Nachum Glik had besloten een roman te schrijven.
Nachum Glik woonde in de buurt van Fifth Avenue. Vanuit het
raam van zijn kamer keek hij uit op een grote binnenplaats waar
jongens en meisjes basketbal speelden of op rolschaatsen rondreden.
N achum stond iedere morgen vroeg op, dronk een kop koffie, verliet
zijn woning, deed de deur op slot, liep langzaam de trap af en stak
meteen na het verlaten van de binnenplaats de straat over. Vervolgens
bleef hij staan voor een kleine winkel, keek even in de etalage
naar een kleine verzameling schoenen in allerlei soorten en maten en
een bord waarop met grote letters stond geschreven: 'Kunstman
shoe-store', waarna hij naar binnen ging en hardop zei: 'Good morning!'.
AI drie jaar werkte hij in de winkel van een ver familielid
van hem, Majlech Kunstman. Drie jaar lang paste hij kinderen,
vrouwen en mannen pantoffels, schoenen en laarzen. Drie jaar lang,
vrijwel iedere dag behalve op feestdagen kwam hij 's morgens vroeg
de winkel binnen en zei: 'Good morning!'.
Majlech had zijn naam veranderd en heette tegenwoordig mister
Martin. Het werk in de winkel van mister Martin was saai, de geur
van leer onverdraaglijk en Mary de verkoopster knorrig en bemoeiziek.
Nachum verlangde naar Warschau, hij sprak gebrekkig Engels,
kon niet goed opschieten met Mary, noch met de buren, niet met de
verkoper van hamburgers en vaak ook niet met de klanten en de
zwarte straatveger Murphey Carter. Nachum Glik ging zelden de stad
in. De drukke straten, het straattumult, het lawaai van de auto's
en de lucht van uitlaatgassen joegen hem schrik aan. Iedere maandag
kocht hij suiker, vleeswaren, eieren, groente en fruit voor de hele
week en ging dan weer snel terug naar zijn kamer.
De buren noemden Glik mensenschuw en na een tijdje hadden ze
iedere belangstelling voor hun zwijgzame buurman verloren.
Nachum had besloten een roman te schrijven over zijn leven. Voor
het eerst was deze gedachte bij hem opgekomen toen hij een boek
van Israel Josue getiteld
Josie Kalb had gelezen. 'Wat zat de wereld
toch vreemd in elkaar' dacht Glik, 'de helden uit de roman van
Singer zijn Nachum en Surele, maar de dochter van mijn buurman in
de Nowolipkistraat in Warschau, reb Majlech Radomer, heette toch
zeker Sura.' Tot op de dag van vandaag herinnerde hij zich haar
lange vlechten, de grote donkerbruine ogen en haar goedgevormde
figuur.
Vaak stond Nachum Sura op te wachten op de trap of voor de
poort en zei dan:
'Hallo, Surele ! '
Maar het trotse meisje gaf geen antwoord. Dat was ook niet zo
vreemd, de Radomers waren rijk, woonden op de eerste verdieping
aan de voorkant, en Nachum woonde met zijn ouders op de begane
grond, op de binnenplaats. Het domste, maar mooiste meisje in het
huis was Cywia Lichtowicz. Bij Singer was Cywia de dochter van de
sjammes, maar Cywia Lichtowicz was de dochter van bakker Aron de
Witte, die zo genoemd werd omdat Arons gezicht en handen witter
waren dan tarwemeel.
'Bakker of sjammes, wat maakt het uit,' dacht Nachum en hij lachte
in de spiegel. De hoofdstukken van zijn toekomstige roman stelde
hij samen voor de spiegel bij het scheren en daarom duurde het
scheren van zijn geringe baardgroei op wangen en kin soms wel een
half uur, en 's zondags zelfs langer. 's Zaterdags schoor Nachum
zich niet. Dat deden ook zijn vader niet, zijn ooms noch zijn oudste
broer Elias.
Rozenholc leerde Naëhum kennen bij de krantenkiosk. De verkoper
had Rozenholc eens met de volgende woorden begroet:
'Hoe gaat het met u, mister Rozenholc? We snakken naar nieuwe
sensationele berichten!'
