Peredelkino. November 1987. Van Ira
kreeg ik een rondleiding door het
schrijversdorp vlakbij Moskou. Een
idyllische plek, eerder een woud met
blokhutten dan een dorp,
De paadjes, waarlangs in andere seizoenen
ongetwijfeld bloemen en paddestoelen
groeien, leken strategisch aangelegd
door een buitenhuis-architect
met de bedoeling poëtische rust uit te
stralen. De geboortegrond van de
Russische literatuur werd zorgvuldig
door de autoriteiten gekoesterd.
'Zo wil ik ook wel een Russische
schrijver zijn,' zei ik tegen Ira.
'Echte Russische schrijvers geven
niet om uiterlijke schijn,' antwoordde
zij streng.
Wij waren op weg naar het huis van
Pasternak en Ira riep dat dàt nog eens
een dichter was.
'Binnenkort wordt Dokter Zjivago
toch gepubliceerd?' vroeg ik.
'Het is een schande,' barstte Ira los.
'Die roman hoeft hier helemaal niet gepubliceerd
te worden!'
Iets meer dan een maand later, in januari
1988, begon het toonaangevende
literaire tijdschrift Novy Mir met de
publikatie in afleveringen van Dokter
Zjivago. De oplage van het tijdschrift
is onlangs, door toegenomen populariteit,
gestegen tot boven het miljoen.
Het is dertig jaar geleden dat de
roman in Nederland werd gepubliceerd
en dat Pasternak de Nobelprijs voor
literatuur werd toegekend, al was dat
niet alleen voor de roman maar ook voor
zijn poëzie.
Dokter Zjivago is niet zomaar een roman. Er is 'een roman rondom een
roman' over te schrijven, zoals Olga
Ivinskaja, de geliefde van Pasternak en
model voor Lara uit de roman, het uitdrukt.
De onderwerpen van de hoofdstukken
uit deze roman zouden betrekking
hebben op de ontstaansgeschiedenis,
de roman zelf, de publikatie in het
westen en de uiteindelijke publikatie in
de Sovjetunie. Te samen kunnen deze
hoofdstukken enig licht werpen op de
in eerste instantie raadselachtige uitspraak
van mijn vriendin Ira.
Het begon met het putdeksel. Het was
een rond, gietijzeren putdeksel waar
Boris Pasternak, enigszins in gedachten
verzonken, overheen liep. Bij wijze
van uitgekiende reklame- een mens
ziet heel wat stoeptegels en putdeksels-
had de fabrikant er zijn naam,
Zjivago, in gegoten.
In deze haast willekeurig op straat
geworpen naam vond Pasternak een
vorm voor zijn gedachten: 'Ja, zo kan
hij heten: Zjivago. Echt een naam voor
iemand uit de middenklasse, een dokter,
een intellectueel die gevormd wordt
door een buitengewoon tijdperk. Zijn
leven vórmt het tijdperk!'
Deze associatie kondigde het leven
aan van Joeri Zjivago, de held uit de
roman. Het tekende de dichter in Pasternak.
Het woord 'Zjivago', op zich
een doodgewone naam, komt immers van
het Russische woord voor 'leven' . Zo'n
man zou hier bij voorbeeld 'Levendig'
heten. Leven speelt in Dokter Zjivago
een belangrijke rol. Niet alleen behandelt
de roman een levensgeschiedenis,
ook het karakter en de filosofie van Joeri wordt door leven gekenschetst.
Als dokter is hij een levensbehoeder en
als hij gevangen wordt genomen, maakt
hij zich als zodanig dienstbaar in plaats
van een ontsnappingspoging te beramen.
Een uitspraak van hem luidt: 'De
mens is geboren om te leven, niet om
zich op het leven voor te bereiden'1.
Met de roman is Pasternak zijn hele
leven bezig geweest. In 1918 - hij was
toen 28 - schreef hij aan de dichteres
Tsvetajeva met wie hij goed bevriend
was, dat hij 'een grote roman (wilde)
schrijven, over de liefde, met een heldin,
zoals Balzac2.
