Anne Pries


Valentin Raspoetin, schrijver van en voor het Bajkalmeer




Op het ogenblik geldt Valentin Grigorjevitsj Raspoetin als een gerespecteerde schrijver van de Sovjetunie. Hij is niet alleen populair bij een groot lezerspubliek in binnen- en buitenland, maar ook de overheid spreekt openlijk haar waardering uit voor deze Siberische auteur. Vorig jaar kreeg Valentin Raspoetin ter gelegenheid van zijn vijftigste verjaardag een zeer hoge onderscheiding wegens zijn grote verdiensten voor de Sovjetliteratuur en zijn succesvolle maatschappelijke activiteiten. De onderscheiding werd hem uitgereikt in het Kremlin, door de voorzitter van het Presidium van de Opperste Sovjet, Gromykin.

Toch is Raspoetin geen mooiprater, integendeel, regelmatig uit hij zijn kritiek op de overheid. Dat doet hij indirect in zijn literaire werk en direct in de pers.

Raspoetin - geen familie van de bandeloze monnik aan het hof van Nikolaas II - werd in 1937 geboren in het district Irkoetsk in Siberië, in het dorp Atalanka aan de rivier de Angara. Na zijn schooltijd ging hij studeren aan de faculteit der Letteren van de universiteit van Irkoetsk. De meesten van zijn jaargenoten vonden na het beëindigen van hun studie, in 1959, een baan als leraar, maar Valentin Grigorjevitsj lukte dat niet en hij kwam terecht in de journalistiek. Hij werkte zeven jaar voor jeugdkranten in Irkoetsk en Krasnojarsk. In die tijd reisde hij veel, bezocht allerlei Siberische bouwprojecten en publiceerde twee kleine boekjes met reportages. Zijn eerste verhaal schreef Raspoetin toen hij 24 jaar was, in 1960/1961. In 1965 werd er in Tsjita, ongeveer 1000 km ten oosten van Irkoetsk, een conferentie gehouden voor jonge Siberische schrijvers. Daar stelde men voor de tot nu toe verschenen korte verhalen van Raspoetin in één band uit te geven. De bundel verscheen in 1967, in Krasnojarsk, onder de titel: Een mens van deze wereld.

Dat jaar werd Raspoetin toegelaten als lid van de schrijversbond, waardoor het hem mogelijk werd zich uitsluitend met de literatuur bezig te houden. Zijn eerste roman Geld voor Maria werd samen met enkele verhalen in 1968 in Moskou uitgegeven. De laatste termijn, gepubliceerd in 1970 maakte hem beroemd.

Raspoetin behoort tot de zogenaamde 'dorpsschrijvers', hij is in feite dé exponent van deze groep. Het dorpsproza ontstond in de jaren zestig, als reactie op de urbanisering en de technische ontwikkeling van na de oorlog. Dorps schrijvers zijn mensen die, afkomstig van het platteland, om een of andere reden, studie of werk, naar de stad verhuisden. Zij situeren hun verhalen op het dorp, wat niet wil zeggen dat ze streekromans schrijven. Hun ouders en misschien ook hun grootouders wonen nog in het oude dorp, de schrijver gaat er regelmatig heen en op die manier blijft het contact met zijn geboortedorp bestaan. Bij Valentin Raspoetin is dit ook het geval, zij het dan dat niet alleen hij is verhuisd, maar zijn dorp ook. Als gevolg van de aanleg van een stuwdam in de Angara werd Atalanka ongeveer vijftig kilometer verplaatst, zodat het nu ligt aan de zee van Bratsk. Dit gegeven - de verhuizing van een hele dorpsgemeenschap - vinden we terug in Afscheid van Matjora.

Raspoetin woont in Irkoetsk. Ik heb hem daar bezocht, in 1982, en vijf dagen lang heeft hij mij rondgeleid, door de stad en daarbuiten, en bovendien heeft hij mij meegenomen naar het Bajkalmeer. Veel van wat ik hier schrijf is gebaseerd op gesprekken die we toen voerden.