Rozenholc had ooit op de redactie van een veel gelezen krant gewerkt;
het was een begaafde jongen, maar sinds dat ongeval in
Greenport schreef hij niet meer. In negentienhonderd achtenveertig
was hij naar Greenport gegaan om de familie van de onder geheimzinnige
omstandigheden omgekomen Edward Rosconi te interviewen,
en terwijl hij uit zijn Ford stapte was hij door een groene Cadillac
die bestuurd werd door de dronken Robert Lang aangereden.
Er werd verschillend over dit onderwerp gesproken en geschreven,
in ieder geval kreeg Frank de familie Rosconi niet meer te spreken
en moest hij zeven weken in een ziekenhuis doorbrengen. Hij keerde
terug naar New York, maar sindsdien heeft hij niets meer geschreven.
'Zeg eens Frank, waarom schrijf je niet meer?', vroeg Nachum aan
Rozenholc tijdens de lunch bij Elias Katz.
'Wie zegt dat ik niet meer schrijf,' maakte Frank zich boos. 'Voorlopig
schrijf ik voor mezelf en dat gaat een dik, een heel dik boek
worden.'
'In welke taal schrijf je?'
'Niet in het Pools en niet in het Joods, maar in het Engels.'
'En hoe oud was je toen je uit Warschau vertrok ?'
'Tien jaar ... In negentienhonderd tweeëndertig ben ik met mijn
vader en moeder de oceaan overgestoken ·..'
'Herinner je je Warschau nog?'
'Ja, Warschau herinner ik me nog wel, maar mijn Pools
is niet zo
best meer ... Dat hoor je toch wel als ik praat?'
'Nou, dan heb ik voor jou, Frank, een goed voorstel, want ik,
mijn beste Frank, ben twee keer uit Warschau weggegaan. De eerste
keer in negentienhonderd tweeënveertig met de trein naar het kamp
in Treblinka, maar halverwege kon ik nog net uit de trein springen,
en in negentienhonderd vijfenveertig de tweede keer, toen ik voor
even uit de bossen naar Warschau was teruggekeerd ... '
'En toen?'
'En toen ben ik er achter gekomen dat er geen getto meer was,
mijn geliefde straat niet meer bestond, er geen huis meer was, geen
binnenplaats, geen meisje met de naam Surele, en vooral dat onze
familie en mijn vrienden er niet meer waren.'
'En wat is nu je voorstel?'
'Jij schrijft voor mij een roman over mij ... '
'Hoe bedoel je?'
'Jij kent Engels?'
'Ja.'
'Kun je schrijven?'
'Ja'.
'Dat is dan geregeld, Frank ... Ik koop een heleboel papier voor je
en een oude, maar goede schrijfmachine ... Ik heb zo'n machine gezien
in een winkel vlakbij Penn-station... Je neemt plaats in een comfort
abele fauteuil en je gaat mijn verhaal opschrijven. Je maakt een
afspraak met de krant of met een uitgever, ik hoop dat je dat soort
figuren kent, en laten zij het dan maar over de hele wereld uitgeven'.
'Oj, Nachum ! '
'Ja, Frank, zeg het maar.'
'Dat is niet zo eenvoudig.'
'Heb ik soms gezegd dat het zo simpel is? Luister, Frank, stel je
eens voor dat ik, Nachum G lik, miljonair ben en dat ik aan de Fifth
Avenue woon in een fantastische woning ... Kun je je dat voorstellen,
Frank? Ja? Nou dan! Vanuit het raam van mijn slaapkamer kijk ik
uit op Centra! Park, en verder in de mist op Seventh Avenue en
Eighth Avenue. Tijdens het nuttigen van mijn eerste ontbijt in de
ontbijtkamer kijk ik door een groot venster en zie Centra! Park en
verder in de mist de huizen van de aangrenzende straten. En stel je
nu, Frank, eens voor dat jij nog steeds bij die gewichtige krant van
je werkt en dat je in een comfortabele fauteuil zit van mister Nachum
Glik in zijn appartement of Fifth Avenue. Je zit vlakbij het grote
raam, vanwaar zich het uitzicht op Central Park uitstrekt. .. '
'Hou nou toch eens op met die ramen en dat Central Park.'
