudere,
door het leven gelouterde figuur.
De verbinding tussen dit laatste, derde deel
en de twee voorafgaande delen wordt gevormd
door het wolvenpaar Akbara en Tasjtsjajnar. De
wolven zijn in de roman de dragers van het ecologische
thema. Werd de wolf in het verleden
vaak uitgebeeld als de grote vijand van de
mens, in dit boek is de mens de grote vijand
van de wolf. Twee maal eerder al is in de roman
beschreven hoe door toedoen van de mens het
wolvenpaar zijn jongen is kwijtgeraakt, een
keer toen het in de steppe tussen een voor helicopters
vluchtende massa steppe-antilopen terechtkwam,
een andere keer toen het riet rond
een meer in brand werd gestoken om toegangswegen aan te leggen voor een mijn. Ten einde
raad vlucht het wolvenpaar de bergen over en
vestigt zich op het plateau rond het Issyk-Koelmeer.
Hier wordt het derde nest hen ontstolen
door de schaapherder Bazarbaj, een liederlijk
type en de grote vijand van de harde werker
Oerkoentsjijev.
Als de wolvenouders de diefstal ontdekken
zetten ze onmiddellijk de achtervolging in, maar
Bazarbaj weet zich nog net in veiligheid te brengen
in het kampement van Boston, die op dat
moment niet thuis is. Wanneer Boston ontdekt
dat Bazarbaj de wolfsjongen gestolen heeft, bezweert
hij Bazarbaj ze weer terug te brengen of
ze eventueel aan hem te verkopen. Bazarbaj
weigert categorisch en waarvoor Boston bang
was gebeurt: de wolven dwalen razend van verdriet
door de omgeving en vallen in het wilde
weg mensen en dieren aan. Bovendien zwerven
ze iedere nacht rond het kampement en huilen
ze angstaanjagend om hun jongen, die naar ze
geloven daar nog steeds verblijven. Bazarbaj
heeft de wolfsjongen ondertussen echter verkocht
aan een zoölogisch centrum en bezat zich
van het geld, ondertussen lasterpraatjes rondstrooiend
over Boston. Deze is namelijk na de
dood van zijn vrouw hertrouwd met Arzigoel,
de vrouw van Ernazar, zijn beste vriend en
naaste medewerker. Dit, nadat nadat Ernazar is
omgekomen tijdens een gezamenlijke expeditie
om nieuwe weidegronden te vinden. Volgens
Bazarbaj nu heeft Boston Ernazar met opzet in
de afgrond geduwd om met diens vrouw te
kunnen trouwen. Dit treft Boston des te pijnlijker
omdat hij zich nog steeds schuldig voelt aan
de dood van zijn vriend.
Het huilen van de wolven gaat Boston (en
vooral zijn vrouw en zoontje) steeds meer op de
zenuwen werken. Hij gaat in een hinderlaag liggen
en slaagt er in een van de wolven neer te
schieten. De andere wolf, Akbara, weet echter
te ontsnappen. Omstreeks die tijd zijn bijna al
Bostons medewerkers vertrokken naar het zomerverblijf
en is het stil geworden in het winterkamp.
Daarom durft Akbara zich op het erf
te wagen waar Kendzjesj, het nog geen twee
jaar oude zoontje van Boston en Arzigoel, aan
het spelen is. Akbara begrijpt dat Kendzjesj een
mensenjong is, neemt hem, als een soort compensatie
voor het verlies van haar eigen jongen
op haar nek en gaat er vandoor. Boston probeert de wolf neer te schieten, maar doodt met
hetzelfde schot zowel Akbara als zijn eigen
kind. Zoals de held in een Griekse tragedie richt
Boston nu ook zichzelf te gronde. Zonder iemand
iets te zeggen gaat hij naar het winterkamp
van Bazarbaj en schiet deze dood. Einde
boek.
Sinds het verschijnen van Beulsblok zijn er
in de Sovjetunie al heel wat rondetafelgesprekken
en televisiedebatten over gehouden en artikelen
over verschenen. Vroeger was het de gewoonte
dat er door de Sovjetcritici ongeveer
gelijkluidend geoordeeld werd over belangrijke,
pas verschenen werken. In het tijdperk van de
glasnost lopen de meningen echter sterk uiteen.
Over het algemeen vindt men de passages
die te maken hebben met de twee wolven het
meest geslaagd. De bezwaren gelden vooral de
figuur van Avdi, volgens velen een bedachte,
en geen waarschijnlijke figuur. Maar sommige
critici vinden dat onzin. 'Alsof Don Quichotte
en Faust waarschijnlijk waren', roept de Ajtmatovkenner
Georgi Gatsjev polemiserend uit. 'En
waren vorst Mysjkin en Aljosja Karamazov
soms typische vertegenwoordigers van hun
tijd?'
