Wanneer ik als dramaturg de stukken
van de Poolse auteur Slawomir Mrożek
lees, dan zie ik mij voor de taak gesteld
het Poolse onbehagen om te zetten
in een algemeen menselijk onbehagen.
Een taak die heden ten dage
niet zo moeilijk lijkt.
Wanneer ik als krantelezer de
nieuwsberichten uit Polen lees, die
momenteel de westerse media overspoelen,
dan proef ik daaruit zo'n
treurigheid en politieke wanhoop dat
ik niet verbaasd zal zijn wanneer een
dezer dagen ons het bericht bereikt
dat de staat Polen is opgeheven. Verdwenen.
Dat de inwoners van Polen
vrijwillig hun staatsboedel hebben
verkocht en in diaspora verder leven
in de wereld. De Poolse identiteit lijkt
te bestaan uit een permanent gevoel
van staatsrechtelijk en economisch
faillissement. De enige reden om nog
iets voor het land te doen lijkt te zijn
om de executiewaarde nog iets op te
schroeven. 'Het hele systeem is aan
zijn einde,' volgens Lech Wałesa. 'Het
zit alle mensen tot hier en er moet
iets gebeuren'.1 Ik had niet gedacht
dat ik ooit nog eens een uitspraak van
Wałęsa zou gebruiken in een dramaturgisch
betoog. Toch is dit de gelegenheid
hiervoor, want ik vermoed dat
dit levensgevoel ook uit de teksten
van Mrożek spreekt. Polen is een land
van idealisten. Idealisten die hardop
dromen over alles wat Polen nooit geweest
is, nooit gehad heeft en nooit
verloren heeft. In die zin wordt spreken
over een faillissement een paradoxale
aangelegenheid. Die paradox
is ook in het werk van Mrożek genesteld.
Mrożek werd in Nederland bekend
toen de Koude Oorlog in volle gang
was. Kees van Iersel vestigde met
zijn 'Studio' de roem van Mrożek in de
Brakke Grond te Amsterdam. In volle
zee, Karel en Striptease maakten toen
van Mrożek een gevierd schrijver in
Nederland; een ontdekking.2 Zijn verbanning
uit Polen stelde de ijzervreters
in het Westen tevreden, omdat de
kritische toon in zijn stukken het comrr.
unistisch bewind kon treffen. Progressieve
Nederlanders zagen met
enthousiasme zijn protest tegen blinde
staatsmacht, omdat zij de ondoorzichtige
machtsstructuren wilden
openbreken. Mrożek kon niet meer
kapot in de jaren zestig.
Nu de Koude Oorlog in de ijskast
is gezet en protest op zichzelf geen
ideologie meer vullen kan, dringt
zich de vraag op waarom de teksten
van Mrożek vandaag de dag nog gespeeld
zouden moeten worden en hoe
een hedendaagse opvoering het beeld
van de jaren zestig van zijn stukken
kan losweken. Hoe ze de toeschouwers van tegenwoordig weer enthousiast
kunnen maken.
Mrożek schreef geen libretti voor
muziek die niet meer klinkt. Dat is
het uitgangspunt voor het 'Mrożek
festival' dat in november door Frascati,
in samenwerking met de Stichting
Oeuvre, georganiseerd wordt.
Dit 'festival' zal de vraag onderzoeken
in hoeverre de teksten van Mrożek
tijdgebonden zijn. In hoeverre
de regisseurs een melodie kunnen
maken waarin een tekst van Mrożek weer kan klinken.
Als dramaturg kan ik op grond van
de tekst slechts verwoorden waar
zijn kansen liggen. Die kansen liggen
vermoedelijk in de verschuiving
van het dramatisch gevoelen van het
publiek. Onder dramatisch gevoelen
versta ik de emotionele aanvaring
tussen publiek en voorstelling waar
beide naar op zoek zijn gedurende
hun samenkomst in de zaal. In de jaren
zestig klonk het drama van Mrożek
overtuigend door in de anekdote
die maatschappelijk te duiden was en
op dat terrein een bewustwording
aanbeval. Het onbehagen tussen institutie
en individu kreeg een esthetische
ontlading gedurende de voorstelling.
Heden ten dage is het drama
van de maatschappelijke, politieke
anekdote verschoven naar het drama
van de stijl zelf, in dit geval de stijl
van Mrożek en naar zijn oeuvre dat
een faillissement nog even uitstelt.
En een faillissement is altijd dramatisch.
Ik zal proberen onder woorden
te brengen wat ik met dat uitstel, die
surséance, bedoel.
Vaak is de anekdote bij Mrożek gauw
verteld. In De politie, zijn eerste stuk,
zien we de laatste politieke dissident
zich bekeren tot de staatsideologie.
Dat betekent dat de politie en de geheime
dienst overbodig zijn geworden.
De ijverigste agent krijgt nu de opdracht
om dissident te worden teneinde
de politie en de geheime dienst
hun bestaansrecht te verschaffen. Hij
zal ten slotte daadwerkelijk aan het
kortste eind trekken.
In Vossejacht, een van zijn latere
stukken, zien we dat jagen in het bos
volkssport nummer één is geworden.
Wat het privilege van de rijken was,
is nu een recht van het volk, met alle
desastreuze gevolgen vandien. De
laatste vos, tevens het laatste dier in
het bos, heeft een haan gegijzeld om
hem gezelschap te houden. Tevens wil
hij de naarstig naar prooi zoekende jagers
het voorstel aan de hand doen
pluimvee in het bos uit te zetten en
daar op te gaan schieten. Wanneer hij,
verkleed als jager aan hen zijn argumenten
uiteenzet, schrikt men van wolvengehuil dat snel naderbij komt:
Opeens is niemand meer geinteresseerd
in de jacht en verlaat men haastig
het bos. Een oude man in een rolstoel
die vanaf het begin al tot ontsteltenis
van de anderen tegen de
jacht waarin hij niet de minste fiducie
heeft, protesteert, wordt alleen achtergelaten.
