Helen Saelman


Interview met Tatjana Tolstaja




De Sovjetschrijfster Tatjana Tolstaja (Leningrad 1951) had twee bekende auteurs als grootvaders: de dichter Michail Lozinski en de romanschrijver Aleksej Tolstoj. Verder is ze ook in de verte familie van twee schrijvende Tolstojs in de negentiende eeuw, de beroemde Lev Tolstoj van Oorlog en vrede en de dichter/toneelschrijver A.K. Tolstoj.

Hoe verklaart u het feit dat u, die toch uit een familie met een rijke literaire traditie stamt, pas zo laat bent begonnen met schrijven?

Daar is geen speciale reden voor. Ik had gewoon geen zin om te schrijven, het kwam niet bij me op. Ik lás. Op een gegeven moment kreeg ik daar genoeg van. Je kunt natuurlijk aan het herlezen blijven, maar op een gegeven moment wil je iets nieuws lezen. Maar er werd niets echt nieuws gedrukt. De nieuwe dingen die nu gedrukt worden maken over het algemeen weinig indruk op me, het verveelt me een beetje. Ik begreep dat ik dus iets zocht wat niet bestond en dat ik dat nieuwe zelf zou moeten schrijven.



Tatjana Tolstaja (1989).
Foto Hans van der Molen

Kunt u iets zeggen over uw literaire leermeesters en voorkeuren, in de Russische, Sovjet- en buitenlandse literatuur?

Het valt niet te zeggen waar je iets van leert en waar je niets van leert. Als je het gevoel hebt dat een tekst je wat leert is het meestal omdat hij beantwoordt aan je eigen, onuitgesproken voorkeuren. Dat herkennen van wat van jezelf is is natuurlijk op zich een net zo interessant proces als het je eigen maken van iets nieuws. Vaak leer je bovendien meer van een voor jouw idee slechte tekst dan van één die je goed vindt, namelijk hoe het niet moet. Het is immers een stuk gemakkelijker te zeggen wat slechte literatuur is dan wat goede literatuur is.

Wat betreft mijn literaire voorkeuren: ik houd voornamelijk van Russische literatuur, omdat voor mij de taal zo belangrijk is. En in die Russische literatuur is alles mij dierbaar, het ene om dit aspect, het andere om dat. De meest interessante periode zijn misschien wel de jaren twintig van deze eeuw, vanwege hun raadselachtigheid, het niet-uitgesprokene, het niet afge maakte. Die literatuur werd afgebroken en liet een heel aantal niet-ontwikkelde tradities achter. En ze werd voor zo'n grote periode afgebroken dat, nu in onze tijd de behoefte ontstaat die tradities, in het bijzonder op stijlgebied, verder te ontwikkelen, de tijd voorbij lijkt te zijn.

Afgezien van de Russische literatuur houd ik van de klassieken van de wereldliteratuur. Wat betreft de moderne literatuur, ben ik vooral geinteresseerd in de Latijns-Amerikaanse, die staat namelijk dicht bij de Russische. Vooral natuurlijk Gare1á Marquez. Borges is helemaal niet Russisch: hij schrijft zo intellectueel dat het niet belangrijk is welke taal hij gebruikt. Hij appelleert direct aan de rede, transcendeert de individuele taal. Cortázar vind ik minder interessant; vormexperimenten zoals bijvoorbeeld van het postmodernisme houden mij veel minder bezig dan experimenten met betrekking tct een zienswijze, wereldbeschouwing. Postmodernistische experimenten getuigen meestal van een zekere vermoeidheid in de cultuur, die leidt tot niet meer dan een soort spel.

Hoe beoordeelt u de situatie van de hui dige Sovjetliteratuur?

Dat is een heel ingewikkelde situatie. Niets is stabiel. Er is nu een stormachtig proces aan de gang, eigenlijk nog niet het proces zelf maar het proces van de vorming van een proces. Velen weten zelf niet welke kant ze op gaan. Er is op het moment een soort evenwicht tussen de verschillende genres, want niemand weet hoe de literatuur er verder uit zal moeten zien. Speciale belangstelling geniet alleen het genre van de memoires, dat hangt natuurlijk samen met de hausse aan kampherinneringen die zich nu voordoet.