In de verhalen van Raspoetin dient het Siberische dorp, de dorpsgemeenschap, als achtergrond, als kader, zou je kunnen zeggen, voor de eigenlijke vertelling. Zijn helden, beter gezegd zijn heldinnen, bevinden zich in wat wij tegenwoordig noemen 'crisissituaties'. De oude Anna uit De laatste termijn ligt op sterven; Nastjona, uit Vlucht naar de wouden, moet zowel haar man, die gedeserteerd is ( op zichzelf al een uitzonderlijk thema in een Sovjetroman) als haar zwangerschap verbergen; Darja, uit Afscheid van Matjora, verliest letterlijk de grond onder haar voeten, wanneer het eiland waarop ze altijd heeft gewoond, onder water zal verdwijnen. Raspoetins strategie is blijkbaar de hoofdpersoon te plaatsen in ongewone omstandigheden en dan te laten zien hoe hij of zij zich gedraagt. Daarbij toont hij een goed psychologisch inzicht in de menselijke natuur, in de wijze waarop iemand zijn emoties, zijn besef van goed en kwaad hanteert. De beschrijving van het dorpsleven is over het algemeen idyllisch, hoewel Raspoetin niet helemaal voorbijgaat aan de ellende op het platteland. In De laatste termijn wordt vluchtig gerefereerd aan de treurige tijd van de collectivisatie, de oorlogsjaren, en in een van de korte verhalen de hongersnood. Waarom staat de vrouw in zijn werk centraal, heb ik hem destijds gevraagd. Omdat, antwoordde hij, de vrouw in het leven centraal staat. Zij is moeder, voedt de kinderen op, brengt hun zedelijke normen bij, plichtsbesef. Ze bewaart de traditie, ze is ook in onze huidige, jachtige maatschappij het houvast van het gezin, en in het gezin speelt zich het werkelijke leven af, niet daarbuiten.

Vlucht naar de wouden verscheen in 1974. Raspoetin kreeg er de staatsprijs voor literatuur voor. De Nederlandse vertaling werd in 1980 uitgebracht door de Arbeiderspers. Het is het verhaal van een menselijk drama, dat zich afspeelt in de oorlogsjaren, hoewel het oorlogsgeweld op de achtergrond blijft. De oorlog is weliswaar schuldig aan het ongeluk van Nastjona, - was het geen oorlog, dan kon zij immers normaal met haar man samenleven - maar het karakter van de roman wordt er niet door bepaald. Een integraal bestanddeel van het verhaal is, zoals in vrijwel alle verhalen van Raspoetin, de natuurbeschrijving. Siberië is Raspoetins grote passie, daarvan getuigen zijn subtiele beschrijvingen van de Angara in alle seizoenen, het weer, de flora, de fauna. De lieflijkheid van de natuur - in Vlucht naar de wouden nog geaccentueerd door de komst van de lente, is in fel contrast met de uitzichtloze situatie waarin Nastjona zich bevindt.

In Afscheid van Matjora, gepubliceerd in 1976, Nederlandse vertaling in 1985, tekent Raspoetin niet alleen de schoonheid van het eiland, maar geeft hij een even scherp beeld van de vernietiging van de natuur, van de verwoestingen die worden aangericht door 'mensen van buiten'. Het eiland moet onder water verdwijnen omdat de bouw van een waterkrachtcentrale dat noodzakelijk maakt. De harteloze en meedogenloze manier waarop met de bewoners wordt omgesprongen, het volstrekt negeren van hun wensen, verlangens en behoeften, wekken terecht ieders verontwaardiging op. Matjora is van alle werken van Raspoetin het meest maatschappijkritisch. Het is een aanklacht tegen de overheid, een protest tegen de 'ontwikkeling van Siberië'.

Dat wil niet zeggen dat Raspoetin tegen de vooruitgang is. Hij vraagt zich alleen af wat de prijs is van die vooruitgang. In een interview in de Izvestia van 3 november 1985, zegt hij dat het begrip 'kostbaar' in de loop der tijden gewijzigd is. Gisteren, zegt hij, waren goud en bont kostbaar; vandaag zijn kolen en olie kostbaarder dan dat en morgen, nee eigenlijk al vandaag, zijn schoon water en schone lucht het meest kostbare. Daar moeten wij zuinig op zijn. Het is verspilling een boom te kappen, als je slechts een tak nodig hebt, zegt hij in datzelfde interview; de nonchalance waarmee speciaal de geïmporteerde arbeidskrachten, dat wil zeggen mensen van elders, met de natuur omgaan, maakt hem kwaad. Grote gebieden worden met bos en al onder water gezet, en elders moeten bossen worden gekapt omdat er hout nodig is.