'Een ogenblikje! Je zit in een fauteuil en je drinkt een goede borrel
en ik neem een slok helder water uit een kristallen fles, ik smak met
mijn tong en zeg: "Wie modder heeft geproefd geniet van helder
water uit de kraan, noteer dat, Frank." Dat zeg ik en ik voeg er
aan toe: "Niet onderbreken nu, Frank, alleen maar noteren ... Boeken
schrijf je, boeken neem je niet op ... Zet die bandrecorder af, Frank
... Jij wordt de auteur van mijn boek en je zult moeten wennen aan
de gezegdes, de grappen en de aanwijzingen van Nachum Glik.
Snap je?" Nu moet jij wat terugzeggen, Frank, Doe maar net of ik
miljonair ben ... '
'Okay, mister Glik ! In ons grote weekblad worden alle interviews
eerst opgenomen en pas later ... '
'Mister Rozenholc, ik betaal voor het schrijven!'
'Okay Glik, jij betaalt voor het schrijven ... '
'Ik wil mijn leven beschrijven, dat is een zaak van groot belang ... '
'Okay Glik, dat is een zaak van groot belang. Jij hebt geld en je
kunt schrijven ... '
'Weet ik niet. .. Ik heb het nog nooit geprobeerd, daarom heb ik jou
ingehuurd, Frank. Schrijven is verrekte lastig. Jij, Frank, jij
schrijft niemandalletjes, maar als ik je nu eens een onderwerp aan de
hand deed ... '
'Okay Glik, ik heb ervaring.'
'De krant is geen ervaring, misschien vind ik wel een ander ...
Maar tot die tijd ..'
'Tot die tijd sta ik tot je beschikking.'
'Hoeveel?'
'Dat weet jij het beste ... '
'Ja, ja, weet ik ... Jij bent verrekte duur. Ik zal je een voorschot
geven. Is duizend voldoende ...
'Tweeduizend.'
'Vooruit dan, tweeduizend!' zuchtte Nachum en hij stak zijn hand in
zijn zak, haalde er een verkreukeld dollarbiljet uit en legde dat op tafel.
'Bedankt', zei Rozenholc plechtig en legde zijn hand op het biljet, 'nu
kunnen we aan de slag.'
'Okay Frank, maar ik wil je er vast op wijzen, Frank, dat mijn
roman een gelukkig einde moet hebben, en vandaag de dag kan zoiets
niet en daarom beginnen we bij het einde.'
'Dat wil zeggen ... '
'In het eerste hoofdstuk Amerika, in het tweede het einde van het
getto, in het derde het leven in het getto, in het vierde het leven
in het getto, in het vijfde hetzelfde, in het zesde ook...'
'En in het zevende?'
'In het zevende gaat het over mijn jeugd, in het achtste over de
school en mijn twee oma's, die erg, erg veel van mij hielden. In het
laatste hoofdstuk word ik geboren als kind uit het gelukkige huwelijk
van de jonge en mooie Gliks. Snap je?'
'Ik snap het, maar dat is verschrikkelijk moeilijk.'
'Het moet een gelukkig en mooi einde worden.'
' N achum, ben je nog steeds miljonair?'
'Natuurlijk!'
'Mister Glik, ik geef u die tweeduizend dollar terug. . . Ik heb een
totaal andere visie op deze roman. . . Zeker, het is een gelukkig
einde, maar dan in omgekeerde volgorde. We beginnen de roman normaal
bij de geboorte van Nachum Glik, daarna het getto, het getto,
en op het einde Amerika. Hier bent u miljonair, Glik! Waar of niet?'
'Rozenhole! Terug naar de werkelijkheid ... '
'In dat geval kan ik eventueel akkoord gaan met jouw plan voor de
roman, alleen bij ons, beste Nachum, is en was er geen getto en
daarom is het misschien niet zo gek nog niet het boek te eindigen met
juist zo'n zwaar accent op Amerika.'
'Kom nou toch, Frank! Op de Nowolipie, in de Pauwstraat en in de
Ganzenstraat stierven de joden, en eerlijk gezegd weet ik, Nachum
Glik, het zo net nog niet of jullie ons niet hadden kunnen redden.
Ik weet niet, Frank, of jij daar wel al het mogelijke aan hebt gedaan.
