Anatoli Rybakov


Ivan Klíma en de zwaarte van het bestaan




Deel 1 hoofdstuk 23

Stalin kende Europa niet, verachtte de partijintellectuelen, de emigranten, blufferige betweters, van het zelfde slag als westerse vakbondsleiders in smoking en rokkostuum. Hij had ondergronds in Rusland geleefd, was verbannen, maar hij ontsnapte, hield zich verborgen, terwijl zij veilig in het buitenland woonden, wat lazen, wat schreven en beroemd werden. Op het vijfde partijcongres in Londen had hij ze goed kunnen bekijken, van heel dichtbij.

Daarvóór was Stalin buiten Rusland alleen in Tammerfors en Stockholm geweest. Maar die congressen waren op geen enkele manier te vergelijken met dat in Londen, waar meer dan driehonderd afgevaardigden waren: bolsjewieken, mensjewieken, leden van de 'Blind', Poolse en Letse sociaaldemocraten. Voor het eerst en het laatst zag Stalin de hoofdstad van een wereldmacht, een stad zoals hij nog nooit had gezien, het kapitalistische Babylon, de citadel van de burgerlijke democratie. Te midden van die onverstoorbare mensen, die opgegroeid waren met onbegrijpelijke, vreemde tradities voelde hij, die de taal niet sprak, een neerslachtig makende onbeduidendheid; bovendien verloor Stalin zijn sjaal, het was een koude aprilmaand in Londen, hij ging met Litvinov een nieuwe kopen, maar kon geen geschikte vinden, de grove wol prikte in zijn nek. Ze kochten de zachtste, een dure, maar nog had Stalin kuren, hij draaide met zijn hoofd en schold op de Engelsen. In het havenkwartier was Litvinov even weg, toen hij terugkwam werd Stalin al lastig gevallen door dokwerkers: misschien hadden ze iets gevraagd en had hij geen antwoord gegeven, hij kende de taal niet. Litvinov, iemand die durfde en Engels sprak als een rasechte Londenaar, had de dokwerkers weggejaagd.


Later had Litvinov Boedjagin over de sjaal verteld, maar nooit over de dokwerkers. Stalin zou zo'n verhaal nooit vergeven: van kindsbeen af tenger en zwak, was hij ziekelijk gevoelig voor alles wat zijn fysieke kracht en moed twijfelachtig maakte: een geestesgesteldheid waaruit later zijn achterdocht groeide.

In ballingschap had hij al tegen Boedjagin gezegd: grofheid moet je bestrijden met nog grotere grofheid, de mensen houden dat voor kracht. Ooit, op een van de lange winteravonden had Stalin zelf het voorval met de dokwerkers aan Boedjagin verteld: ze hadden hem zogenaamd voor een Indiër gehouden en wilden hem een pak slaag geven, maar kregen op hun bek en gingen er vandoor. Hij hield veel van de uitdrukking 'op zijn bek slaan'.

'En dat was dan de veelgeprezen Engelse arbeidersklasse,' zei Stalin, 'het zijn net zulke kolonialen als hun bazen.'

Meer dan een jaar had Boedjagin moeite gedaan om Stalin te kunnen bezoeken, hij beschouwde het als zijn plicht hem zijn standpunt kenbaar te maken. Hij wist dat het moeilijk was Stalin tot andere gedachten te brengen, zijn sympathieën liet die man gemakkelijk varen, zijn antipathieén nooit. Maar hij wist ook dat Stalin een oorlog vreesde.

Boedjagin begreep nu dat zijn poging gedoemd was te mislukken. De tijd had Stalins houding niet veranderd, de tijd had hem zelf veranderd. Hij was nu meer dan ooit overtuigd van zijn onfeilbaarheid. Ivan Grigorjevitsj besefte terdege waar het op uitdraaide, als hij hem zou tegenspreken. Boedjagin liep niet als gewoonlijk over de Vozdvizjenka naar het Kremlin, maar door de Herzenstraat, hij stak het plein bij de Manege over en bereikte langs het hek van de Aleksandertuin de Troitskipoort; hij maakte een omweg van enkele minuten, om het komende gesprek nog zorgvuldiger voor te bereiden, of misschien de ontmoeting uit te stellen; hij voorvoelde dat deze een noodlottige rol in zijn leven zou spelen. Ivan Grigorjevitsj had zich altijd verre gehouden van ruzies binnen de partij. Maar hij zong ook niet mee in het grote koor. Dat was voor Stalin voldoende.

