Later had Litvinov Boedjagin over de sjaal verteld, maar nooit over de
dokwerkers. Stalin zou zo'n verhaal nooit vergeven: van kindsbeen
af tenger en zwak, was hij ziekelijk gevoelig voor alles wat zijn fysieke
kracht en moed twijfelachtig maakte: een geestesgesteldheid waaruit later
zijn achterdocht groeide.
In ballingschap had hij al tegen Boedjagin gezegd: grofheid moet je
bestrijden met nog grotere grofheid, de mensen houden dat voor kracht.
Ooit, op een van de lange winteravonden had Stalin zelf het voorval
met de dokwerkers aan Boedjagin verteld: ze hadden hem zogenaamd voor
een Indiër gehouden en wilden hem een pak slaag geven, maar kregen
op hun bek en gingen er vandoor. Hij hield veel van de uitdrukking
'op zijn bek slaan'.
'En dat was dan de veelgeprezen Engelse arbeidersklasse,' zei Stalin,
'het zijn net zulke kolonialen als hun bazen.'
Meer dan een jaar had Boedjagin moeite gedaan om Stalin te kunnen
bezoeken, hij beschouwde het als zijn plicht hem zijn standpunt kenbaar
te maken. Hij wist dat het moeilijk was Stalin tot andere gedachten te
brengen, zijn sympathieën liet die man gemakkelijk varen, zijn antipathieén
nooit. Maar hij wist ook dat Stalin een oorlog vreesde.
Boedjagin begreep nu dat zijn poging gedoemd was te mislukken. De
tijd had Stalins houding niet veranderd, de tijd had hem zelf veranderd.
Hij was nu meer dan ooit overtuigd van zijn onfeilbaarheid. Ivan Grigorjevitsj
besefte terdege waar het op uitdraaide, als hij hem zou tegenspreken.
Boedjagin liep niet als gewoonlijk over de Vozdvizjenka naar het Kremlin,
maar door de Herzenstraat, hij stak het plein bij de Manege over en
bereikte langs het hek van de Aleksandertuin de Troitskipoort; hij maakte
een omweg van enkele minuten, om het komende gesprek nog zorgvuldiger
voor te bereiden, of misschien de ontmoeting uit te stellen; hij
voorvoelde dat deze een noodlottige rol in zijn leven zou spelen.
Ivan Grigorjevitsj had zich altijd verre gehouden van ruzies binnen de
partij. Maar hij zong ook niet mee in het grote koor. Dat was voor Stalin
voldoende.
Boedjagin had niet aan de revolutie meegedaan omdat hij een beter leven
wilde, de familie leefde in betrekkelijke welstand: zijn vader, zijn
broers en hijzelf waren allemaal geschoolde metaalbewerkers op de fabriek
van Motovilicha. Dat was een staatsfabriek die als een van de belangrijkste
van het land gold, men zei dat de vijftig ton wegende hamer
de zwaarste ter wereld was. Motovilicha, op de linkeroever van de Kama,
aan de hoofdspoorlijn, was een industrie- en handelsvoorstad van Perm,
bedrijvig, welvarend, en redelijk nuchter.
De bekwame, jonge arbeider werd opgemerkt door Nikolaj Gavrilovitsj
Slajanov, de uitvinder van het elektrisch booglassen, die hem betrok
bij de eerste elektrisch gelaste constructiewerken. De kennismaking
met voor die tijd geavanceerde techniek en briljante pleitbezorgers
zette hem aan het denken. Boedjagin sloot zich aan bij de sociaaldemocraten,
die sterk vertegenwoordigd waren bij de arbeiderselite van de
fabriek en bij de politieke ballingen in de stad. Ivan Grigorjevitsj zou
waarschijnlijk ook een gewoon sociaaldemocraat gebleven zijn. Hij begon
de algemeen vormende cursussen aan het technische instituut van Tomsk
te volgen die opleidden voor het diploma dat toegang gaf tot het instituut.
De eerste Russische revolutie maakte een professioneel revolutionair
van hem. In december negentienvijf deed hij mee aan de algemene
politieke staking, vervolgens aan schermutselingen met het leger. Hij
werd gearresteerd en verbannen naar Narym.