Wat betreft het thema: al enige tijd terug is er een thema boven komen drijven dat misschien de komende jaren veel schrijvers zal bezighouden: wat is tirannie, wie maakt een tiran. Ook hierin is onze literatuur te vergelijken met de LatijnsAmerikaanse, daar speelt dat thema van de tirannie ook zo'n belangrijke rol. Dat is het eerste interessante punt. Het tweede is de absurditeit van het bestaan, de absurditeit van de samenleving. Het is heel goed mogelijk dat de literatuur de komende tijd die richting blijft uitgaan.

Uw personages leven altijd in dromen, herinneringen, illusies; de rol van de werkelijkheid, van het heden, is zeer beperkt. Waarom?

Volgens mij bestaat er geen heden. Er is een bepaald punt waarop toekomst overgaat in verleden. De mens merkt het heden eigenlijk niet op, hij is de hele tijd aan het hopen, aan het plannen, én hij denkt aan wat geweest is, heeft spijt, verlangt terug, enzovoort. Met andere woorden, hij leeft voortdurend in beide richtingen. Het heden is slechts een golf die de mens meesleurt, maar het bewustzijn gaat voortdurend als een slinger voor- en achteruit. Dat vind ik nu heel interessant.

Is dat misschien wat u zocht in de literatuur maar niet vond?

Dat is moeilijk te zeggen. Wanneer je zoekt ben je in een heel andere toestand dan wanneer je schrijft. Bij het schrijven heb je geen controle over jezelf, je onderwerpt je aan een soort innerlijke imperatief.

Wat vindt u, als Leningradse schrijfster, van Brodski?

Ik vind Brodski de beste moderne dichter. Hij steekt met kop en schouders boven de rest uit. Hoewel er natuurlijk wel andere goede dichters zijn; maar die zijn allemaal verschil lend, er bestaat geen bepaalde school of zo. Dat is voor een literatuur niet gunstig, want een school blijft eerder voortleven dan eenlingen. Was Blok er niet geweest, dan was er wel een hele groep andere, ook heel goede symbolisten. Maar als Brodski er niet was, dan zouden er gewoon helemaal geen vertegenwoordigers van zijn richting zijn, dan bestond die richting niet.

Als ik het goed begrijp, beschouwt u Brodski nog steeds als een Russische dichter?

Ja. Over zijn Engelstalige poëzie wil ik geen uitspraak doen, want die lees ik practisch niet. Maar op grond van zijn Russische gedichten noem ik hem een door en door Russische dichter. Volgens mij kan iemand die Russische gedichten schrijft onmoge lijk een Amerikaans dichter genoemd worden. Een dichter denkt immers voor een belangrijk deel in klanken. Het zijn in de eerste plaats de klan ken die de emotionele kant van de gedichten bepalen. Die klanken zijn in elke taal anders. Het Russisch heeft zelfs andere fonemen dan het Engels.

Welke figuren kent u verder uit de huidige Russische emigrantenliteratuur, welke van hen vindt u het meest interessant?

Er zijn meer goede schrijvers in de emigratie dan je zou verwachten. Goede schrijvers vind ik bijvoorbeeld Sasja Sokolov, Miloslavskij, Zinik, Dovlatov. De rest vind ik al van minder belang. Vojnovitsj en Aksjonov schrijven al heel lang, die behoren niet tot de nieuwe. Het is wel goed dat dergelijke mensen in de emigratie doorgegaan zijn met schrijven en er niet op achteruit gegaan zijn. Zinovjev zie ik niet als schrijver, maar als denker. Verder zijn er natuurlijk een heleboel schrijvers die ik niet of nauwelijks gelezen heb.

Bent u van mening dat het afgesneden zijn van het vaderland noodzakelijk tragisch is voor een schrijver?

Daar kan ik niets over zeggen. Dat is een persoonlijk probleem dat ieder op zijn eigen manier oplost.

