Julia Quak-Stoilova


Verslagen, maar niet overwonnen. Het proza van Bogomil Rajnov






Bogomil Rajnov Bron

De Bulgaarse schrijver Bogomil Rajnov werd in 1919 geboren en behoort tot de meest vooraanstaande auteurs van zijn land. In 1982 publiceerde hij twee reeds eerder verschenen novellen: Pătišta za nikăde (Wegen naar nergens)1 en Černite lebedi ('De zwarte zwanen')2 in één deel met een kort voorwoord, waarin hij op de gemeenschappelijke thematiek van beide werken wees.3 Aangezien deze thematiek karakteristiek is voor het hele werk van Rajnov, een in Nederland nauwelijks bekende auteur- er wordt bij ons heel weinig uit het Bulgaars vertaald - gaan we daar in deze bijdrage wat nader op in.

Als eerste werk behandelen we de jongste van de twee novellen, Černite lebedi. Op het eerste gezicht gebeurt er niet bijster veel in deze novelle, die het schitterende glamourleven van het ballet tot thema heeft. Violetta is soliste aan een opera in de provincie, net als zoveel anderen in Bulgarije, waar iedere districtsstad over een eigen theater en opera beschikt. Ze probeert hogerop te komen. Na jarenlang wachten doemt er een kans op: de primaballerina van de groep is geblesseerd, maar de voorstelling van 'Het Zwanenmeer' mag niet worden afgelast. De beste vriendin van Violetta, Mimi (tweede bezetting), en Violetta zelf (derde bezetting) moeten de hoofdrol delen.

Die hoofdrol bestaat uit de partij van de witte én de partij van de zwarte zwaan4 in dit ballet. Beide partijen werden tot nu toe uitgevoerd door de primaballerina en wel met zeer grote technische perfectie. Door de onbaatzuchtige hulp van Mimi (op zich zelf een wonder binnen het jaloerse en van felle concurrentiestrijd vervulde wereldje van het ballet, meesterlijk beschreven door de auteur) krijgt Violetta de begeerde moeilijkere maar briljantere rol van de zwarte zwaan, het hoogtepunt van de voorstelling.

De rol is zo moeilijk dat zelfs geroutineerde ballerina's hem vereenvoudigen om hem toch te kunnen dansen. Violetta gooit al haar krachten in de strijd, zet zich volledig in om een hoogtepunt te kunnen bereiken.

Ze wil de rol in zijn absolute schuttering met alle technische moeilijkheden presenteren. Op de generale repetitie gelukt het haar, maar op de première zelf faalt ze. - Zoals men ziet vervalt Rajnov niet in modieuze thema's: net als de meesters van de wereldliteratuur houdt hij zich met een 'eeuwig thema' bezig, de strijd van de mens om een verheven doel te bereiken: per aspera ad astra.

Dit is de globale inhoud. Er is echter nog veel meer. Voor kenners van het werk van Bogomil Rajnov is het niet moeilijk om enkele van de steeds terugkerende motieven uit zijn eigen leven in zijn boeken terug te vinden: de vroeg gestorven moeder, de onwennige, wat wereldvreemde vader die met de zorg voor een jong kind wordt opgezadeld, het kind dat in de voetsporen van zijn vader treedt en veel van hem kan leren, de titanenstrijd om het gestelde doel te bereiken, de eenzaamheid.

Vaak is de held(in) van Rajnov een buitenbeentje, niet overvloedig bedeeld met de zegeningen van een communicatietalent. Hij is ontgoocheld omdat hij zijn overtuiging of artistieke ideaal trouw wil blijven, maar van twee kanten wordt teruggeduwd Teruggeduwd door de 'anderen', die het hem in de regel niet naar de zin kunnen maken, en door het naar eigen oordeel ontoereikende talent. Hij ziet zichzelf als een mislukkeling, sluit zich op in eenzaamheid, in frustratie overdag en nachtmerries 's nachts. Want hij wil een hoog spel spelen met een zeer grote inzet, hij heeft zijn persoonlijke leven opge offerd aan het streven, aan de Icarusvlucht naar de zon, al dan niet begeleid door de vader. Wie van de gewone mensen om hem heen zou hem daarbij kunnen volgen? Korte ontmoetingen en dan elkaar voorbijgaan, zo kun je de sociale en menselijke contacten omschrijven. Want het ligt niet alleen aan de ontevredenheid van de heldin over haar prestaties, maar ook aan haar eenzaamheid, dat zij door nachtmerries wordt geteisterd. Die nachtmerries (misschien ook een autobiografisch element van de auteur) spelen een zeer concrete, men zou kunnen zeggen organiserende rol in het verhaal.