Alles was duidelijk zolang Boedjagin tegen de autocratie vocht. De
revolutie was ook duidelijk: het einddoel van hun strijd, de overwinning
van hun ideeën. Excessen waren onvermijdelijk, de woede van het volk
stortte zich uit over zijn eeuwige onderdrukkers, de revolutie moest
worden verdedigd.
Er kwam een eind aan de burgeroorlog, alles kwam op zijn plaats terecht.
De NEP luidde niet alleen een nieuwe economische politiek in.
Er ontstond een nieuwe manier van leven.
Maar dat wat Lenin als iets 'grondigs en langdurigs' voor ogen stond
was slechts van korte duur. Stalin liquideerde de NEP, waarbij hij beweerde
Lenins laatste wil uit te voeren. Hij hield ervan bij Lenin te
zweren en zich op hem te beroepen. Maar in Siberië had hij al tegen
Ivan Grigorjevitsj gezegd dat Lenin Rusland onvoldoende kende en
daarom ook de leus van de nationalisering van het land naar voren had
gebracht, waar, zo beweerde Stalin toen, de boeren niet aan mee zouden
doen. In Tsarytsin had hij hem, Boedjagin, persoonlijk toevertrouwd
dat Lenin weinig van militaire aangelegenheden snapte. Maar
de betekenis van Lenin, zijn rol in de partij, had Stalin steeds begrepen,
en hij had hem nooit openlijk tegengesproken. Wanneer Lenin uiteindelijk
gelijk bleek te hebben, en dat was altijd het geval, verklaarde
Stalin dat hij het met hem eens was en zonder aarzeling Lenins politiek
volgde. Ook nu riep hij bij elke stap Lenin aan, liet het bijna voorkomen
alsof hij de initiatiefnemer en de ziel van Lenins beslissingen was.
Maar in plaats van de socialistische democratie, waar Lenin naar streefde,
had Stalin een heel ander regiem geschapen.
In Stalins kleine woning was niets veranderd sinds de keer dat Ivan
Grigorjevitsj voor het laatst op bezoek was geweest.
Stalin was alleen, hij zat aan de eettafel. Op tafel een fles wijn uit
Ateni, glazen, vruchten in een schaal, twee flessen mineraalwater en
een opengeslagen boek. Stalin droeg ook thuis een half-militair pak,
de pijpen van zijn broek waren in lichte saffiaanleren laarzen met een
frambozerood patroon gestoken.
Hij keek om. Zijn wangen en onderkin gingen schuil achter het randje
van zijn witte kraag, zijn rijbroek zat slordig om zijn buik. Het lage
voorhoofd, de bekende pokdaligheid, en de zachte, welgevormde hand.
Boedjagin begreep dat dit hun laatste ontmoeting was.
Stalin kwam langzaam overeind, stak zijn hand niet uit, bleef Boedjagin
strak aankijken. Stalin was kleiner dan hij, maar hij keek niet
van onderop, en ook niet rechtuit, maar als het ware door zijn zware
neerhangende oogleden heen.
Ivan Grigorjevitsj wachtte tot Stalin hem een stoel aanbood en het ijs
zou breken.
Stalin knikte in de richting van het raam.
'Schelden ze daar op mij?'
Hij vroeg niet naar het land waar Boedjagin vandaan kwam, en ook
niet naar het land waar ze nu waren, maar naar de hele wereld, de
hele mensheid, die zich daar, aan de andere kant van het raam bevond;
in de onverbiddelijke Aziatische god was de eenzame verbannen Georgiër
in de Siberische hut wakker geworden. Alleen lag achter het raam
niet de doodse tajga, maar het onmetelijke land dat aan zijn wil was onderworpen.
Hij vroeg dit na zijn triomf op het congres, net als vroeger vertrouwde
hij niemand. En voor de zoveelste keer wilde hij zich er van overtuigen
dat zijn wantrouwen, zijn verdenkingen terecht waren, hij wilde
nog eens controleren wat hij aan Boedjagin en mensen als Boedjagin had.