'Daar heb ik ook over na zitten denken, beste Nachum, net zo
goed, maar ik heb niets kunnen bedenken. . . Niets zinnigs. . . De
mensen bij ons konden het gewoon niet geloven ... '
'Dat vermoedde ik al, Frank ... Dat is precies wat ik dacht.'
Als er in de winkel 'Kunstman shoe-store' tijdens de ochtenduren
geen klanten waren, dacht Nachum na over iedere volgende ontmoeting
met Rozenholc. Hij componeerde de inhoud van de hoofdstukken,
waarbij hij de details in zijn herinnering trachtte terug te halen,
hij tekende plattegronden van de straten, binnenplaatsjes en wonin
gen. Hij noteerde de namen van de buren en de kennissen, en bij
iedere voor- en achternaam plaatste hij enkele opmerkingen: bruin
haar, kaal, oud, lang, klein, flegmatiek; gezet, mooi, knap, ik heb
van haar gedroomd; kreng, teer, stom, rijk of arm. Bij de namen
van politieagenten, veldwachters en gestapo-officieren zette hij:
bulldog, paard, hond, snotjong, draak, zuiplap, kotsvent, reetkever,
lul, juffertje, vis of kikker. Maar steeds dacht hij eraan, hoe en waar beschreven zou moeten worden wat er in augustus negentienhonderd
tweeënveertig was gebeurd.
Nachum en Janek Syta waren juist bij de verwoeste smidse aangekomen
en stonden op het punt het steile pad op te gaan dat naar de
rots leidde en vervolgens naar beneden naar de rivier, toen ze
schoten en gegil hoorden, ze lieten zich op de grond vallen, kropen
beschut door de struiken naar de top van de rots en zagen het volgende
tafereel: een vreemd uitgedoste geit zat enkele schaars geklede
veldwachters - naar later bleek- achterna. Op de zanderige
oever kreeg de geit één van hen te pakken en met haar horens haalde
zij zijn buik open, en even later viel ze nummer twee aan, die
zijn collega probeerde te helpen, wierp hem met een kopstoot omver
en rende meteen naar de derde veldwachter. Deze laatste was erin
geslaagd zijn pistool uit zijn uniform, dat aan een boom hing, te voorschijn
te halen en schoot enkele malen op de geit, maar zo te zien
miste hij steeds weer. De geit viel de schutter aan en wierp hem op
de grond, liep een stukje terug, bleef toen staan en draaide zich
plotsklaps om en rende weg in de richting van het landweggetje vlak
onder de rots. Toen pas zag Nachum dat de geit gehuld was in een
brede tales en dat op de rug van het dier een kind van een paar
jaar met een dik touw lag vastgebonden. Het hoofd van het meisje
wipte op en neer op het ritme van het rennen van de geschrokken
geit. Nog iedere dag ziet Nachum de van angst vertrokken kop van
de geit en het gezicht van het dode kind.
'Dat is een thema voor een film,' zei Rozenholc. 'Dat is een fantastische
scène! De wraak van een joodse geit die de veldwachters een
joodse tales hadden aangetrokken en waarop ze een joods kind hadden
geplaatst. De wraak van de geit! De wraak van de geit! Dat is een
thema voor Hollywood! Nachum! Er was geen geit hè? En er was ook
geen dood kind! Je hebt het allemaal verzonnen, hè Nachum! Zeg
dat je het hebt verzonnen!'
'Zo is het werkelijk gegaan, Frank, en dat zul jij nooit kunnen
begrijpen, Frank,' antwoordde Nachum.
'Dat is een machtig thema!' herhaalde Rozenholc en maakte aantekeningen
in een dik schrift.
'Frank, laat mij het opschrijven,' sprak Nachum, 'Ik ga het proberen,
het zal me opluchten ... Iedere dag zie ik het weer ... Ik schrijf
het op en ik zal er rustig door worden, ik denk dat dat nog de beste
oplossing is, Frank,'
De afgelopen dagen had Martin Kunstman al een paar keer tegen
Nachum gezegd dat er iemand uit Chicago had gebeld en had gevraagd
of Nachum Glik in New York woonde ...
'Eén keer heeft er een man gebeld, en vier, misschien vijf keer was
het een vrouw,' zie Kunstman.' en steeds 's avonds, als jij er niet
meer was.'