Hij kwam aanvankelijk niet verder dan
een kort verhaal, De jeugd van Ljoevers,
het prototype van de latere grote
roman. Van 1937 tot 1939 publiceerde
hij al proza waarin ten dele dezelfde
personages voorkomen als in Dokter
Zjivago en in 1945 begon hij aan het
schrijven van de roman.
Dokter Zjivago is de geschiedenis van
Joeri Zjivago, zijn vrouw Tonja en zijn
geliefde Lara. Ondermeer op grond van
de ontstaansgeschiedenis menen velen
dat Pasternak Zjivago is. Sommigen
noemen de roman zelfs een autobiografie;
criticus D. Lichatsjov noemt het
boek 'een autobiografie die verbazingwekkend
genoeg geen uiterlijke feiten
bevat die overeenkomen met het werkelijke
leven van de auteur3. Dit citaat
rekent voldoende met zichzelf af. Dokter
Zjivago is Pasternak niet, al zijn
er in gedachtengoed en persoonlijke
ontwikkeling behoorlijk wat parallellen.
Het leven van Joeri Zjivago is het
ideale leven van de dichter. Op zoek
naar de ultieme liefde ontmoet Joeri
Lara en samen met haar weet hij een
levensvorm te vinden die werk en liefde
met elkaar verbindt. Hun gevoelswereld
komt tot leven in de poëtische beschrijving
van de natuur. Het toeval ( of
lotsbeschikking) dat in de roman een
grote rol speelt, snelt Zjivago telkens
te hulp. De natuur en het in-Russische
soedjba ( 'lot' ) ondersteunen de ideale
liefde. De held en de heldin 'beminden
elkaar omdat alles om hen heen het zo
wilde, de aarde onder hun voeten, de
hemel boven hun hoofd, de wolken, de bomen'4.
Historische gebeurtenissen, waaronder
de revoluties van 1905 en 1917,
vormen het decor achter dit liefdesverhaal.
Centraal staat echter het bereiken
van een innerlijke harmonie in overeenstemming
met de natuur. Dit is een
streven waarbij twee mensen (of misschien
drie; Joeri houdt evenveel van
zijn vrouw Tonja als van Lara) en een
boshut voldoen. Politiek, die aan
grootheidswaan lijdt door zich boven de
natuur te plaatsen komt er niet aan te
pas. Niet het (revolutionaire) tijdperk
vormt Zjivago, maar zijn leven vormt
het tijdperk. De roman eindigt met de
dood van Zjivago in 1929.
In 1956 volgde de jonge, Milaanse uitgever
Giangiacomo Feltrinelli aandachtig
de ontwikkelingen in de Sovjetunie. Hij
had gelezen over de geheime rede van
Chroesjtsjov waarin de wreedheden van
Stalin openbaar werden gemaakt, op het
twintigste partij congres van februari.
Van vrienden die de Sovjetunie
bezochten hoorde hij enthousiaste verhalen
over de zozeer versoepelde omgang
met Russen. Er gebeurde wat in
dat land, een geestelijke revolutie. Ilja
Ehrenburg, de bekende oorlogscorrespondent
en schrijver, had een boek
geschreven dat De dooi heette. Er werd
gesproken over nieuwe Russische
kunst, films, boeken, over schrijvers
als Paustovski, Abramov, Grin en
Olesja.
In mei hoorde Feltrinelli in de Italiaanse
uitzending van Radio Moskou een
bericht over de op stapel staande verschijning
van een roman van Boris Pasternak,
een boek dat meer dan driekwart
eeuw zou omvatten. Feltrinelli
kende Pasternaks gedichten en werd
nieuwsgierig. Hij belde Sergio d'Angelo
op, die sinds kort voor Radio Moskou
werkte.
'Kijk eens wat rond naar nieuwe romans
voor mijn fonds,' vroeg Feltrinelli
'en vraag Pasternak hoe het met zijn
roman staat. Als die inderdaad af is,
vraag dan of je voor mij een manuscript
kunt meenemen.'