Hij had Boedjagin al tegen zich opgezet, glimlachte niet, vroeg niet
naar zijn gezin, van hun vroegere verstandhouding geen spoor.
'Dat verschilt. ..' antwoordde Boedjagin, 'sommigen wel.'
Stalin bewoog even met zijn hand, Ivan Grigorjevitsj ging zitten. Met
zijn pijp in de vuist geklemd liep Stalin door de kamer, zijn tred was
nog even licht en verend als vroeger.
'En Rjazanov?'
Een onverwachte vraag. Stalin had Rjazanov ontvangen, hem op het
Politburo gehoord en hem voorgesteld als lid van het Centraal Comité.
Twijfelde hij misschien aan hem in verband met de arrestatie van zijn
neef?
'Een bekwaam en kundig man,' antwoordde Boedjagin.
'Ze zeggen dat hij een nevenproject ondernomen heeft.'
Op het volkscommissariaat waren signalen binnengedrongen dat Rjazanov
op eigen houtje in de stad een bioscoop en een sportcomplex
bouwde en zelfs een sanatorium aanlegde, 'Oeral Matsesta'.
'Pjatakov heeft er een commissie heen gestuurd,' antwoordde Boedjagin.
Stalin keek hem recht in de ogen. Boedjagin wist wat die blik betekende:
wantrouwen. Zijn antwoord bevredigde Stalin niet. Waarom
niet? Boedjagin had de waarheid gesproken. Hij was overigens goed
bekend met Stalins manier zijn gespreksgenoot in verwarring te brengen:
ongeloof tonen daar waar ongeloof ongegrond was, en doen alsof hij
iets geloofde wanneer er reden tot twijfel was.
Stalin wendde langzaam zijn blik af, hij grijnsde.
'Sergo heeft Rjazanov voorgedragen voor het Centraal Comité. Hij wil
dat het Centraal Comité uitsluitend nog uit economische plannenmakers
bestaat.'
Hij zweeg, wachtte op Boedjagins reactie. Zo was het karakter van
deze man. Hij bedoelde dat Ordzjonikidze Rjazanov voor het Centraal Comité
had voorgedragen en Boedjagin niet.
Iets luider ging Stalin door:
'Alle respect voor Sergo, maar we mogen het Centraal Comité van onze
partij niet veranderen in het presidium van de Volksraad voor Staatshuishouding.
Het Centraal Comité van onze partij is de Olympus, waar
zowel economen als politici, zowel het leger als de cultuur zijn vertegenwoordigd.
In het Centraal Comité moeten alle krachten van onze partij
zijn vertegenwoordigd. Vooral de jonge krachten.'
Hij bleef voor Boedjagin staan.
'Er moet plaats worden gemaakt voor mensen uit het volk. Het volk wil zijn eigen zonen aan het hoofd van zijn land zien, geen nieuwkomers,
geen nieuwe adel. Het Russische volk houdt niet van de adel. De geschiedenis
van het Russische volk is de geschiedenis van de strijd tegen
de adel. Het Russische volk hield van Ivan de Verschrikkelijke en van
Peter de Eerste, dat wil zeggen van die Russische tsaren die de bojaren
en de adel vernietigden. Alle boerenopstanden, van Bolotnikov tot Poegatsjov
waren bewegingen vóór een goede tsaar en tegen de adel.'
Wat hij zei kon je houden voor een van zijn gebruikelijke historische
uitweidingen. Hij kende de geschiedenis goed, vooral die van kerk en
de ketterse sekten. Maar het kon ook als volgt worden opgevat: de
oude kaders, mensen als Boedjagin, vormden de nieuwe adel. En hen
wilde het volk niet langer.
Stalin vervolgde:
'Waarom steunden de boeren de revolutie in de centrale gouvernementen
en niet in de buitengewesten in Siberië bijvoorbeeld? In de centrale
gouvernementen zag de boer de landeigenaar, en die waren er in Siberië
niet. Maar toen de edelman Koltsjak verscheen, toen steunde de
Siberische boer de revolutie.'
Stalin keek naar Boedjagin. Zijn ogen werden donker, kaneelkleurig.