Die telefoontjes zaten Nachum dwars. De mededeling dat er een onbekende
vrouw op zaterdagavond had gebeld naar de woning van
Kunstman en had gevraagd naar de gezondheid van mister Glik uit
W archau bracht hem uit zijn evenwicht.
'Ze maakt me 's nachts wakker om te vragen naar de gezondheid
van Nachumek ! Ik heb haar het telefoonnummer van je buren gegeven,
laat ze hen maar lastig vallen.'
'Over een week krijg ik telefoon,' stelde hij Kunstman gerust.
'Neem me alsjeblieft niet kwalijk, Martin. Ik kan er niets aan doen.'
Sindsdien zat Nachum op een telefoontje uit Chicago te wachten.
Het zwarte apparaat stond op een tafeltje bij het raam en vanaf het
moment dat het was geinstalleerd had het slechts één maal gerinkeld,
toen een vriendelijke mannenstem van de telefooncentrale had gevraagd
of de telefoon goed werkte.
Maar eindelijk brak dan de dag aan, of liever de avond. De bel
ging over en aanvankelijk dacht Nachum dat er iemand op de binnenplaats
had gebeld. Hij keek uit het raam, maar had al snel door dat
het zijn telefoon was die rinkelde. Weifelend liep hij naar het tafeltje,
bleef even staan en nam tenslotte de hoorn op.
'Hallo ... '
'Mister Glik?' de man vroeg een paar keer: 'Mister Glik? Mister
Glik?'
'Yes ... '
'Okay.'
De man sprak luid en snel, Glik begreep er niets van. Verschrikt
legde hij de hoorn neer en liep het huis uit. Na een uur kwam hij
terug en knipte met een schaar de telefoondraad door. Het apparaat
zette hij op de kast, dronk een halve fles wijn leeg en ging op de
bank liggen. Hij sliep tot de volgende ochtend.
De volgende ochtend begroette Martin Kunstman zijn werknemer
voor de winkel: 'Jongen, ik sta hier vol spanning op je te wachten !
Over een paar minuten krijg je gasten ... Advocaat Ralf Brecker en
zijn assistent. Een bekende firma! Ralf Brecker komt niet zomaar
naar iedere klant van hem toe. Dit moet wel een uiterst belangrijke
zaak wezen ... Een zaak van landsbelang ... '
'Ik ben geen klant van Ralf Brecker,' antwoordde Nachum. 'Hij
heeft zich vergist.'
Nachum werd ongerust. Gisteren raakte hij helemaal van streek
door dat telefoontje en nu dat bezoek van die onbekende advocaat.
Door de etalageruit zag hij Rozenholc voorbij komen. Hij vroeg hem
de winkel binnen te komen.
'Ik denk dat ze me komen arresteren,' legde hij Frank uit. 'Er
gebeuren allerlei vreemde dingen in mijn omgeving. Een vrouw belt
's nachts naar Kunstman, een man schreeuwde gisteren iets tegen me
door de telefoon en vandaag stuurt iemand mij al advocaat Ralf
Brecker op m'n dak.'
'Wat? Wat? Ralf Brecker? Maar dat is de beste advocaat ter wereld
... Nou ja, misschien niet van de wereld, maar toch zeker van de
Oostkust ... En hij moet jou hebben ... ?'
'Ik heb niemand vermoord, Frank.'
'Nachum, dit is iets zeer belangrijks.'
'We zullen zien ... Maar blijf bij me. Jij bent mijn tolk.'
Mister Ralf Brecker, een lange, grijze man, arriveerde stipt om
negen uur. Hij wisselde enkele woorden met Kunstman. Martin maakte
een buiging en liep op Nachum toe.
'Je hebt vrij vandaag, Nachumek. Hij vraagt of je met hem mee wilt
gaan naar het advocatenkantoor. Het is een heel aardige man ... '
'Als het niet anders kan,' zuchtte Nachum. 'Maar Rozenholc gaat
met me mee.'
'Okay', stemde Ralf Brecker in.
'Okay', zei Rozenholc.
'Okay', voegde Nachum er schuchter aan toe.