Met mathematische precisie verschijnen ze elk van de beschreven drie etmalen in het leven van de ballerina: VRIJDAG, ZATERDAG, ZONDAG. En het zijn steeds dezelfde metaforen over de kunst, over ballet, die daarin optreden. De helling- de steile, kale, rotsachtige berg waarlangs Violette zich met haar laatste krachten en trillende benen omhooghijst- zijn dat niet haar dagelijkse exercises, haar inspanningen om de perfectie te bereiken? En die beruchte voorhal, is dat niet de voorhal van de kunst, waar ze de legioenen geroepenen, aspiranten en would-bekunstenaars weet, hen verwacht te ontmoeten, maar- outsider die ze ook in het reële leven is- nooit tegenkomt? En als ze een enkele keer door de grote poort in de voorhal glipt bereikt ze niet het sanctum sanctorum .van de kunst, maarde derde metafoor van haar terugkerende nachtmerries- de afgrond.

De afgrond waarin je valt als je wel springt, maar niet kunt vliegen. De afgrond die je bange voorgevoelens je ingeven, als je vreest dat je toch de hoogste prestaties binnen je vak niet kunt bereiken. Dat vult dus de nachten van Violetta- de helling, de voorhal en de val. En men voelt dat Rajnov met kennis van zaken spreekt, dat er een diep gevoel van solidariteit met zijn heldin verborgen ligt in die bittere en wanhopige vraag, de enige vraag die Violetta van plan is aan God te stellen, voor het geval dat hij zu bestaan: Waarom, o Heer? Elke beproeving moet toch een doel hebben?

In ieder geval hebben de metaforen bij Rajnov een duidelijke functie. Daarnaast spelen ook terugblikken een rol in de strakke opbouw van de plot. Ze worden eerst spaarzaam, als een korte flits op een donker toneel, aan de lezer geserveerd, maar Rajnov laat de lezer niet vergeten wat die eerste flits heeft verlicht. Wat een toevallige herinnering lijkt, blijkt achteraf toch belangrijk te zijn. Dat wordt bij de volgende terugblik duidelijk , als de herinnering wordt uitgebreid en er duidelijke trefwoorden vallen, die schijnbaar toevallig de volgende keer weer gebruikt worden, ditmaal dieper en duidelijker in hun betekenis. Maar het is een zeer geraffineerde techniek, ze ordent het gebeuren streng, verspilt geen kracht en geen woorden.

Het is net een spiraal: je keert naar hetzelfde punt terug, maar dan op een hoger niveau. Een zuinige en nuchtere taal, zonder veel emoties; men zou het een (pardon! ) mannelijk terughoudend proza kunnen noemen. Terwijl Violetta zo feministisch is als men maar kan denken, al komt het zelfs niet in de ergste nachtmerries in haar hoofd op zo over zichzelf te denken. Ze wil gewoon haar werk blijven doen. En ze hoeft niet aardig gevonden te worden. Ze heeft niets op met het vrouw-zijn en offert haar vriend op, ook al heeft ze buiten hem niemand anders. Dit alleen door de dreiging dat ze bij haar huwelijk met hem het toneel en de kunst aan de kapstok moet hangen, verruilen voor het kalmere en kleinburgerlijkere bestaan van balletlerares. Somber, wat triest en wat troosteloos en ook moeilijk is het leven van Violetta en haar vriendin in de provinciestad, waar ze slechts de drie straten van huis naar de opera en naar de kantine kent, en alleen af en toe naar het café gaat. Door gebrek aan reserveonderdelen kan hun kachel niet worden gerepareerd, het warme water in de douche is gauw op, de gangen en kleedkamers zijn grauw en triest en de kantine in de kelder is ook niet veel beter. Dat is het leven van alledag en het wordt niet opgesmukt en mooier gemaakt, maar waarheidsgetrouw, dus triest, beschreven.