Vervolgens liep hij naar het raam en, met zijn rug naar Ivan Grigorjevitsj
zei hij:
'Maar niet alle jonge mensen zijn NIEUWE krachten. Van de zomer
reed ik een keer over de Arbat en wat zie ik: op de hoek staan jonge
leeglopers in buitenlandse jassen te lachen. Je vraagt je af wat ze liever
hebben, hun Sovjetvaderland of een buitenlandse jas?'
Hij was over de jeugd begonnen, hij wist dus van zijn voorspraak
voor Sasja.
'Iemand kan buitenlandse kleren dragen en van het Sovjetvaderland houden,' zei Boedjagin.
"Zou je denken?' Stalin draaide zich naar hem toe. ZO denk ik er
niet over. MIJN kinderen lopen niet in buitenlandse kleren. MIJN kinderen
zijn tevreden met onze sovjetkleding, MIJN kinderen kunnen nergens
buitenlandse kleding kopen. Je vraagt je af waar ZIJ die dan vandaan
hebben.'
Doelde hij misschien op Lena? Misschien had een lastertong gezegd:
'Dat meisje van Boedjagin loopt in buitenlandse jurken.' Stalin hechtte
altijd waarde aan kleinigheden, hij spitste zijn oren, nam ze te baat
wanneer hij wilde laten zien hoe goed hij was ingelicht. Hij was trots
op zijn vaardigheid te generaliseren, er conclusies uit te trekken.
'Ik draag ook een buitenlands pak,' zei Boedjagin, te kennen gevend
dat hij en zijn gezin bij hun verblijf in het buitenland van bijna tien
jaar daar natuurlijk kleren hadden gekocht.
Stalin begreep de toespeling en hief in spottende inschikkelijkheid
de handen ten hemel. '
'Nou ja... Jij bent immers een van onze functionarissen van internationaal
kaliber, wat hebben we op jou aan te merken ... '
Hij liep langzaam op Boedjagin af, stak plotseling zijn arm uit en
raakte diens hoofd aan.
'Je bent nog heel jong, zwart haar, knap...'
Boedjagin bedacht hoe gemakkelijk zijn hoofd, dat Stalin net had
aangeraakt, kon rollen. Stalin liet zijn arm zakken, hij begreep precies
wat Boedjagin dacht, opnieuw bewoog een grijnslach zijn snor.
'Jij bent altijd een twistzoeker geweest Ivan, een hopeloze, onverbeterlijke
polemist.'
Hij liep weer naar het raam, bleef weer met zijn rug naar Ivan Grigorjevitsj
staan, begon weer te spreken.
'We houden van onze jeugd, de jeugd is onze toekomst. Maar we
moeten haar opvoeden. De jeugd moet gekweekt worden, zoals een
tuinman een boom kweekt. We moeten haar niet vleien, niet verwennen,
haar haar fouten niet vergeven ... '
Ja, hij had het over Sasja. Hij liet merken dat hij goed ingelicht was.
Iets van wat hij wist. Zo nodig zou hij alles vertellen.
' ... We moeten geen goedkope populariteit bij de jeugd zoeken,' vervolgde
Stalin ondertussen. 'Het volk houdt niet van leiders die goedkope
populariteit zoeken. Lenin deed dat ook niet, die liep niet op
straat te paraderen. Het volk houdt niet van leiders met mooie praatjes.
Trotski was zo'n babbelaar, maar wat is er van hem geworden?
Die bal was voor Kirov. Kirov wandelde door de straten van Leningrad,
Kirov was de beste spreker in de partij. Wat stak daar achter?
Nee, van Kirov en Ordzjonikidze zou hij zich voorlopig niet ontdoen.
Daarvoor was het nog te vroeg. Hij begon nu met hem, hij voelde hem
aan de tand als iemand die dicht bij Kirov en Ordzjonikidze stond, al
sinds de verdediging van Astrachan en de militaire operaties in de
Noordelijke Kaukasus. Daarom had hij hem ontboden. Internationale
problemen interesseerden hem niet. Als die hem wel interesseerden,
had hij hem een jaar eerder al ontboden.
Vertaling Frans Stapert