In de limousine van de advocaat was het aangenaam koel. De ariconditioning
werkte vlekkeloos. Nachum zweeg, Brecker zweeg, de assistent van de advocaat zweeg ook, alleen Rozenholc sprak hardop
Engels en Nachum begreep alleen dat Frank voortdurend Brecker bedankte
voor de uitnodiging. De advocaat glimlachte, maar tot het
einde van de rit door de drukke straten zei hij niets anders dan
enkele malen 'Yes' en 'Okay'.
In het kantoor van Brecker kregen ze van de de secretaresse
grote glazen sinaasappelsap. Nachum goot in één keer het koude
vocht naar binnen en voelde zich al meteen een stuk beter.
'En nu terzake,' zie Rozenholc plechtig. 'Ze vragen of jij Nachum
Glik heet en of jij een zoon bent van Hirsz en Chana ... '
'Vanaf mijn geboorte heet ik Glik en verder ook nog Nachum, en ik
ben een kind van mijn vader Hirsz en mijn moeder Chana.'
'Ze vragen of jij Johan Urbinger hebt gekend ... '
'Mijn moeder was een Urbinger en haar broer heette Jojne en die is
lang voor de oorlog naar Amerika vertrokken.'
'Zijn vrouw is een jaar geleden gestorven.'
'Wiens vrouw, Frank?'
'Van Jojne. Ofwel van John Urbinger ... '
'Wees eens wat duidelijker.'
'Ze zeggen dat na de dood van Ethel Urbinger jij de enige erfgenaam
bent.'
'Hoe weten ze dat?'
'Ze zijn er zeker van. Ze hebben alles nagezocht. Ze hebben je in
Polen gezocht en je in Amerika gevonden, in de winkel van Martin
Kunstman. Zij waren het die je gisteren hebben gebeld ... '
'Wat is dat voor ergenis?'
'Een grote. '
'Hoeveel?'
'Een beetje meer dan jij denkt.'
'Ze moeten het eerst nog berekenen, de belasting ervan aftrekken,
hun eigen kosten ... '
'Hoeveel blijft er over?'
'Dat verpest mijn roman, Frank. Niemand zal geloven dat ik een
erfenis heb gekregen. Niemand zal geloven dat de advocaten van
Jojne Urbinger mij hebben gevonden, niemand gelooft dat op zekere
dag iemand N achum Glik honderdduizend dollar heeft overgemaakt. .. '
'Het is ietsje meer, Nachumek ... '
'Ik weiger! Dit past niet in mijn boek!'
'Idioot! Ze zeggen dat het geld, de effecten en de onroerende goederen
van jou zijn, en ook wat je er verder mee doet is jouw zaak .. '
'Frank! Hoe ga jij dat allemaal beschrijven?'
'Dat lukt wel.'
'Vraag eens aan die advocaten of ik mag bellen.'
'Bel maar, dat hoef jij niet meer te vragen.' Rozenholc schoof het
apparaat dat op het bureau stond in de richting van Nachum.
De advocaat glimlachte. Nachum glimlachte terug en draaide een
nummer.
'Hallo! Kunstman?'
'Ja, ik ben het, Nachumek van me.'
'Ik moet je iets vertellen, Martin.'
'Ik jou ook.'
'Luister, Martin ... '
'Nachum ! Iemand vraagt naar je! Hoor je me? Iemand zoekt je!'
'Weer de een of andere advocaat?'
'Nee! Het is een vrouw. Cecylia Zawadzka!'
'Ken ik niet.'
'Maar zij kent jou wel. .. Ze komt uit Warschau. Ze woont in Chicago.'

Illustratie B. Denijs
'Vraag naar haar eerste voornaam en haar achternaam.'
'Ik begrijp je niet. .. Ik geef haar de hoorn ... Nachum, hier komt
ze.'
'Goed.'
'Nachumek ! Ik ben het!'
'Zawadzka?'
'Nee! Ja! Nee ... Ik weet het zelf al niet meer.'
'Maar ik weet het wel. Dat kan alleen maar Cywia zijn uit de Nowolipkistraat.'
'Ja, ja, ja, ja!'
'Stop maar ... '
'Nachumek, ik ben het. .. Ik ben het.'
'Luister naar me Cywia! Je belt precies op tijd, ik zat juist te bedenken
hoe ik het beste mijn reis naar Warschau zou kunnen organiseren.