Boedjagin had niet aan de revolutie meegedaan omdat hij een beter leven wilde, de familie leefde in betrekkelijke welstand: zijn vader, zijn broers en hijzelf waren allemaal geschoolde metaalbewerkers op de fabriek van Motovilicha. Dat was een staatsfabriek die als een van de belangrijkste van het land gold, men zei dat de vijftig ton wegende hamer de zwaarste ter wereld was. Motovilicha, op de linkeroever van de Kama, aan de hoofdspoorlijn, was een industrie- en handelsvoorstad van Perm, bedrijvig, welvarend, en redelijk nuchter.

De bekwame, jonge arbeider werd opgemerkt door Nikolaj Gavrilovitsj Slajanov, de uitvinder van het elektrisch booglassen, die hem betrok bij de eerste elektrisch gelaste constructiewerken. De kennismaking met voor die tijd geavanceerde techniek en briljante pleitbezorgers zette hem aan het denken. Boedjagin sloot zich aan bij de sociaaldemocraten, die sterk vertegenwoordigd waren bij de arbeiderselite van de fabriek en bij de politieke ballingen in de stad. Ivan Grigorjevitsj zou waarschijnlijk ook een gewoon sociaaldemocraat gebleven zijn. Hij begon de algemeen vormende cursussen aan het technische instituut van Tomsk te volgen die opleidden voor het diploma dat toegang gaf tot het instituut. De eerste Russische revolutie maakte een professioneel revolutionair van hem. In december negentienvijf deed hij mee aan de algemene politieke staking, vervolgens aan schermutselingen met het leger. Hij werd gearresteerd en verbannen naar Narym.

Alles was duidelijk zolang Boedjagin tegen de autocratie vocht. De revolutie was ook duidelijk: het einddoel van hun strijd, de overwinning van hun ideeën. Excessen waren onvermijdelijk, de woede van het volk stortte zich uit over zijn eeuwige onderdrukkers, de revolutie moest worden verdedigd.

Er kwam een eind aan de burgeroorlog, alles kwam op zijn plaats terecht. De NEP luidde niet alleen een nieuwe economische politiek in. Er ontstond een nieuwe manier van leven.

Maar dat wat Lenin als iets 'grondigs en langdurigs' voor ogen stond was slechts van korte duur. Stalin liquideerde de NEP, waarbij hij beweerde Lenins laatste wil uit te voeren. Hij hield ervan bij Lenin te zweren en zich op hem te beroepen. Maar in Siberië had hij al tegen Ivan Grigorjevitsj gezegd dat Lenin Rusland onvoldoende kende en daarom ook de leus van de nationalisering van het land naar voren had gebracht, waar, zo beweerde Stalin toen, de boeren niet aan mee zouden doen. In Tsarytsin had hij hem, Boedjagin, persoonlijk toevertrouwd dat Lenin weinig van militaire aangelegenheden snapte. Maar de betekenis van Lenin, zijn rol in de partij, had Stalin steeds begrepen, en hij had hem nooit openlijk tegengesproken. Wanneer Lenin uiteindelijk gelijk bleek te hebben, en dat was altijd het geval, verklaarde Stalin dat hij het met hem eens was en zonder aarzeling Lenins politiek volgde. Ook nu riep hij bij elke stap Lenin aan, liet het bijna voorkomen alsof hij de initiatiefnemer en de ziel van Lenins beslissingen was. Maar in plaats van de socialistische democratie, waar Lenin naar streefde, had Stalin een heel ander regiem geschapen.

In Stalins kleine woning was niets veranderd sinds de keer dat Ivan Grigorjevitsj voor het laatst op bezoek was geweest.

Stalin was alleen, hij zat aan de eettafel. Op tafel een fles wijn uit Ateni, glazen, vruchten in een schaal, twee flessen mineraalwater en een opengeslagen boek. Stalin droeg ook thuis een half-militair pak, de pijpen van zijn broek waren in lichte saffiaanleren laarzen met een frambozerood patroon gestoken.

Hij keek om. Zijn wangen en onderkin gingen schuil achter het randje van zijn witte kraag, zijn rijbroek zat slordig om zijn buik. Het lage voorhoofd, de bekende pokdaligheid, en de zachte, welgevormde hand. Boedjagin begreep dat dit hun laatste ontmoeting was.

Stalin kwam langzaam overeind, stak zijn hand niet uit, bleef Boedjagin strak aankijken. Stalin was kleiner dan hij, maar hij keek niet van onderop, en ook niet rechtuit, maar als het ware door zijn zware neerhangende oogleden heen.

