Michail Boelgakov


Het geheim van de brandkast.

een kleine misdaadroman






Michail Boelgakov in 1928. Bron

Michail Boelgakov (1891-1940), zoon van een hoogleraar aan de universiteit van Kiev, studeerde medicijnen en werkte een tijdlang als arts op het platteland. In het begin van de jaren twintig vestigde hij zich als schrijver in Moskou, waar hij samenwerkte met onder anderen Isaak Babel. Boelgakov is vooral bekend geworden door zijn romans (Hondehart, 1925; De Meester en Margarita, 1928- 1940) en toneelstukken (Zojka' s woning, 1926), maar heeft ook een groot aantal satirische korte verhalen en feuilletons op zijn naam staan. Veel van zijn werk is pas na zijn dood gepubliceerd.




* * *



1. Het drietal en Chocholkov

De deur ging met een bijzonder onaangenaam gepiep open en het drietal trad binnen. De eerste was in een lederen pantalon gestoken en voorzien van een aktentas, de tweede droeg een lorgnet en een aktentas en de derde had een verhit hoofd en eveneens een aktentas.

'De revisiecommissie', stelde het drietal zich voor en voegde eraan toe: 'Wij zijn op zoek naar kameraad Chocholkov, lid van het vakbondscomité.'

De knappe, blonde Chocholkov stond van zijn stoel op, verschoot van kleur en zei: 'Ik ben Chocholkov, hoezo?'

'We komen het geld van de vakbond controleren', antwoordde de commissie met een verheugde glimlach.

'Ach, het geld?' zei Chocholkov en verslikte zich in zijn eigen speeksel. 'Ja, dadelijk.'

Chocholkov tastte in zijn zak, diepte een sleutel op en stak hem in het sleutelgat van de brandkast. De sleutel paste niet. 'Dit is de verkeerde sleutel,' zei Chocholkov. 'Ik ben zo verstrooid geraakt door het vele werk, beste kameraden! Hè, 't is de sleutel van mijn kamer!'

Chocholkov probeerde een andere, maar deze deed het al evenmin. 'Wat ben ik toch een stomme zenuwenlijer,' merkte Chocholkov op, 'God mag weten wat ik allemaal aan het doen ben! Dit is de sleutel van mijn koffer. '

Pijnlijk grijnzend probeerde Chocholkov een derde sleutel. 'Ik heb koppijn ... dat krijg je van dat gedraai met die sleutels,' mompelde Chocholkov.

Toen haalde hij een piepklein gouden sleuteltje te voorschijn, maar deze stak hij zelfs niet in het slot en spoog eenvoudig droogjes: 'Tjasses ... die is van mijn klok ... '

'Misschien in je broek,' suggereerde de revisiecommissie, die onrustig- als een naar de vrijheid hunkerend driespan- stond te trappelen.

'Daar zit-ie niet. Nu weet ik weer waar ik 'm verloren ben. Vanochtend, toen ik thee inschonk ... toen bukte ik me ... en toen moet-ie eruit gevallen zijn. Wacht even!'

Chocholkov zette vlug zijn pet op en verdween, terwijl hij nog zei: 'Ga zitten, kameraden, 'k ben zo terug ... '


2. Een briefje van een lijk

De kameraden bleven 23 uur naast de brandkast zitten.

'Verduiveld! Hij is 'm vast gesmeerd!' zei de revisiecommissie verbaasd. 'Nou, we hebben al zo lang gewacht, we houden nog even vol, hij komt vast gauw terug.'

Maar hij kwam niet. In plaats van hem kwam er een briefje met de volgende inhoud:

Beste kameraden! In een vlaag van melancholie heb ik besloten een eind aan mijn leven te maken. Wacht niet langer op mij, we zullen elkaar niet meer zien, want er is geen leven na de dood en mijn lichaam, dat wil zeggen datgene wat eens lid van het vakbondscomité Chocholkov was, zult u op de bodem van de plaatselijke rivier aantreffen, zoals de dichter zei:

Misvormd is het afgrijselijke lijk,
Geblauwd en geheel gezwollen,
Gaf de ongelukkige stumper
De zondige geest. ..