Laten we samen gaan, Cywka!'
'Ik ben bang voor Warschau. Moet dat echt?'
'Dom gansje! We gaan samen naar Warschau om onze verwoeste plekjes
te bekijken ... Hoor je me? Jouw Chicago en mijn New York kunnen
me gestolen worden. Ik moet nu meteen zien wat er gaande is
op de Nowolipie en in de Ganzenstraat. En daarna gaan we weer terug,
wees maar niet bang, Cywka ... Neem een taxi en kom hierheen,
naar mijn advocaat op Madison Avenue, Kunstman zal je het precieze
adres wel geven. De twaalfde verdieping. Ik wacht op je, dom gansje!
Cywka! Hoor je me? Weet je, geluk komt nooit alleen ... '
'Dat weet ik niet, hoor ... '
'Geeft niet... En laat de taxi maar wachten. Ik betaal! Versta je me?'
'Ja, Nachumek. Eindelijk... Na al die jaren, na al die jaren heb ik
iemand met wie ik kan praten. Wees niet boos, Nachumek. . . Zeg nog
eens dat ik een dom gansje ben.'
'Vooruit dan, Cywia, dom gansje! Ik wacht op je.'
'Oh, ik voel me zo heerlijk, Nachumek.'
'Dus ik wacht op je!'
Een uur later gingen Frank en Nachumek met de lift naar de begane
grond en zagen in de hal Cywia Lichtowicz.
'Nachum, neem me niet kwalijk, maar ik was vergeten op welke verdieping
jouw advocaat woonde en hoe hij heette ... '
'Ik dacht al dat je het vergeten was,' zei Nachum en hij zoende
Cywia op haar wang. 'Malle Cywia ... God, wat ben je mooi, zeg!
Cywka, ik zal je eens wat zeggen, ik heb je altijd gemogen, echt
waar. Dat heb ik je nooit verteld. Maar jouw moeder heeft eens tegen
mijn moeder gezegd: "U zult zien, Nachumek trouwt nog een
keer met Cywia. Dat geef ik u op een briefje." Dat heeft ze gezegd.
Ik heb nooit gedacht dat we elkaar ooit nog eens zouden ontmoeten.'
'Heb je er dan nooit bij stilgestaan dat ik blonde haren heb en zeer
blauwe ogen?'
'Weet jij wat dat wil zeggen, Rozenholc?'
'Dat jij van blondines houdt, Glik.'
'Ach, Frank, jij bent nog dommer dan Cywka. Niet waar, Cywia?
Hij weet niet dat jouw haar en jouw ogen voor de nazi's een zeer bijzondere
betekenis hadden. Hij weet helemaal niets en begrijpt er ook
geen snars van. Jij hebt geen geluk, Frank! Jij was niet in Warschau
toen je er behoorde te zijn! Wij hebben dat geluk wel gehad.'
's Avonds na het avondeten in restaurant 'Apollo' bracht Nachum
Cywia Lichtowicz naar zijn woning. Cywia kletste aan een stuk door,
lachte, maar begon direct met schoonmaken. Ze trok een broek van
Nachum aan en een oude werkblouse. Ze zag er mooi en grappig uit.
Ze zette de stofzuiger aan, reinigde de loper en het kleine vloerkleed,
waste de borden, de glazen en de smerige pannen, controleerde
de inhoud van de ijskast en tenslotte verschoonde ze de lakens
op de slaapbank.
'En nu ga ik een bad nemen,' zei ze en gaf Nachum een zoen op zijn
voorhoofd.
Nachum ging in een fauteuil zitten, maar na een paar minuten stond
hij op en opende de deur van de badkamer. Cywia stapte juist in bad
en Nachum zag haar kleine borsten en loshangende haren.
'Laten we samen in bad gaan, Cywia, laten we samen in bad gaan ... '
'Goed, Nachumek, laten we samen in bad gaan.'
Om middernacht maakte Cywia Nachum wakker. Ze deed het nachtlampje
aan.