Voor de westerse lezer geldt in de literatuur de stelling: ex occidente lux. Zeker omdat men van tevoren denkt te weten wat men uit Oost-Europa mag verwachten. Maar de exotische beelden van wapperende vlaggen en zingend producerende, vrolijke mensen zal men in het werk van Rajnov tevergeefs zoeken. Anders dan sommigen die het hardst schreeuwden en toch pas na de Tweede Wereldoorlog lid van de partij werden, toen het al veilig en voordelig was, is Bogomil Rajnov nog tijdens de oorlog, toen de Bulgaarse regering officieel aan de Duitse kant stond, lid van de communistische studentenbond geweest en heeft hij aan het verzet tegen het fascisme deelgenomen. Het toenmalige sjachersysteem van 'cultuur levert niets op' heeft hem diep gekwetst en belemmerd. Deze ervaringen deelde hij met zijn vader, een beroemd filosoof, schrijver en kunsthistoricus, die weliswaar geen communist was, maar toch de 'kruideniersmentaliteit' verafschuwde.

Daarom is de zoon bereid te strijden voor een maatschappij die andere waarden dan het geld in haar vaandel schreef, voorbereid als hij was op deze nieuwe waarden door de boeken uit de bibliotheek van zijn vader. Er was geen moeder in het gezin om nette kleren voor de drie mannen (Bogomil had nog een broer) te kopen. De vader beheerde het geld en dat werd hoofdzakelijk aan boeken uitgegeven. De vader las moeiteloos Duits, Engels, Frans, Italiaans, Russisch en twee talen die de schrik van zijn zoons waren: Grieks en Latijn. Bogomil Rajnov trekt zijn conclusies uit de werken van de Italiaanse humanisten, van de Franse encyclopedisten, van de critici van de kapitalistische 'kruidenierswereld', Dickens, Zola en Balzac, hij declameert de 'vervloekte dichters' en gelooft met Dostojevski dat het de schoonheid is die de wereld kan redden. En hij is bereid om zijn weg tot aan het einde te gaan, de weg van een marxistisch geleerde, van een homme des lettres en kunsthistoricus, eigenlijk de weg verder te gaan die zijn vader reeds was gegaan. Na de communistische machtsovername in 1944 wordt hij ook geen hoge functionaris, hij gaat naar de universiteit om wetenschappelijk werk te doen. Daar heeft hij zeker ook voldoende gelegenheid gehad niet alleen om onderzoek te doen binnen zijn vak kunstgeschiedenis, maar ook om ervaring op te doen met het onderwerp van zijn tweede novelle - Pătišta za nikăde (Wegen naar nergens). Hij vertelt over die ervaring ook in een autobiografische schets5. In de ideologische strijd van omstreeks 1950, waarbij het erom ging het marxisme zuiver te houden, sneuvelden in vele Midden- en Oosteuropese landen talloze carrières van geleerden die er blijkbaar niet de juiste mening op na hielden. Misschien zaten sommigen ervan ook op plaatsen die door ijverige zuiveraars begeerd werden. Het lijkt erop dat dit ook het geval was met de oude prof. Rajnov, Bogomils vader. In zijn hoedanigheid van leider van het instituut moest de zoon over zijn eigen vader vonnissen. Hij moest hem openlijk betichten van idealisme, formele analyse en eclecticisme in zijn werk. En na de faculteitsvergadering waarbij deze Canossagang van een zoon had plaatsgevonden, werd Bogomil Rajnov door de zuiveraars uitgemaakt voor een te laffe verdediger van de leer, hij was wel érg zacht tegen zijn vader geweest.