Het bezoek van d'Angelo aan Pasternak moet ongeveer onderstaand verloop hebben gehad.
Aangekomen in Peredelkino verbaasde
d'Angelo zich over de pracht van het
dorpje. De tijd had hier stilgestaan en
tegelijkertijd bruiste de Russische lente,
na zes maanden strenge winter.
Hij trof Pasternak aan met een schoffel
in zijn hand. De tuin was wild maar
goedverzorgd. Als Italiaan kon hij daarvoor
wel bewondering opbrengen en zij
kwamen in gesprek over de natuur.
Pasternak prees het Russische natuurschoon.
'Hoewel ik van koude hou, kies
ik toch voor de lente,' zei hij. 'In de
lente leeft de natuur en overwoekert zij
alles. Het vergt kracht om van het
leven te genieten en de Russische lente
geeft die kracht.'
D'Angelo was verbaasd. Nog nooit
hadden zij elkaar ontmoet, Pasternak
had geen flauw benul van de reden van
zijn bezoek en praatte al meer dan een
uur met hem. Hij vertelde waarvoor hij
kwam. Ditmaal was Pasternak van zijn
stuk gebracht, vooral toen d'Angelo
voorstelde gelijk een kopie van het manuscript
mee te nemen. Hij werd stil en
d'Angelo vroeg onzeker of de Russische
uitgever soms bezwaren tegen het boek
had gemaakt. Nee, nee, antwoordde
Pasternak, maar het zou niet goed vallen.
Maar de tijden waren toch veranderd?
Die Chroesjtsjov gooide de hele
boel om. Feltrinelli was bovendien zelf
ook een kommunist. D'Angelo probeerde
van alles. Hij kon niet weten waar Pasternak
aan dacht.
Pasternak dacht wellicht aan zijn
vriend, de dichter Tabidze, wiens executie
in 1937 hem onlangs bekend was
geworden. Of hij dacht aan de hetze
tegen Pilnjak en Zamjatin, na de publikatie
van hun romans in het buitenland
in 1929. Het was veel erger geweest
dan wat hemzelf in 1923 was overkomen
na het uitbrengen van zijn Thema's en
Variaties in Berlijn. Zamjatin was na
veel ellende in het buitenland terecht
gekomen, maar Pilnjak die gebleven was
had zijn misstap met de dood moeten
bekopen. Hij was in het zelfde jaar als
Tabidze geëxecuteerd. En één ding
wist Pasternak zeker: naar het buitenland
ging hij nooit. De Russische grond
kon hij niet missen. Even zwegen zij.
'Een momentje,' zei Pasternak. 'Ik ben
zo terug' en hij verdween zijn huis in.
Voordat d'Angelo kon bedenken wat
Pasternak van plan was, kreeg hij een
lijvig pak papier, het manuscript van
Dokter Zjivago in handen. Terwijl Pasternak
hem uit geleide deed over het
tuinpad, prees d'Angelo de tuin. Zijn
enthousiasme werd enigszins getemperd
toen Pasternak bij het hek opmerkte:
'U hebt mij uitgenodigd bij mijn eigen
terechtstelling'.
Niet alleen Pasternak zag de verstrekkende
gevolgen van zijn daad in. Vrienden
en funktionarissen kwamen snel in
aktie om het manuscript terug te krijgen,
maar d'Angelo zond het boek
direct door en Feltrinelli liet weten dat
hij het boek prachtig vond en tot publikatie
zou overgaan.
Het was Polikarpov, de chef van het
culturele departement van het Centrale
Comité, al snel duidelijk dat er maar
één remedie was; het boek moest voordien
in de Sovjetunie gepubliceerd
worden. Novy Mir stak daar echter een
stokje voor. In september 1956 zond de redactie een afwijzing, gemotiveerd met
een tientallen pagina's tellend requisitoir.