'Ik moet alsmaar aan dat boek van je denken, Nachumekje.' Ze omarmde
hem stevig en drukte een zoen op zijn arm. 'Jij, jij zult nog
eens een groot schrijver worden. Als je ons leven in het getto zult
beschrijven, word je vast een groot en bekend schrijver. Laat Rozenhole
erbuiten. Hij begrijpt er niets van, hij voelt het niet aan, hij zal
er zonder gevoel over schrijven. Alleen jij kunt iets dergelijks creëren.
Nachumek, ik mag dan misschien een domme gans zijn, maar ik verzeker
je dat het je lukt als ik je erbij help. Ik zal voortdurend bij je
zijn, ik ga steno leren, ik leer typen, ik zal de uitgevers nauwkeurig
in de gaten houden, ik ben al een beetje Amerikaanse en ik weet hoe
je met Amerikanen moet praten. Daarvoor heb je een bepaalde aanpak
nodig, Nachumek , als we de Amerikanen willen vertellen hoe de bezetting
was en wat er in het getto gebeurd is, moeten we de hele zaak
op zijn Amerikaans voorbereiden, een andere weg is er niet. Wat heb
je eraan als je de waarheid schrijft, terwijl mister Smith uit Ohio of
uit Freeport toch maar denkt dat alles verzonnen is voor die paar dollar
die je met je boek verdient. Zij moeten het begrijpen en erin geloven!'
'Luister, kleintje, Frank is mijn vriend, hij spreekt en schrijft Engels,
en hij schrijft goed. En stel je nu eens voor, Cywka, dat we
over een week verhuizen naar die oude, goede woning van me op
Fifth Avenue. Frank heeft dat appartement al een keer gezien. We
hebben er de eerste hoofdstukken van mijn boek besproken. Het is
een erg mooie woning. Uit het raam van de slaapkamer, waar Cywka
en Nachum 's morgens wakker zullen worden, zie je Central Park en
verder in de mist Seventh Avenue en Eighth Avenue, uit het raam van
de kamer waarin we ons eerste ontbijt zullen eten, zullen we onze ogen
laten rusten op Centra! Park en de aangrenzende straten. Dat
zelfde uitzicht heb je vanuit de ramen van de eetkamer en de werkkamer
van mister Nachum Glik. Over een week keer ik terug naar mijn
mooie salons en daarom kan ik Rozenholc niet de laan uit sturen. Hij
was mijn eerste gast in die woning en juist met Frank Rozenholc heb
ik een begin gemaakt met het schrijven van mijn roman.'
'Ben jij dan al een keer eerder rijk geweest?'
'Ja Cywka, inderdaad, ik kan het ook niet helpen. Ook Rozenholc
had geld, heel veel geld!'
's Maandags werden ze laat wakker. Nachum sprong op van de slaapbank;
hij belde naar Kunstman en vertelde hem dat hij zich verslapen had, maar dat hij zeker nog op zijn werk zou verschijnen. Kunstman
lachte:
'Nachumek, bij mij werken geen miljonairs!'
'Ik kom, Martin, echt, ik kom zeker.'
'Doe Cecylia Zawadzka de groeten,' beëindigde Martin het gesprek.
Cywia bracht op een dienblad het ontbijt binnen en op dat moment
ging de telefoon.
'Met Frank.'
'Zeg het maar, Frank.'
'Nachum, volgens mij is er iets mis met die miljoenen.'
'Wees eens wat duidelijker, Frank.'
'Brecker vroeg me of ik je wilde meedelen dat hij de zaak moet aanhouden.
Wat zal ik er ook omheen draaien... Er is een familielid van
Ethel op komen dagen en ook nog een of andere verwante van John ...
Wat het allemaal zal opleveren weet ik niet, maar het huisje aan de kust
is van jou, dat is een ding dat zeker is!'
'Frank!'
'Ja!'
'Maak je over die schrijfmachine maar niet druk. Ik krijg nog tachtig
dollar van Kunstman. Een tweedehands typmachine is bovendien
een stuk goedkoper, Frank. Maak je maar geen zorgen ... ! '
'Wat is er gebeurd, Nachum?' vroeg Cywia terwijl ze op een plakje
worst kauwde.
'Niets, liefje, ik heb een schitterend idee gekregen voor het einde
van het eerste hoofdstuk van mijn boek,' zei Nachum Glik en voorzichtig
legde hij de hoorn op de haak.