Hoogachtend,

het lijk Chocholkov



3. De schrandere slotenmaker

'Probeer het eens,' zeiden ze tegen de slotenmaker. De slotenmaker legde zijn vieze vingers op het gelakte oppervlak, grijnsde bitter en zei: 'Hoe bestaat het? Hier kan ik niet tegenop. Je zal de plaatselijke brandweer erbij moeten halen, maar die krijgt 'm ook niet open en trouwens, die hebben hun handen vol aan het opdreggen van Chocholkov.'

'Wat moeten we nu doen?' vroeg de revisiecommissie.

'Ik zou er een specialist bij roepen,' raadde de slotenmaker aan. 'Waar halen we die nou weer vandaan?' vroeg de commissie zich af.

'Uit het gevang,' antwoordde de slotenmaker, want hij was schrander.


4. Monsieur Majortsjik

'Romuald Majortsjik,' stelde een buitengewoon elegante, fris geschoren jongeman zich voor, vergezeld van een afgeleefd manspersoon in een grauwe mantel en met een pistool. 'Wat kan ik voor u betekenen?' 'Aangenaam,' reageerde de commissie onzeker. 'Ziet u ... hier is de kluis, maar het lijk is in melancholieke toestand verdronken, mèt de sleutel.' 'Welke kluis?' vroeg Majortsjik. 'Hoe bedoelt u? Deze hier. ' 'Oh, noemt u dit een kluis? Neem me niet kwalijk,' grinnikte Majortsjik verachtelijk. 'Dit is een oud doosje waarin je broeksknopen behoort te bewaren. Een kluis, beste kameraden,' begon monsieur Majortsjik en hij leunde op de brandkast terwijl hij zijn ene gelakte schoen over de andere sloeg, 'een echt goeie stond er in Odessa, bij de metaaltrust van de Amerikaanse firma Robinson & Co, met wel 22 vakken en een ingebouwde lade voor wissels, berekend op een brand met een temperatuur tot 1200 graden. Deze kluis, beste kameraden, had ik samen met Vladislav Skriboenski, bijgenaamd de Gouden Koevoet, met een simpel 120-volts draadje in zeven minuten open. De wissels, waarvoor ze toch geen cent kregen, lieten we als aandenken bij de metaaltrust achter en zelf namen wij de twee en een half duizend ballen mee.' 'En waar is die Gouden Koevoet nu?' vroeg de commissie, bleekjes. 'In Moskou,' antwoordde monsieur Majortsjik en zuchtte. 'Hij moet nog twee maanden. Het gaat 'm goed, hij is gezond, zelfs iets dikker geworden, zeggen ze. Hij gaat deze zomer op "gastkraak" naar Batoemi. Het zeevaartagentschap aldaar heeft een interessant systeem gekregen. Duits, met een dubbel gepantserde wand.' De commissie opende haar mond, maar Majortsjik vervolgde: 'Echt moeilijke kluizen zijn de Engelse, beste kameraden, die hebben een drievoudig letterslot en een elektrisch alarmsysteem. Een fraai ding. In Leningrad was Kostanzjoglo, ook wel graafje Kraak amandel genaamd, d'r in 27 minuten doorheen. Een record.' 'En?' vroeg de geschokte commissie.

'Wissels!' antwoordde Majortsjik bedroefd. 'De levensmiddelentrust. Ze leverden later bedorven conserven ... Nou, wat zou je van hen anders op zo'n wissel moeten krijgen? Helemaal niks toch! Nee, beste kameraden, er zijn van die kluizen, die je eerst een half uur bewondert voor je eraan begint. En als je je gereedschap ter hand neemt, dan loopt het je koud over de rug. Een prettige sensatie. Maar dit?' en Majortsjik sloeg verachtelijk op de kluis, 'dit is niet meer dan een overschoen. Hier kan je toch voor je goeie fatsoen geen geld in bewaren, en het zit er waarschijnlijk ook niet eens in.'

'Hoebedoelu?' zei de geschokte commissie. 'Maar dat kan toch helemaal niet. Er hoort achtduizend vierhonderd roebel in te liggen.'

'Ik betwijfel het,' merkte Majortsjik op, 'hij ziet er niet uit of er achtduizend vierhonderd in zit.'

'Hoe ziet u dat dan?'

Majortsjik was beledigd.

'Een kluis waar geld in zit, ziet er niet zo uit. Dit kluisje staat er wat dromerig bij. Geef me maar eens even een doorsneemaatje dameshaarspeld.'