Ivan Grigorjevitsj wachtte tot Stalin hem een stoel aanbood en het ijs zou breken.

Stalin knikte in de richting van het raam.

'Schelden ze daar op mij?'

Hij vroeg niet naar het land waar Boedjagin vandaan kwam, en ook niet naar het land waar ze nu waren, maar naar de hele wereld, de hele mensheid, die zich daar, aan de andere kant van het raam bevond; in de onverbiddelijke Aziatische god was de eenzame verbannen Georgiër in de Siberische hut wakker geworden. Alleen lag achter het raam niet de doodse tajga, maar het onmetelijke land dat aan zijn wil was onderworpen. Hij vroeg dit na zijn triomf op het congres, net als vroeger vertrouwde hij niemand. En voor de zoveelste keer wilde hij zich er van overtuigen dat zijn wantrouwen, zijn verdenkingen terecht waren, hij wilde nog eens controleren wat hij aan Boedjagin en mensen als Boedjagin had. Hij had Boedjagin al tegen zich opgezet, glimlachte niet, vroeg niet naar zijn gezin, van hun vroegere verstandhouding geen spoor.

'Dat verschilt. ..' antwoordde Boedjagin, 'sommigen wel.'

Stalin bewoog even met zijn hand, Ivan Grigorjevitsj ging zitten. Met zijn pijp in de vuist geklemd liep Stalin door de kamer, zijn tred was nog even licht en verend als vroeger.

'En Rjazanov?'

Een onverwachte vraag. Stalin had Rjazanov ontvangen, hem op het Politburo gehoord en hem voorgesteld als lid van het Centraal Comité. Twijfelde hij misschien aan hem in verband met de arrestatie van zijn neef?

'Een bekwaam en kundig man,' antwoordde Boedjagin.

'Ze zeggen dat hij een nevenproject ondernomen heeft.'

Op het volkscommissariaat waren signalen binnengedrongen dat Rjazanov op eigen houtje in de stad een bioscoop en een sportcomplex bouwde en zelfs een sanatorium aanlegde, 'Oeral Matsesta'.

'Pjatakov heeft er een commissie heen gestuurd,' antwoordde Boedjagin. Stalin keek hem recht in de ogen. Boedjagin wist wat die blik betekende: wantrouwen. Zijn antwoord bevredigde Stalin niet. Waarom niet? Boedjagin had de waarheid gesproken. Hij was overigens goed bekend met Stalins manier zijn gespreksgenoot in verwarring te brengen: ongeloof tonen daar waar ongeloof ongegrond was, en doen alsof hij iets geloofde wanneer er reden tot twijfel was.

Stalin wendde langzaam zijn blik af, hij grijnsde. 'Sergo heeft Rjazanov voorgedragen voor het Centraal Comité. Hij wil dat het Centraal Comité uitsluitend nog uit economische plannenmakers bestaat.'

Hij zweeg, wachtte op Boedjagins reactie. Zo was het karakter van deze man. Hij bedoelde dat Ordzjonikidze Rjazanov voor het Centraal Comité had voorgedragen en Boedjagin niet.

Iets luider ging Stalin door:

'Alle respect voor Sergo, maar we mogen het Centraal Comité van onze partij niet veranderen in het presidium van de Volksraad voor Staatshuishouding. Het Centraal Comité van onze partij is de Olympus, waar zowel economen als politici, zowel het leger als de cultuur zijn vertegenwoordigd. In het Centraal Comité moeten alle krachten van onze partij zijn vertegenwoordigd. Vooral de jonge krachten.'

Hij bleef voor Boedjagin staan.

'Er moet plaats worden gemaakt voor mensen uit het volk. Het volk wil zijn eigen zonen aan het hoofd van zijn land zien, geen nieuwkomers, geen nieuwe adel. Het Russische volk houdt niet van de adel. De geschiedenis van het Russische volk is de geschiedenis van de strijd tegen de adel. Het Russische volk hield van Ivan de Verschrikkelijke en van Peter de Eerste, dat wil zeggen van die Russische tsaren die de bojaren en de adel vernietigden. Alle boerenopstanden, van Bolotnikov tot Poegatsjov waren bewegingen vóór een goede tsaar en tegen de adel.'

Wat hij zei kon je houden voor een van zijn gebruikelijke historische uitweidingen. Hij kende de geschiedenis goed, vooral die van kerk en de ketterse sekten. Maar het kon ook als volgt worden opgevat: de oude kaders, mensen als Boedjagin, vormden de nieuwe adel. En hen wilde het volk niet langer.