Bogomil kon zijn vader dan ook niet redden, hij werd met pensioen gestuurd. In 'Wegen naar nergens' beschrijft Rajnov de ongelijk e strijd tussen een idealist en een dogmaticus. De idealist heet Peter. Zijn vader sterft vroeg, zijn moeder verdient als naaister de kost. Ze wil opnieuw trouwen, maar het jaloerse zoontje weet dat te beletten, waarover hij later bitter spijt heeft. Op het gymnasium vindt Peter de weg naar het marxisme. Als student is hij lid van de communistische studentenbond en al een keer door de politie gearresteerd. Via een rijk getrouwde vriend van het gymnasium leert hij de mooie Rina kennen, die taal- en letterkunde studeert en tevens de maîtresse van zijn vriend is. Natuurlijk wil hij haar redden en met haar trouwen, maar de praktische Rina ziet niet veel in gevoelens zonder geld. Peter van zijn kant ziet niets in vriendschap met een meisje dat zich op de open markt verkoopt.

Hij trekt zich terug, maar zijn grote liefde voor Rina knaagt voor de rest van zijn leven aan zijn ziel. De revolutie komt. Peter wordt geen functionaris, maar gaat wel onderzoek doen aan de universiteit.

Daar leert hij zijn latere vrouw, de studente Sasjka kennen. Ze wordt weliswaar niet zijn grote liefde, want dat blijft Rina, la belle infidèle, maar toch is zij zijn steun en toeverlaat, zijn praatpaal en zijn raadgeefster.

Ze schenkt hem twee dochters en laat zijn leven enige tijd normaal verlopen. Maar dan overlijdt ze en laat hem de zorg voor de beide kinderen en, wat nog erger is, ze laat hem alleen in zijn strijd met de dogmaticus Stojev. De idealist wil het beste, dus ook ontplooiing en ontwikkeling van de leer, waarin hij gelooft. En verder gelooft hij dat je heel ver komt als je je goede wil toont en alles uitlegt. De dogmaticus wil macht en veiligheid en verandering is uit den boze. De idealist is alleen gewapend met zijn goede bedoelingen. Het arsenaal van de dogmaticus is veel indrukwekkender: gekonkel, denunciaties, laster, chantage, intimidatie- de totale oorlog.

Is er nog onzekerheid over de vraag wie er gaat winnen? De idealist wordt verslagen, absoluut en totaal, hij sterft ontgoocheld en uitgeput aan een zware infectieziekteen aan zijn teleurstelling. Hij heeft het niet gehaald in het leven, hij heeft op alle fronten verloren.

Er wordt nergens gerept over de baan die Stojev in de faculteit vervult. Hij is waarschijnlijk een professor, maar is hij verder soms tevens de partijsecretaris? Hoe valt zijn macht te verklaren? Als hij geen partijsecretaris is ( faculteitsvoorzitter is hij in ieder geval niet, ook geen decaan - die wisselen in de loop van de tijd, maar hij blijft), waar is dan de partijsecretaris, die toch als een soort opperrechter de zaak zou kunnen bijleggen? Twee keer is er sprake van een mysterieuze hoge functionaris tot wie Peter zijn toevlucht wil nemen, aan wie alles uitgelegd kan worden en wiens arbitrage de verbitterde strijd zou kunnen beslechten.

Maar over die figuur wordt alleen maar gerept in Peters nachtmerries en het lijkt of die hoge functionaris een soort tovenaar van O z isglorie en faam, veel spel met licht en schaduw en géén actie.

Sinds enkele jaren is men in het Westen niet meer verbaasd als er vanuit Oost-Europa zulke boeken te voorschijn komen. Men schrijft het toe aan de nieuwe openheid van Gorbatsjovs beleid. Maar 'Wegen naar nergens' verscheen meer dan 20 jaar geleden. Het diepe inzicht in problemen van de ethiek en levensfilosofie zijn niet aan een precieze tijdsbepaling onderhevig. Als zo vaak bij Bogomil Rajnov gaat het ook in dit onthutsende en indrukwekkende verhaal over een menselijk leven om algemeen menselijke problemen.

