Michail Boelgakov (1891-1940), zoon van een hoogleraar aan de universiteit van Kiev, studeerde medicijnen en werkte een tijdlang als arts op het platteland. In het begin van de jaren twintig vestigde hij zich als schrijver in Moskou, waar hij samenwerkte met onder anderen Isaak Babel. Boelgakov is vooral bekend geworden door zijn romans (Hondehart, 1925; De Meester en Margarita, 1928- 1940) en toneelstukken (Zojka' s woning, 1926), maar heeft ook een groot aantal satirische korte verhalen en feuilletons op zijn naam staan. Veel van zijn werk is pas na zijn dood gepubliceerd.
Misvormd is het afgrijselijke lijk,
Geblauwd en geheel gezwollen,
Gaf de ongelukkige stumper
De zondige geest. ..
Hoogachtend,
het lijk Chocholkov
3. De schrandere slotenmaker
'Probeer het eens,' zeiden ze tegen de slotenmaker.
De slotenmaker legde zijn vieze vingers op het gelakte oppervlak,
grijnsde bitter en zei: 'Hoe bestaat het? Hier kan ik niet
tegenop. Je zal de plaatselijke brandweer erbij moeten halen, maar
die krijgt 'm ook niet open en trouwens, die hebben hun handen
vol aan het opdreggen van Chocholkov.'
'Wat moeten we nu doen?' vroeg de revisiecommissie.
'Ik zou er een specialist bij roepen,' raadde de slotenmaker aan.
'Waar halen we die nou weer vandaan?' vroeg de commissie zich
af.
'Uit het gevang,' antwoordde de slotenmaker, want hij was
schrander.
4. Monsieur Majortsjik
'Romuald Majortsjik,' stelde een buitengewoon elegante, fris geschoren
jongeman zich voor, vergezeld van een afgeleefd manspersoon
in een grauwe mantel en met een pistool. 'Wat kan ik voor u
betekenen?'
'Aangenaam,' reageerde de commissie onzeker. 'Ziet u ... hier
is de kluis, maar het lijk is in melancholieke toestand verdronken,
mèt de sleutel.'
'Welke kluis?' vroeg Majortsjik.
'Hoe bedoelt u? Deze hier. '
'Oh, noemt u dit een kluis? Neem me niet kwalijk,' grinnikte
Majortsjik verachtelijk. 'Dit is een oud doosje waarin je broeksknopen
behoort te bewaren. Een kluis, beste kameraden,' begon
monsieur Majortsjik en hij leunde op de brandkast terwijl hij zijn
ene gelakte schoen over de andere sloeg, 'een echt goeie stond er
in Odessa, bij de metaaltrust van de Amerikaanse firma Robinson &
Co, met wel 22 vakken en een ingebouwde lade voor wissels, berekend
op een brand met een temperatuur tot 1200 graden. Deze
kluis, beste kameraden, had ik samen met Vladislav Skriboenski,
bijgenaamd de Gouden Koevoet, met een simpel 120-volts draadje in
zeven minuten open. De wissels, waarvoor ze toch geen cent kregen,
lieten we als aandenken bij de metaaltrust achter en zelf
namen wij de twee en een half duizend ballen mee.'
'En waar is die Gouden Koevoet nu?' vroeg de commissie,
bleekjes.
'In Moskou,' antwoordde monsieur Majortsjik en zuchtte. 'Hij
moet nog twee maanden. Het gaat 'm goed, hij is gezond, zelfs
iets dikker geworden, zeggen ze. Hij gaat deze zomer op "gastkraak"
naar Batoemi. Het zeevaartagentschap aldaar heeft een
interessant systeem gekregen. Duits, met een dubbel gepantserde
wand.'
De commissie opende haar mond, maar Majortsjik vervolgde:
'Echt moeilijke kluizen zijn de Engelse, beste kameraden, die hebben
een drievoudig letterslot en een elektrisch alarmsysteem. Een
fraai ding. In Leningrad was Kostanzjoglo, ook wel graafje Kraak
amandel genaamd, d'r in 27 minuten doorheen. Een record.'
'En?' vroeg de geschokte commissie.
'Wissels!' antwoordde Majortsjik bedroefd. 'De levensmiddelentrust.
Ze leverden later bedorven conserven ... Nou, wat zou je
van hen anders op zo'n wissel moeten krijgen? Helemaal niks
toch! Nee, beste kameraden, er zijn van die kluizen, die je eerst
een half uur bewondert voor je eraan begint. En als je je gereedschap
ter hand neemt, dan loopt het je koud over de rug. Een
prettige sensatie. Maar dit?' en Majortsjik sloeg verachtelijk op de
kluis, 'dit is niet meer dan een overschoen. Hier kan je toch voor
je goeie fatsoen geen geld in bewaren, en het zit er waarschijnlijk
ook niet eens in.'
'Hoebedoelu?' zei de geschokte commissie. 'Maar dat kan toch
helemaal niet. Er hoort achtduizend vierhonderd roebel in te liggen.'