Stalin vervolgde:

'Waarom steunden de boeren de revolutie in de centrale gouvernementen en niet in de buitengewesten in Siberië bijvoorbeeld? In de centrale gouvernementen zag de boer de landeigenaar, en die waren er in Siberië niet. Maar toen de edelman Koltsjak verscheen, toen steunde de Siberische boer de revolutie.'

Stalin keek naar Boedjagin. Zijn ogen werden donker, kaneelkleurig. Vervolgens liep hij naar het raam en, met zijn rug naar Ivan Grigorjevitsj zei hij:

'Maar niet alle jonge mensen zijn NIEUWE krachten. Van de zomer reed ik een keer over de Arbat en wat zie ik: op de hoek staan jonge leeglopers in buitenlandse jassen te lachen. Je vraagt je af wat ze liever hebben, hun Sovjetvaderland of een buitenlandse jas?'

Hij was over de jeugd begonnen, hij wist dus van zijn voorspraak voor Sasja.

'Iemand kan buitenlandse kleren dragen en van het Sovjetvaderland houden,' zei Boedjagin. "Zou je denken?' Stalin draaide zich naar hem toe. ZO denk ik er niet over. MIJN kinderen lopen niet in buitenlandse kleren. MIJN kinderen zijn tevreden met onze sovjetkleding, MIJN kinderen kunnen nergens buitenlandse kleding kopen. Je vraagt je af waar ZIJ die dan vandaan hebben.'

Doelde hij misschien op Lena? Misschien had een lastertong gezegd: 'Dat meisje van Boedjagin loopt in buitenlandse jurken.' Stalin hechtte altijd waarde aan kleinigheden, hij spitste zijn oren, nam ze te baat wanneer hij wilde laten zien hoe goed hij was ingelicht. Hij was trots op zijn vaardigheid te generaliseren, er conclusies uit te trekken. 'Ik draag ook een buitenlands pak,' zei Boedjagin, te kennen gevend dat hij en zijn gezin bij hun verblijf in het buitenland van bijna tien jaar daar natuurlijk kleren hadden gekocht.

Stalin begreep de toespeling en hief in spottende inschikkelijkheid de handen ten hemel. '

'Nou ja... Jij bent immers een van onze functionarissen van internationaal kaliber, wat hebben we op jou aan te merken ... '

Hij liep langzaam op Boedjagin af, stak plotseling zijn arm uit en raakte diens hoofd aan.

'Je bent nog heel jong, zwart haar, knap...'

Boedjagin bedacht hoe gemakkelijk zijn hoofd, dat Stalin net had aangeraakt, kon rollen. Stalin liet zijn arm zakken, hij begreep precies wat Boedjagin dacht, opnieuw bewoog een grijnslach zijn snor. 'Jij bent altijd een twistzoeker geweest Ivan, een hopeloze, onverbeterlijke polemist.'

Hij liep weer naar het raam, bleef weer met zijn rug naar Ivan Grigorjevitsj staan, begon weer te spreken.

'We houden van onze jeugd, de jeugd is onze toekomst. Maar we moeten haar opvoeden. De jeugd moet gekweekt worden, zoals een tuinman een boom kweekt. We moeten haar niet vleien, niet verwennen, haar haar fouten niet vergeven ... '

Ja, hij had het over Sasja. Hij liet merken dat hij goed ingelicht was. Iets van wat hij wist. Zo nodig zou hij alles vertellen.

' ... We moeten geen goedkope populariteit bij de jeugd zoeken,' vervolgde Stalin ondertussen. 'Het volk houdt niet van leiders die goedkope populariteit zoeken. Lenin deed dat ook niet, die liep niet op straat te paraderen. Het volk houdt niet van leiders met mooie praatjes. Trotski was zo'n babbelaar, maar wat is er van hem geworden?

Die bal was voor Kirov. Kirov wandelde door de straten van Leningrad, Kirov was de beste spreker in de partij. Wat stak daar achter?

Nee, van Kirov en Ordzjonikidze zou hij zich voorlopig niet ontdoen. Daarvoor was het nog te vroeg. Hij begon nu met hem, hij voelde hem aan de tand als iemand die dicht bij Kirov en Ordzjonikidze stond, al sinds de verdediging van Astrachan en de militaire operaties in de Noordelijke Kaukasus. Daarom had hij hem ontboden. Internationale problemen interesseerden hem niet. Als die hem wel interesseerden, had hij hem een jaar eerder al ontboden.

 

Vertaling Frans Stapert

 




<

TSL 2

>