Raspoetin is in wezen een moralist. Hij vindt dat de literatuur een opvoedende taak heeft. Natuurlijk moet de lezer aan zijn lectuur een esthetisch genoegen beleven, maar tegelijk moet die lezer moreel worden opgekrikt. Aan de andere kant zegt hij dat de literatuur niet propagandistisch mag zijn. Voor het voeren van propaganda zijn er andere kanalen.

De grens tussen opvoeden en propageren lijkt mij moeilijk te trekken, maar het is een feit dat Raspoetin nergens politieke ideeën ventileert.

Zijn helden zijn noch propagandisten van het Sovjetbewind, noch tegenstanders van het systeem, het zijn gewone mensen, met algemeen menselijke problemen.

Een jaar of wat geleden werd Raspoetin door vier potige kerels in de buurt van zijn huis in elkaar geslagen. Hij kreeg verschillende klappen op zijn hoofd en zijn ogen en neus werden behoorlijk geraakt. Twee maanden lag hij in het ziekenhuis van Irkoetsk, waar hij werd geopereerd. Een tweede operatie volgde later, in Moskou, waardoor hij weer zes weken in het ziekenhuis lag. Natuurlijk rees de vraag of deze aframmeling misschien als waarschuwing bedoeld was. Ik sprak daarover met hem tijdens een van onze wandelingen. 'Was het een poging tot intimidatie? Wilde men u waarschuwen?' 'Het was een ordinaire beroving en niets anders,' verzekerde Raspoetin mij. De vier mannen zijn gepakt en ze werden veroordeeld. 'Ik weet,' zei Raspoetin, 'dat er geruchten gaan dat deze aframmeling een bepaalde bedoeling had, maar geloof me, het was een gewone straatroof, iets wat je in Amsterdam ook kan gebeuren.'

In het ziekenhuis is het verhaal Natasja geboren, een geschiedenis die doet denken aan Toergenjevs Verschijningen. Het werd voor het eerst gepubliceerd in het tijdschrift Sovjetkultuur, in 1982. Het verhaal is een vreemde mengeling van droom en werkelijkheid. Natasja is verpleegster. Als de held van het verhaal - in wie je gemakkelijk Raspoetin zelf herkent - in het ziekenhuis ligt, onmoet hij haar en hij meent haar eerder te hebben ontmoet. Maar waar? Hij kan het zich niet herinneren. Het komt hem voor dat het meisje ook hem herkent, maar hij kan het niet vragen. In de toestand tussen waken en slapen, wanneer hij bezig is bij te komen uit de narcose, komt de herkenning: Raspoetin zit in de wei, op een berghelling. Hij kijkt uit over het Bajkalmeer en de Angara. Plotseling verschijnt er een meisje naast hem, op blote voeten. Die blote voeten verbazen hem allerminst. Het meisje nodigt hem uit met haar mee te gaan. Ze zullen gaan vliegen. Dat gebeurt ook, ze nemen een aanloop en stijgen op. Met z'n tweeën zweven ze over het Bajkalmeer en de Angara, een prachtige tocht. Als de zon ondergaat zegt het meisje: 'het is tijd,' en daarmee eindigt de vlucht. Dat meisje was Natasja. Als Raspoetin na een paar dagen van de intensive careafdeling weer naar de afdeling is teruggebracht, vraagt hij naar Natasja.

Hij wil haar spreken. Maar zij blijkt te zijn vertrokken; ze had niet lang in het ziekenhuis gewerkt. Dit is een verhaal dat niet de karakteristieke elementen van het dorpsproza bevat: geen beschrijving van oude tradities, gevoel van verbondenheid met het verleden, geen dialect of archaïsmen in het taalgebruik. Wat dit laatste betreft: Raspoetin gebruikt de volkstaal, beter gezegd een Siberisch dialect als accentuering van het volkse karakter van zijn vertelling. Met het invoeren van de omgangstaal geeft hij de karakters een 'couleur locale', een werkwijze die het er voor de vertalers van zijn werk niet eenvoudiger op maakt.