Tegen de achtergrond van de Humanisten, van de Encyclopedisten, van de Verlichters straalt de diepe overtuiging: de mens is goed. Alleen: hij moet met het kwaad in de wereld strijden. En elke keer als hij denkt het kwaad te hebben overwonnen, blijkt dat hij niet de draak definitief verslagen, maar voor de zoveelste keer maar één kop afgeslagen heeft. En er groeit weer een nieuwe aan. De held van Bogomil Rajnov vecht wanhopig met het kwaad- en hij moet steeds opnieuw het onderspit delven. Zijn vader sterft jong; een bom in de oorlog doodt zijn moeder, Rina kan hij niet vasthouden: ze heeft zich aan de 'vijand van de arbeidersklasse' verkocht, zijn vrouw wordt hem ontnomen, zijn kameraad en medestrijder, de toch wel gelijkgezinde Stojev, vernietigt en vertrapt hem met behulp van methodes die men chronologisch zou kunnen ordenen onder de noemer Byzantijns, Borgiaans, inquisitorisch of gewoon fascistisch. En het omhulsel dat uiteindelijk van hem over is, wordt door ziekte geveld. Een mens werd voor de zoveelste keer door een samenspel van uiteenlopende krachten van het Kwaad geveld. De enige troost die ons blijft is het com mentaar van Bogomil Rajnov zelf in zijn voorwoord: men kan niet altijd de nederlaag vermijden, maar het is wel mogelijk de capitulatie niet te aanvaarden. Ook als het grote doel onbereikbaar lijkt, moet je volharden in je streven naar dat doel, want op die manier vermijd je de allerzwaarste nederlaag: het verraad aan je menselijke ideaal.

Men zegt dat de mens vaak in het aangezicht van de dood zijn leven in een flits weer beleeft. Ook in deze novelle worden nachtmerries afgewisseld door herinneringen. De novelle begint en eindigt met een nachtmerrie. Begin en einde verwijzen naar elkaar en de lezer vraagt zich helemaal niet af 'hoe gaat het verder?' 'krijgen ze elkaar?', want het is duidelijk dat het niet verder gaat en dat ze elkaar niet krijgen. Waar het in de novelle om gaat is niet wát er gebeurt, maar hoe het gebeurt. Bij het Kwaad behoren krachten en personen van ver uiteenlopend karakter: kapitalisten, fascisten, ziekte, dood- en kameraden, broederlijk verenigd om de idealist te vertrappen , die op een verloren post stond. Ook hij weet (tenminste in de laatste botsing met Stojev) dat hij op een verloren post vecht. En dat is de enige troost die we voor de zoveelste keer uit de literatuur putten:

'Ein Posten ist vakant Die Wunden klaffen...
Der eine fällt, die andern rücken nach,
Doch fall ich unbesiegt, und meine Waffen
Sind noch ungebrochen. Nur mein Herze brach.'




1 Pătista za nikăde. - Bälgarski pisatel, Sofija 1966.
2 Černite lebedi. - Bälgarski pisatel, Sofija 1977.
3 Pătista za nikăde. - Černite lebedi. - Izdatelstvo Hristo G. Danov, Plovdiv 1982.
4 De zwarte zwaan Bogumil Rajnov geeft een andere interpretatie van deze rol in het ballet 'Het Zwanenmeer'. Het is niet meer de demonische, intrigante verleidster. Zijn heldin is eerder in het leven het zwarte schaap, dat eenzaam en onbegrepen zijn weg gaat. En zo'n persoon zal de rol ook anders vertolken: één keer, in de moeilijkste en briljantste dans van het gehele ballet mag de gehate en gevreesde zwarte zwaan schitteren, hij laat zien, wat hij kan en in zijn schaduw wordt de witte zwaan, die per definitie 'de goede' is, slechts de bleke, onbetekenende zwaan.
5 Vgl. Bogomil Rajnov: Elegija za mărtvite dni. - Narodna mladež , Sofija 1976, blz. 47 e.v.


 




<

TSL 2

>