In verwarring gebracht
door de situatie schiet deze de vos en
de haan dood, in de veronderstelling
dat het wolven zijn.
De anekdote is altijd duidelijk: laatste
dissident vs politie en laatste vos
vs jagers. Dit zien we ook in Zomerdag
(man I die zelfmoord wil plegen
omdat hem niet lukt vs man II die
zelfmoord wil plegen omdat hem alles
lukt) of in Karel (man die per se een
Karel wil doodschieten vs de oogarts
van wie hij denkt dat hij Karel is) of
ten slotte in Een wonderbaarlijke
nacht (man I denkt dat hij man II
droomt vs man II die dat ontkent).
Telkens komen er in een situatie twee
onwrikbare meningen tegenover elkaar
te staan. Alle stappen die van
daar af genomen worden door de personages
zijn altijd logisch verantwoord.
Er wordt wat afgeargumenteerd
in Mrożeks stukken.
Hier ligt dan ook de tragedie van
zijn oeuvre. Er is namelijk wat aan de
hand met deze logica. De personages
trekken altijd op een bepaald moment
een verkeerde conclusie uit een voor
de toeschouwer heldere situatie. Dat
geeft het handelen van de personages
iets clownesks. Hun karikaturale
('domme') logica loopt op zichzelf
stuk en eindigt altijd desastreus.
Door deze karikatuur van de logische
denkhouding komt het gewelddadige
karakter van deze denkhouding genadeloos
naar boven. Logisch redeneren
leidt hoe dan ook tot de ondergang
van het personage dat de argumenten
verzint.
Toch wordt in het werk van Mrożek
niet het failliet van het logische
denken uitgesproken. Er gloort nog
hoop voor een 'redelijk' alternatief.
Dat blijkt uit de evidentie van de
verkeerde conclusies die de personages
telkens weer trekken. Mrożek laat daardoor de mogelijkheid voor
een juiste conclusie open. Bij hem
heb je niet het idee dat de 'domme'
personages eigenlijk slim zijn. Naiviteit
is domheid en leidt tot ondergang.
De tragiek van deze schrijvershou
ding schuilt in het wanhoopskrediet
dat de logica steeds weer krijgt toegeschoven
van Mrożek, ondanks de
grote verliezen die zij op haar geweten
heeft. Steeds weer mag de logica
haar absurditeit vertonen in de
hoop dat deze haar op den duur verstandig
maakt. Deze permanente surséance
van betaling is zo dramatisch
als de situatie in Polen zelf. Bijna
heeft het drama met de logica afgerekend. Het roept eveneens herinneringen
op aan de tragiek van het
RSV-debäcle, waarin stuk voor stuk
heel redelijke mensen een mammoetbedrijf
uiteindelijk tegen de rotsen
bleken te hebben geloodst. Die tragiek
schemert door de teksten van
Mrożek heen. Daarom mag het spelen
van Mrożek geen vrijblijvende constatering
zijn van een ongerief tussen
individu en institutie, waar we
in redelijkheid wel weer uit zouden
kunnen komen. Met behulp van Mrożek
kunnen we op het toneel tastbaar
maken dat eens de rekeningen betaald
moeten worden die door platoonse
en cartesiaanse imperatieven al
eeuwenlang zijn opgelopen. 'Het hele
systeem is ten einde. Het zit de mensen
tot hier en er moet iets gebeuren,
aldus Wałęsa in het aangehaalde artikel.
In het theater gaat er in ieder geval
iets gebeuren. Frascati wil met de
tien voorstellingen die daar te zien
zullen zijn, het werk van Mrożek toet
sen aan de tijd van nu. Zij willen mogelijkheden
aan de hand doen hoe deze
stukken de toeschouwer van tegenwoordig
nog aan kunnen spreken.
De voorstellingen duren van 14 tot
26 november waarin tien stukken van
Mrożek door tien verschillende regisseurs
vertoond worden. Te weten:
In volle zee ( Benjamin Gijzel), Zomerdag
(Albert Enrod), Striptease (Teuntje
Klinkenberg), Serenade (Felix de Rooy), Racket Baby (Kees Epskamp),
Pjotr Ohey (Marijse Pel), Een wonderbaarlijke
nacht (Hilje Thiescheffer),
Vossejacht (Arnold Hemmel), De professor
(Leo Spekreijse) en Karel (Albert
Hoex). Hieraan voorafgaand
wordt op zondag 13 november een
concertante uitvoering gegeven (met
publiek) van het hoorspel Het slachthuis.
Radio STAD zal daarvan een
live-uitzending verzorgen. Wim Meuwissen zal in het festival een speciale voordracht houden van een van
Mrożeks verhalen. Ook probeert de
NOS via Nederland 3 de uitzending te
regelen van de tv-film Rozeneiland,
die Mrożek zelf in de Bondsrepubliek
voor de SDR regisseerde.
Bij het ter perse gaan van dit nummer
was bij Frascati nog niet bekend
of Mrożek zelf aanwezig kan zijn bij
deze Nederlandse evaluatie van zijn
werk.
Naar aanleiding van dit evenement
komt bij de Theatre Bookshop een
boek uit met alle stukken die gespeeld
gaan worden. Tevens worden daarin
cartoons van hem opgenomen en een
kort verhaal. Een belangrijk gedeelte
van deze uitgave zal bestaan uit dramaturgisch
materiaal over Mrożek.
Het boek verschijnt begin november.
Frascati wordt een beetje Pools eind
november. Het zal dus wel iets dramatisch
worden.