Over dit probleem: hoe vertaal je dialect, heb ik ook met hem gesproken. Het leek hem het beste bij het vertalen maar te doen of er gewoon Russisch stond, dus niet te proberen zijn dialect weer te geven in een onecht Nederlands dialect. Hij zag het als een taak voor de literatuur de omgangstaal levend te houden. 'De massamedia,' zegt hij, 'nivelleren de taal, het resultaat is een soort standaardtaal, een communicatiemiddel zonder kleur of glans. Daarom gebruik ik dikwijls spreektaal.' Tot dat cultiveren van de lokale woordenschat behoort ook het bij de naam noemen van een reeks oude gebruiksvoorwerpen, gereedschap enzovoort. In Afscheid van Matjora wordt de inventaris van een boerenschuur opgesomd en ook de inhoud van een kist met huisraad. Je merkt aan Raspoetin dat het hier niet een lijst van dode voorwerpen betreft, elk ding lijkt bezield, de ziel van de voorouders leeft er in. Raspoetin gaat er omzichtig mee om.

Het verhaal Franse les ( 1973) is autobiografisch. We zien Valentin Grigorjevitsj als elfjarige schooljongen. Het is 1948, er heerst hongersnood. De, zeg maar, middelbare school, bevindt zich op vijftig kilometer afstand van het vertrouwde dorp en de jongen moet nu onder vreemden wonen. De schaarse voedselpakketten die hij van thuis krijgt worden door anderen leeggegeten. In die treurige situatie is het de lerares Frans die hem probeert te helpen. Uiteindelijk kost haar dat haar baan. Raspoetin heeft het verhaal opgedragen aan Anastasija Prokopjevna Kopylova, eveneens lerares, de moeder van zijn vriend en jaargenoot Aleksandr Vampilov, een dramaturg, die in de zomer van 1972 met een roeiboot op het Bajkalmeer omsloeg en verdronk. In Franse Les wordt ook melding gemaakt van het feit dat de moeder van de jongen alleen haar kinderen moest grootbrengen. Dat was in werkelijkheid ook zo. Raspoetin vertelde dat zijn vader lange tijd gevangen zat.

Zijn arrestatie had geen politieke reden, het had niets met Stalin te maken. Zijn vader was bij de post. Toen hij op zekere dag geld vervoerde werd hij beroofd. Men geloofde echter dat hij het geld had verduisterd, en hij kreeg twintig jaar. Dat was in 1947. In 1954 kreeg hij amnestie. Dat van die verduistering kan overigens best waar wezen, zei Raspoetin, mijn vader dronk veel. De man stierf in 1975.

Toen ik destijds Raspoetin bezocht, was ik nog bezig met de vertaling van De laatste termijn. De hoofdpersoon is hier een oude Siberische boerenvrouw die op sterven ligt. Ze heeft 13 kinderen ter wereld gebracht, waarvan er nu nog vijf in leven zijn. Vier van die vijf- nu natuurlijk volwassen - kinderen hebben zich om haar sterfbed verzameld. De moeder wacht op de komst van de vijfde, haar lievelingsdochter. Drie dagen wacht men af, dan worden de kinderen ongeduldig, en ze verlaten het huis weer. De dochter komt niet. Na het vertrek van haar kinderen sterft de oude vrouw. De roman geeft, deels in terugblikken, deels in gesprekken tussen de kinderen onderling en met derden, een beeld van het leven van de oude vrouw, van de jeugd van de kinderen, en van de volwassenen die ze nu geworden zijn. Ze blijken niet alleen geografisch van hun moeder gescheiden, maar hun hele levenswijze, hun opvattingen en hun moraal sluiten niet meer aan bij die van de oude vrouw, c.q. bij hun jeugd. Het contrast tussen de twee generaties komt sterk tot uitdrukking in de houding ten opzichte van de dood. De oude vrouw en haar vriendin accepteren de dood als onvermijdelijk verbonden met het leven. In de ceremonieën rond de dood vinden zij troost en steun. De jonge generatie is niet meer vertrouwd met de gedachte aan de dood.

Het mysterie van leven en dood is een eeuwig thema in de literatuur. Wat dat betreft is Raspoetins werk geen uitzondering. Maar het is een verademing te merken dat de tijd van het socialistisch realisme, van positieve helden, die zo lang het handelsmerk van de Sovjetkunst waren, voorbij lijkt te zijn.

De waardering voor Raspoetin beperkt zich niet tot het Oostblok, ook in westerse literaire kringen wordt hij vrijwel unaniem geprezen en geroemd. De afgelopen twintig jaar werden er in alle mogelijke kranten en tijdschriften beschouwingen aan hem gewijd. De laatste tijd verschijnen er ook regelmatig interviews met hem of artikelen van hem die de natuurbescherming tot onderwerp hebben. Raspoetin neemt stelling tegen twee dingen: de vervuiling van het Bajkalmeer en de omleiding van de loop van een aantal grote Russische rivieren.