Zou u iets kunnen zeggen over andere moderne schrijfsters in de Sovjetunie?

Bij ons maakt men gewoonlijk geen onderscheid tussen mannen- en vrouwenliteratuur. Dat is een typisch westerse benadering. Verder zijn de huidige Sovjetschrijfsters zo verschillend, dat er moeilijk iets algemeens over te zeggen vlat. De korte vorm is het enige wat ze gemeen hebben. Van Petroesjevskaja vind ik met name het proza goed. Haar dramaturgie is natuurlijk ook zeer de moeite waard, maar van dat genre houd ik minder. Van Tokareva is het vroege werk het beste, tegenwoordig is ze vaak wat te slordig. Tokareva schrijft heel traditioneel, is eigenlijk scenarioschrijfster. Bijna al haar filmscenario's zijn uitgevoerd. Haar kracht ligt vooral op het acteervlak, terwijl ze wanneer ze zelf iets gaat bedenken veel minder goed is. De kracht van Petroesjevskaja ligt daarentegen in het woord, in het proza.

Wat vindt u van de discussies die de laatste tijd in de Schrijversbond gevoerd worden tussen enerzijds 'Slavofielen' en anderzijds hen die meer op het westen georiënteerd zijn?

Het punt is dat ze eigenlijk niet echt discussiëren. En dat discussiëren met de slavofielen zinloos is omdat ze een vóórlogische manier van denken hebben. Het is onmogelijk om met hen te spreken in de taal van het rationele bewustzijn. Degenen die een paar maanden geleden in Ogonjok een soort polemiek met hen begonnen, begrepen al heel gauw dat dat geen enkele zin had, en hun rubriek heet nu 'Otkaz ot polemiki' ( 'Afzien van polemiek'). Het gaat om een vreemdsoortige beweging van anticulturele, onbeschaaf de, chauvinistische lieden, grenzend aan het fascisme.

En tenslotte de onvermijdelijke vraag over perestrojka en glasnost. Wat vindt u van de huidige ontwikkelingen, hebben ze een gunstige invloed op de literatuur?

Perestrojka en glasnost worden meestal samen genoemd, maar het zijn verschillende dingen. Met de economie gaat het slecht, ook op het gebied van het uitgeversbedrijf. Hier is nog practisch niets veranderd.

Glasnost, vrijheid van meningsuiting, draagt natuurlijk wel bij tot een normalisering. Het gaat erom, of er in de maatschappij nog een voedingsbodem is voor een herstel van de cultuur, dat wil zeggen of er nog een voldoende hoeveelheid ontwikkelde, kritisch denkende mensen is. Tussen de aboriginals in Australië wordt natuurlijk geen Dostojevski geboren.

In de jaren van stagnatie, zoals ze nu genoemd worden, trokken de mensen zich terug in cultuur, in religie. Er is bij ons een grote groep verfijnde literatuurkenners en -liefhebbers. Er werden geen schrijvers gevormd, maar wel een culturele bodem die hun vorming mogelijk maakte.

Het is de vraag hoe het verder zal gaan. Er is nu een grote politieke en maatschappelijke activiteit. Velen hebben iets waarvoor ze strijden of wat ze verdedigen. Maar dat is nog geen cultuur. Ik bedoel iets als de Europese schrijfcultuur, geen massacultuur. Er zijn nu in ieder geval wel meer mogelijkheden, het is makkelijker om ook andere dan standaardzaken gedrukt te krijgen, bijvoorbeeld vormexperimenten. Het is mij bijvoorbeeld gelukt fragmenten uit Sjkola dlja doerakov van Sasja Sokolov in Ogonjok gepubliceerd te krijgen: 23 getypte vellen. Ik heb twee uur lang met de censor gepraat. Weet u, wat hij antwoordde op mijn vraag: 'Wat heeft u tegen Sokolov?' 'Ik heb op hem tegen', antwoordde hij, 'dat Sokolov zonder komma's schrijft.'

 




<

TSL 5

>