De kritiek kwam er kort gezegd op
neer dat de toon van de roman geheel
en al fout was. Het was nog tot daar
aan toe dat Pasternak de revolutionaire
geschiedenis terzijde had geschoven
(er waren wel eerder tijdens de
dooi niet-revolutionaire werken verschenen).
Onvergeeflijk echter was
dat hij de rol van de communistische
machthebbers als onbetekenend had
voorgesteld. Het (volgens Zjivago
naieve) communisme levert de romanpersonages
enkele discussiethema's op
rond 1917, toen het korte tijd hoog genoteerd
stond op de lijst dagelijkse
gespreksonderwerpen. In de levensfilosofie
van Zjivago echter wordt geen
enkel element van de communistische
ideologie opgenomen. Het nieuwe regime,
met al haar slogans en bureaucratische
chaos, krijgt de figurantenrol
toebedeeld van buurvrouw die altijd
eieren komt lenen op de verkeerde momenten.
In de wij/zij-dichotomie die in elke samenlevingsvorm bestaat maar in
de Sovjetunie vrij sterk schijnt te zijn,
krijgen de communistische machthebbers
de rol van zij opgeplakt. Dit moet
een gevoelige klap zijn geweest voor
de dictatuur van het proletariaat, die
haar bestaan telkens opnieuw rechtvaardigt
door te zeggen dat zij 'voor
en door het volk' regeert. Pasternaks
grootste misdrijf is niet dat hij het
Sovjetstelsel beklad en beschimpt,
maar dat hij weigert het serieus te nemen.
De staatsuitgeverij Goslitizdat ondernam
nog een poging om een gecensureerde
versie van de roman goedgekeurd
te krijgen. De kansen waren
echter gekeerd. De schrijversbond,
toch al een der meest conservatieve
facties in de dooiperiode, leverde achter
de schermen waarschijnlijk de nodige
tegenwerking. Voorzitter Soerkov
was een van Pasternaks grootste vij
anden.
Door te ijveren voor publicatie was
Polikarpov van het Centrale Comité bezig
de bakens van het socialistisch-realisme
te verzetten. Deze bureaucratisch
tot stand gekomen stroming stond nog
maar net ter discussie en een van haar
krachtige pijlers was de verbondenheid
van literatuur met de revolutionaire
geschiedenis. Uiteraard waren Polikarpovs
motieven weinig anders dan politiek.
Het is echter opmerkelijk dat
waar het Centrale Comité het literaire
spectrum wilde verbreden, het liberale
Novy Mir op politieke gronden de
grenzen voor publikatie opnieuw stelde.
De omgekeerde wereld. maar de omkering
toonde onmiskenbaar de onzekerheid
aan van het culturele klimaat van
die dagen. Een aardige bijkomstigheid
is dat het juist Novy Mir, de huidige
miljoenenuitgever van de roman, was
die het drama destijds onafwendbaar
leek te maken.
Toch gebeurde er aanvankelijk nog
weinig. Enkele maanden lang werd alle
in- en uitgaande post van Pasternak
onderschept en er werd druk op hem
uitgeoefend het manuscript terug te
vragen 'voor enkele correcties'. Feltrinelli
trapte niet in de val en was nog
slechts bereid tot een gering uitstel, tot september 1957. Tot het laatst toe
werden nog fraaie en minder fraaie
pogingen ondernomen om het naderende
onheil af te wenden van publikatie van
de roman in geheel Europa, behalve in
het Oostblok.
Dat was precies wat er gebeurde. In
november 1957 werd Il Dottore Zivago
uitgebracht in Milaan en de roman beleefde
direkt twee herdrukken in één
maand. Andere landen lieten niet lang
op zich wachten. Het boek werd een
bestseller.
De Sovjetunie stond aan de zijlijn, het
schaamrood op de kaken. Binnenskamers
overlegde de Schrijversbond over
de maatregelen die zij diende te nemen.
Elf maanden later, op 23 oktober 1958,
werd aan Boris Leonidovitsj Pasternak
(1890-1960) de Nobelprijs voor literatuur
toegekend.