Het Bajkalmeer is het grootste zoetwaterreservoir ter wereld, het is ruim 600 kilometer lang, 20 tot 80 kilometer breed en de grootste diepte is 1600 meter. De eerste alarmerende berichten over het Bajkalmeer verschenen in 1963 in de Sovjetpers. Twee enorme cellulose- en papierfabrieken dreigden het meer met hun afvalprodukten te verpesten en alle bos in de omgeving in papier en cellulose om te zetten. Ondanks alle tegenwerpingen van milieubewuste Siberiërs werd met de cellulose- en papierproduktie begonnen. De gevolgen bleven natuurlijk niet uit. De geruststellende woorden van de overheid als zouden deze fabrieken worden uitgerust met de meest moderne en meest geavanceerde zuiveringsinstallaties ter wereld, bleken nauwelijks op waarheid te berusten.

Raspoetin ging zich inzetten. Hij schreef pagina-grote artikelen in de grote Sovjetdagbladen, sprak met mensen van de Siberische afdeling van de Academie van Wetenschappen, reisde heen en weer naar Moskou en luidde overal de noodklok. Tenslotte kwam hij terecht bij het ministerie van hout- en papierindustrie.

In de Izvestia van 17 februari wordt dat gesprek weergegeven. Het leek een ongelijke strijd. De minister beschikte over allerlei cijfermateriaal, terwijl Raspoetin wel goed was gein formeerd, maar geen harde feiten op tafel kon leggen. In elk geval stemden de gegevens die de minister had niet overeen met die van Raspoetin: ze waren niet alleen verschillend, maar soms ook tegenstrijdig. Zo beweerde de minister dat de vervuiling binnen de gestelde grenzen bleef en de laatste jaren niet was toegenomen, het viel allemaal best mee, het was zelfs zo dat de bijprodukten van de cellulose-industrie een gunstige inwerking hadden op de flora en fauna ter plaatse, dat had wetenschappelijk onderzoek uitgewezen. We spraken verschillende talen, zei Raspoetin. Hij had het gevoel dat zijn verhaal over de geestelijke en morele waarden van een mens en over de functie van het Bajkalmeer voor 's mensen gemoedrust, geen weerklank vonden. Ik voelde mij een prediker, zei hij. Maar uiteindelijk hadden de acties van Raspoetin- en natuurlijk ook anderen - effect. In april 1987 werd het de papier- en cellulosefabrieken verboden om afvalwater op het Bajkalmeer te lozen.

Het tweede grote project waar hij zich tegen verzette was het plan voor de grote Siberische rivieren. Dit was een reusachtig project, het prestigeobject van Brezjnev. Men wilde de rivieren als het ware ombuigen, zodat ze naar Centraal-Azië stroomden, waar een voortdurend tekort aan water is. Soortgelijke plannen waren er ook voor de Noordrussische rivieren, die moesten worden omgeleid naar de Wolga en de Dnjepr. Dat plan met die Siberische rivieren zou, wanneer het werd uitgevoerd, enorme gevolgen hebben voor het klimaat op aarde. De ijskap zou gaan smelten, om maar eens wat te noemen.

Nog in 1984, onder Tsjernenko, werden de plannen opnieuw goedgekeurd. Onder Gorbatsjov werd het anders: in het ontwerpvijfjarenplan 1986-1990 werd er niet over gerept en in de eindplannen kwam het hele project niet meer voor. Ondertussen gingen de voorbereidende bouwactiviteiten door. Een groep schrijvers, onder wie vooral Bjelov mag worden genoemd, protesteert. Het uiteindelijke resultaat is echter dat de plannen van de baan zijn; het werk is stilgelegd.

Het optreden van Raspoetin dwingt respect af. Hij gebruikt zijn reputatie als schrijver - hoewel hij van zichzelf niet vindt dat hij een groot schrijver is- om het algemeen belang te dienen. En daarbij neemt hij geen blad voor de mond. Niet alleen wat hij zegt, maar ook de manier waarop, toont aan dat hij een moedig man is, die het verdient om gelezen te worden.






Van Raspoetin zijn in het Nederlands vertaald:

Vucht naar de wouden, Amsterdam 1982.

De laatste termijn. Amsterdam 1984.

Afscheid van Matjora. Amsterdam 1985.

Brand. Amsterdam 1987.

Natasja. Verhalen. Amsterdam 1988.



<

TSL 3

>