De doorsneemaat dameshaarspeld haalden ze bij de typiste van het plaatselijk comité. Majortsjik bewapende zich ermee, stroopte zijn mouwen op, liep naar de kluis, streek met zijn vingers langs de naad, boog daarop de haarspeld tot een soortement van haakje, stopte hem in het sleutelgat en de deur ging zachtjes en geluidloos open.

'Ja ja, achtduizend vierhonderd,' grinnikte Majortsjik ironisch, vergezeld van de man met het pistool, 'morgen brengen! Hier past nog geen acht roebel in en jullie hadden het over achtduizend vierhonderd!'


5. Een raadselachtig document

En jawel hoor, geen spoor van de achtduizend vierhonderd. De gechoqueerde commissie stond met een document, te weten een afgescheurd hoekje papier, in de handen en bekeek het van alle kanten. Op het bewuste hoekje stonden raadselachtige en onvolledige woorden:

Ma .
gou .
1400
.


'We moeten er een expert bij halen,' gelastte de commissie. De expert verscheen en ontcijferde het document als volgt: 'Maart, die en die datum. . . gouden valuta. . . 1400 roebel. ' 'En waar zijn de resterende zevenduizend?' kreunde de commissie.


6. Het geheim van het document ontraadseld

In de woning van Chocholkov vonden ze in een oude broek de tweede helft van het verscheurde document en hierop stond het volgende geschreven:

...roesja, m'n liefje, m'n schatje, m'n
... dduifje, ik kus je
... maal en natuurlijk kom ik vanavond.

Je Chocholkov.


Ze legden de helften bijeen. En toen begon de commissie te schreeuwen: 'En die achtduizend vierhonderd dan? Zo'n schurk van een lijk, waar heeft hij het geld van de vakbond gelaten?! En waar is hij zelf gebleven, en waarom dregt de brandweer hem niet van de rivierbodem op?!'


7. Een verschrikkelijke verschijning

En toen, op een prachtige nacht, terugkerend van een volgende inspectie, liep de revisiecommissie in een steeg een man tegen het lijf.

'De Here sta ons bij! ' kreet de commissie en deinsde achteruit. En er was iets om van achteruit te deinzen. Voor de commissie stond een man die als twee druppels water leek op de verscheiden Chocholkov. Hij was bepaald niet geblauwd en gezwollen ...

'Je moet me niet kwalijk nemen, maar dit is Chocholkov!'

'Nee hoor, echt niet, dat ben ik niet! Ik lijk er alleen maar op,' antwoordde de onbekende. 'Die Chocholkov is verdronken, die kan je maar beter vergeten. Mijn naam is Ivanov, ik ben hier nog maar pas. Laat u mij met rust!'

'Nee, wacht eens even,' zei de commissie en hield Chocholkov aan de slip van zijn jas vast, 'leg jij maar 'ns even uit: èn jij hebt een moedervlek op je rechterwang, èn jij kijkt net zo onrustig als Chocholkov uit je ogen, èn jij hebt hetzelfde jasje, èn dezelfde wenkbrauwen, alleen een ander petje, nou, een pet zit per slot van rekening niet aan je kop geplakt. Zeg 'ns op, waar zijn die achtduizend vierhonderd?!'

'Spaar me, kameraden,' zei de onbekende plotseling met een Chocholkovse stem en viel op zijn knieën, 'ik ben helemaal niet verdronken, ik ben gewoon gevlucht, gekweld door gewetenswroeging en hier heb je de sleutel van de kluis, maar naar die achtduizend vierhonderd hoef je niet meer te zoeken, beste kameraden. Die zijn er niet meer. Maroesjka, dat loeder, een artieste van hier, heeft ze verkwanseld. Om de dag moest ze naar de manicure. Ik heb mij losgemaakt uit de massa, beste kameraden, maar, mijn afkomst in aanmerking genomen ... '

'Ach, jij smiecht, jij smiecht,' zei de revisiecommissie, en ze voerden Chocholkov af.


8. Een gelukkig einde

En ze sleepten hem voor het gerecht. En ze berechtten hem en veroordeelden hem en stopten hem in één cel met Majortsjik. Zijn verdiende loon. Had hij maar niet het geld van de vakbond moeten verspillen dat hem was toevertrouwd door de massa, waarmee ook een eind komt aan deze stichtende misdaadroman. Punt.

1926



Vertaling Marjet Denijs




<

TSL 5

>