Ira duwde het manshoge hek open, dat
toegang gaf tot de tuin van Pasternaks
datsja. Aan het hek hing een bordje:
"Zdes' boedet moezej", hier komt een
museum. 'Alweer zo'n schande', gromde
Ira. Ik begreep haar niet. Wat was er
mis met musea?
De man die na enige tijd de deur
opende, werd duidelijk gestoord in zijn
maaltijd. Hij herkauwde ongegeneerd
en alleen deze bezigheid leek hem van
iets onwelvoeglijks te weerhouden. Ira
trok zich er weinig van aan. Zij overhandigde
hem een exemplaar van de
laatste Literatoernaja gazeta (de wekelijkse
literatuurkrant, een zeldzaam object)
en zei dat ik een buitenlander
was met bloemen voor Boris Leonidovitsj.
Kon hij ons over vijf minuten
even binnenlaten?
Terwijl wij door de tuin liepen, sprak
Ira weinig. Zij zei korte zinnen, zoals
'Hier zat Boris Leonidovitsj altijd', of
'Boris Leonidovitsj werkte graag in de
tuin'. Sinds ons verblijf op Pasternaks
grondgebied was zij volledig van
Pasternak op Boris Leonidovitsj overgeschakeld.
Ik maakte foto's van huis
en tuin.
Ditmaal werden wij door de voordeur
van het huis binnengelaten. De man
keek vriendelijker, maar zei niets. Hij
schermde de smalle gang af en werkte ons direkt een klein kamertje binnen,
pal naast de ingang. Voordat ik de
drempel was overschreden, fluisterde
hij snel: 'Hier is Boris Leonidovitsj gestorven'.
De kamer was leeg. op een zeepkistje
met portret van Pasternak na. De stilte
in de kamer wekte de indruk dat Pasternaks
overlijden nog vers in het geheugen
lag. Ik legde mijn boeket naast
een ander op het kistje.
Op de trap begon onze gastheer te
vertellen over het bezoek aan Pasternak
uit binnen- en buitenland: 'Bij voorbeeld
Svjatoslav Richter, de pianist.
Wist u dat Boris Leonidovitsj zelf ook
een groot musicus was? Uit het buitenland
kreeg hij veel bezoek en er kwamen
duizend brieven per maand.' Het
huis was kaal. Aan de muur hing een
bord met een aantal foto's van Pasternak
en een begeleidende tekst in het
Russisch en het Engels.
'Het begin van een museum?' vroeg ik
vriendelijk.
'Het einde, kun je beter zeggen,'
antwoordde Ira prompt. Zij en de gids
keken elkaar aan. Hun aarzeling duurde
maar kort en de man begon te vertellen
hoe de zoon van Pasternak, die
hier al de tijd nog gewoond had, in
1986 ineens de datsja was uitgezet. Hier
moest een museum voor Pasternak
komen. Alle meubels, waaronder vele
die door de schrijver zelf waren gebruikt,
werden met hem op straat gezet.
De zoon nam de boel, zo goed en
kwaad als het kon, mee naar zijn nieuwe
flat. De meeste meubels leende hij
uit ruimtegebrek tijdelijk aan vrienden
uit. Over twee jaar, als alle papieren
waren getekend, zou men een literairhistorisch
onderzoek beginnen om uit
te vinden hoe het huis oorspronkelijk
was ingericht. Als ze bij het verhuizen
hadden opgelet, konden ze het al weten.
Ze hadden het aan Boris' zoon en
zijn oude vrienden moeten overlaten,
dan was er al lang een volstrekt authentiek
ingericht museum geweest. Het
was een schande.
Het nieuws van de toekenning van de
Nobelprijs aan Pasternak betekende
voor de meeste Russen de eerste kennismaking met Dokter Zjivago. In de
maanden daarvoor was de publikatie in
het westen met zorg uit de pers gehouden.
De toekenning van de prijs dwong
echter tot spreken. De schande was
dubbel.