Beulsblok bestaat uit drie delen. Het tweede
hoofdstuk van het tweede deel is uitsluitend een
dialoog tussen Pontius Pilatus en Jezus Christus.
Deze wordt gepresenteerd als een hallucinatie
van Avdi, die net uit de trein is gegooid en
zwaar gewond onderaan de spoorbaan ligt.
Volgens sommige critici is dit hoofdstuk
slechts een zwakke afspiegeling of zelfs een
imitatie van het hoofdstuk 'Pontius Pilatus' in de
roman De meester en Margarita van Boelgakov.
Anderen echter vinden dat de bewuste
hoofdstukken volstrekt van elkaar verschillen.
Bij Boelgakov is Pilatus de centrale figuur, bij
Ajtmatov Christus. Wat is er trouwens op tegen
dat een klassieke scene door twee verschillende
schrijvers wordt behandeld? Er bestaan toch
ook meerdere schilderijen van de kruisiging?
Niettemin is, ook volgens de voorstanders, dit
hoofdstuk het minst geslaagde van het hele
boek.Volgens een van de critici spreekt Pilatus
bij Ajtmatov als 'een hedendaagse provinciale
bureaucraat' en drukt Christus zich uit in de taal
van een hoofdartikel in de krant.
Een ander bezwaar is de losse structuur van
het boek. Over het algemeen vindt men het derde deel het beste (hoewel er bezwaren bestaan
tegen de vele doden die Ajtmatov hier laat vallen,
vooral tegen de dood van de kleine Kendzjesj,
die zo voorspelbaar is dat men die al
hoofdstukken van te voren ziet aankomen).
Sommigen vinden dat Ajtmatov dit deel beter
als een apart boek had kunnen publiceren. Inderdaad
kan men zeggen dat Ajtmatov hier de
wetten van de roman geweld aandoet. Het zal
niet vaak gebeuren dat na de dood van de
hoofdpersoon de roman nog honderd bladzijden
verder gaat. Anderen menen dat de verschillende
delen toch op de een of andere manier
met elkaar verbonden zijn, al is het dan niet
op de manier van een roman. De eerder genoemde
Georgi Gatsjev vindt 'dat je het boek
moet lezen zoals je naar een driedelige symfonie
luistert', terwijl een andere criticus al in de titel
van zijn artikel over de roman, 'De galop van de
centaur', wijst op een mogelijke samenhang tussen
de delen.
Behalve symfonie en centaur valt ook de
term pamflet, of juister - roman-pamflet. Hetzelfde
genre als Max Havelaar dus. Alleen
houdt Ajtmatov niet, zoals Multatuli, een oratio
pro domo, maar probeert hij, althans in de ogen
van velen, de politiek van Gorbatsjov te ondersteunen.
De perestrojka wordt hierbij vertegenwoordigd
door Boston die, terwille van een efficiënt
beheer, graag zou zien dat schaapskudden,
stallen en weidegronden voorgoed aan een
en dezelfde herder worden toegewezen en hierover
voortdurend in de clinch ligt met de bureaucraat
Kotsjkorbajev, die slechts spreekt in
vanuit de krant overgenomen clichés. De anti-alcoholcampagne
ondersteunt Ajtmatov door
zuiplappen als de sajga-jagers en Bazarbaj in
een kwaad daglicht te stellen. En Avdi Kallistratov
maakt zich sterk voor de glasnost wanneer
hij probeert zijn artikelen over de anasjakoeriers
geplaatst te krijgen. Natuurlijk is het
verschijnen van de roman zelf ook een onderdeel
van de glasnost. Volgens de vooraanstaande
criticus Igor Zolotoesski is het boek
zelfs eerder een pamflet voor de glasnost dan
een literair werk: het legaliseert thema's die tot
nu toe in de literatuur verboden waren, drukt de
mensen met hun neus op het feit dat deze thema's
in het leven bestaan.
Een apart en interessant aspect van Beulsblok
is de enorme bekendheid ervan bij het Russische lezerspubliek. Onlangs heb ik tijdens
een verblijf van een maand in Moskou de proef
op de som genomen. Het is me niet gelukt ook
maar één Rus te vinden die de roman niet gelezen
had. Zelfs met taxichauffeurs kun je erover
praten. En bijna iedereen was enthousiast. Behalve
dan die ene krachtsportfiguur uit de voorstad
Ljoebertsy die me een lift gaf en die vond
datje er te veel bij moest nadenken.
Beulsblok is ongelijkmatig van kwaliteit. In
sommige passages gaat Ajtmatov zich te buiten
aan journalistieke clichés, andere passages echter
zijn van een onvoorstelbare lyrische kracht.
Ook al heeft Beulsblok enkele tekortkomingen,
toch denk ik dat iedereen die zich ook maar enigszins
voor Rusland interesseert dit boek in
één ademzal uitlezen.