'Ik betwijfel het,' merkte Majortsjik op, 'hij ziet er niet uit of
er achtduizend vierhonderd in zit.'
'Hoe ziet u dat dan?'
Majortsjik was beledigd.
'Een kluis waar geld in zit, ziet er niet zo uit. Dit kluisje staat
er wat dromerig bij. Geef me maar eens even een doorsneemaatje
dameshaarspeld.'
De doorsneemaat dameshaarspeld haalden ze bij de typiste van
het plaatselijk comité. Majortsjik bewapende zich ermee, stroopte
zijn mouwen op, liep naar de kluis, streek met zijn vingers langs
de naad, boog daarop de haarspeld tot een soortement van haakje,
stopte hem in het sleutelgat en de deur ging zachtjes en geluidloos
open.
'Ja ja, achtduizend vierhonderd,' grinnikte Majortsjik ironisch,
vergezeld van de man met het pistool, 'morgen brengen! Hier past
nog geen acht roebel in en jullie hadden het over achtduizend
vierhonderd!'
5. Een raadselachtig document
En jawel hoor, geen spoor van de achtduizend vierhonderd. De gechoqueerde
commissie stond met een document, te weten een afgescheurd
hoekje papier, in de handen en bekeek het van alle kanten.
Op het bewuste hoekje stonden raadselachtige en onvolledige
woorden:
Ma .
gou .
1400 .
'We moeten er een expert bij halen,' gelastte de commissie.
De expert verscheen en ontcijferde het document als volgt:
'Maart, die en die datum. . . gouden valuta. . . 1400 roebel. '
'En waar zijn de resterende zevenduizend?' kreunde de commissie.
6. Het geheim van het document ontraadseld
In de woning van Chocholkov vonden ze in een oude broek de
tweede helft van het verscheurde document en hierop stond het
volgende geschreven:
...roesja, m'n liefje, m'n schatje, m'n
... dduifje, ik kus je
... maal en natuurlijk kom ik vanavond.
Je Chocholkov.
Ze legden de helften bijeen. En toen begon de commissie te
schreeuwen: 'En die achtduizend vierhonderd dan? Zo'n schurk
van een lijk, waar heeft hij het geld van de vakbond gelaten?!
En waar is hij zelf gebleven, en waarom dregt de brandweer hem
niet van de rivierbodem op?!'
7. Een verschrikkelijke verschijning
En toen, op een prachtige nacht, terugkerend van een volgende
inspectie, liep de revisiecommissie in een steeg een man tegen het
lijf.
'De Here sta ons bij! ' kreet de commissie en deinsde achteruit.
En er was iets om van achteruit te deinzen. Voor de commissie
stond een man die als twee druppels water leek op de verscheiden
Chocholkov. Hij was bepaald niet geblauwd en gezwollen ...
'Je moet me niet kwalijk nemen, maar dit is Chocholkov!'
'Nee hoor, echt niet, dat ben ik niet! Ik lijk er alleen maar
op,' antwoordde de onbekende. 'Die Chocholkov is verdronken,
die kan je maar beter vergeten. Mijn naam is Ivanov, ik ben hier
nog maar pas. Laat u mij met rust!'
'Nee, wacht eens even,' zei de commissie en hield Chocholkov
aan de slip van zijn jas vast, 'leg jij maar 'ns even uit: èn jij hebt
een moedervlek op je rechterwang, èn jij kijkt net zo onrustig als
Chocholkov uit je ogen, èn jij hebt hetzelfde jasje, èn dezelfde
wenkbrauwen, alleen een ander petje, nou, een pet zit per slot
van rekening niet aan je kop geplakt. Zeg 'ns op, waar zijn die
achtduizend vierhonderd?!'
'Spaar me, kameraden,' zei de onbekende plotseling met een
Chocholkovse stem en viel op zijn knieën, 'ik ben helemaal niet
verdronken, ik ben gewoon gevlucht, gekweld door gewetenswroeging
en hier heb je de sleutel van de kluis, maar naar die
achtduizend vierhonderd hoef je niet meer te zoeken, beste kameraden.
Die zijn er niet meer. Maroesjka, dat loeder, een artieste
van hier, heeft ze verkwanseld. Om de dag moest ze naar de
manicure. Ik heb mij losgemaakt uit de massa, beste kameraden,
maar, mijn afkomst in aanmerking genomen ... '
'Ach, jij smiecht, jij smiecht,' zei de revisiecommissie, en ze
voerden Chocholkov af.
8. Een gelukkig einde
En ze sleepten hem voor het gerecht. En ze berechtten hem en
veroordeelden hem en stopten hem in één cel met Majortsjik. Zijn
verdiende loon. Had hij maar niet het geld van de vakbond moeten
verspillen dat hem was toevertrouwd door de massa, waarmee
ook een eind komt aan deze stichtende misdaadroman. Punt.
1926
Vertaling Marjet Denijs