De Schrijversbond royeerde Pasternak
en Ivinskaja onmiddellijk. Aangezien er
zonder een lidmaatschap van de Schrijversbond
geen publikatierecht bestond,
dreigden alle inkomsten hen te ontvallen.
'Ze proberen ons door uithongering
klein te krijgen,' schreef Ivinskaja5.
Pasternak werd gedwongen brieven
te ondertekenen waarin hij zijn spijt betuigde
(zij werden in de Pravda gepubliceerd)
en de Nobelprijs te weigeren.
Dat laatste maakte overigens niet veel
uit; in de huidige lijst van Nobelprijswinnaars
staat bij literatuur in 1958
'Boris Pasternak, geweigerd onder
druk'.
De eerste twee weken na de prijstoekenning
waren onzeker voor Pasternak.
Chroesjtsjov deelde mee dat de regering
'niets (zou) ondernemen om zijn vertrek
uit de USSR te verhinderen'. Pasternak
stuurde een telegram met het verzoek
om te mogen blijven omdat 'vertrek uit
mijn vaderland ( ... ) voor mij gelijk
(staat) aan de dood'. Aan Ivinskaja
stelde hij voor om zelfmoord te plegen6.
Pasternak mocht blijven en werd weer
in staat gesteld te werken. Hij was echter
zwaar ziek en de dood was nabij.
Tijdens zijn leven werd er niets meer
van zijn hand gepubliceerd. Zelfs na
zijn dood verschenen zijn vertalingen
soms nog zonder naamsvermelding.
De steun uit het buitenland was
enorm en er werd hem niets in de weg
gelegd om bezoek en brieven uit het
buitenland te ontvangen. Totaan zijn
dood ontving hij twintig- tot dertigduizend
brieven. De betekenis hiervan is
moeilijk in te schatten. Het feit dat
Ivinskaja kort na zijn overlijden voor
vier jaar in een kamp werd gestopt,
wijst mijns inziens wel op de bescherming
die het contact met Pasternak en
het buitenland haar bood.
Op 30 mei 1960 stierf Pasternak aan
longkanker. Duizenden Russen begeleidden
de dragers van zijn kist naar
de dichtbij zijn huis gelegen begraafplaats. Een grote, zwarte limousine ,
verscheen. Er stapte een man uit die
door velen herkend werd als een ambtenaar
van de Schrijversbond. Hij bood
aan de kist verder op het dak van de
auto te vervoeren. Men jouwde hem uit
en schoof hem aan de kant.
Pasternak werd zonder officiëel eerbetoon
van de Schrijversbond begravan.
Daarentegen stonden er de hele
dag mensen voor zijn graf gedichten
voor te dragen of te zingen onder begeleiding
van een gitaar. 'Bedankt uit
naam van een arbeider' werd er geroepen.
Iemand riep 'Er is een dichter vermoord'
en een spreekkoor antwoordde
hem 'schande, schande, schande!'. Het
was een politieke demonstratie geworden
zonder weerga. Geheime politie in burger
stond toe te kijken, maar greep niet
in. Pasternaks graf werd een bedevaartsoord.
Nog steeds komen er jonge
dichters hun poëzie voordragen. Er
liggen altijd bloemen.
Bij het graf van Pasternak vertelde Ira
hoe zij Dokter Zjivago twee keer had
gelezen. Een keer in een samizdat-uitgave
van nauwelijks leesbare doorslagvelletjes
en een keer in een westerse
uitgave die zij slechts voor één dag te
leen had.
'Dan zul je wel een uitzondering zijn,'
merkte ik op.
'O, nee,' zei zij, haast beledigd. 'Iedereen
heeft Dokter Zjivago gelezen.
Ook zonder hen lezen wij onze schrijvers
wel. Doodgepest hebben zij hem
en nu, dertig jaar later, doen zij ineens
alsof zij hem altijd al hebben gewaardeerd.
Zij geven zijn werk uit, richten
een museum in en in zijn herdenkingsjaar
in 1990 zetten zij ergens een leuk
standbeeld van hem neer. Het komt
allemaal dertig jaar te laat.'