Jacqueline Mulders


Schoppenvrouw, verhaal van een vrijmetselaar




Alexander Poesjkin. Bron

АРИОН

Нас было w.ного на челне;
Иные парус напрягали,
Другие дружно упирали
В глубь мощны веслы. В тишине
На руль склонясь, наш кормщик умный
В молчанье правил грузный челн;
А я - беспечной веры полн, -
пловцам я пел ... Вдруг лоно волн
Измял с налету вихорь шумный
Погиб и кормщик и пловец! -
Лишь я, таинственный певец,
На берег выброшен гpoзoffi,
Я гимны прежные пою
И ризу влажную мою
Сушу на солнце под cкaлoffi.

ARION

Met velen waren wij aan boord;
Sommigen trokken de zeilen strak,
Anderen duwden eendrachtig de machtige
Riemen de diepte in. Gebogen over het roer
Leidde onze schrandere stuurman zwijgend
Het zwaarbeladen bootje door de stilte;
En ik - van zorgeloos geloof vervuld -
Zong de zeelui toe ... Plots werd de golvenschoot
Verfrommeld door een razende storm
En allen kwamen jammerlijk om! -
Slechts ik, de zanger van geheimen,
Werd door de storm op 't land gegooid,
Ik zing mijn vroegere balladen
En laat in de beschutting van een rots
Mijn natte kleed drogen door de zon.



Poesjkin schreef bovenstaand gedicht in 1827, zeven jaar voor zijn Schoppenvrouw (Pikovaja Dama, 1834) en evenals deze novelle is dit gedicht een teken van zijn relatie met de Dekabristen, een groep officieren die op 14 december 1825 een greep naar de macht deed. Onder hen waren goede vrienden van Poesjkin en, voor hem waarschijnlijk nog belangrijker, medebroeders uit de vele Vrijmetselaarsloges die Rusland rijk was; de enige reden dat Poesjkin zelf niet aan de opstand deelnam, lag in het feit dat hij op dat moment verbannen was en dus onmogelijk in Petersburg kon verblijven. Vooral na de executie door ophanging van de vijf hoofdverdachten van de samenzwering, waaronder zijn vriend K .F. Rylejev, is Poesjkin zich altijd blijven verwijten slechts 'een zorgeloze zanger op de Dekabristen-boot' te zijn geweest.

Poesjkin trad toe tot de Orde van Vrijmetselaars tijdens zijn verbanning te Kisjinjov. Volgens een aantekening in zijn dagboek werd hij op 4 mei 1821 als lid opgenomen in de Ovidius-loge en vervolgens ingewijd in de speciale symboliek, de numerologie, de Kabbala, het kaartleggen, enz. Het is onwaarschijnlijk dat Poesjkin na het verbod op en de daaropvolgende sluiting van alle Russische Vrijmetselaars- loges in 1822 zich afkeerde van de Vrijmetselarij; na toetreding was je voor het leven Vrijmetselaar. Het valt dus te verwachten dat Poesjkin ook in zijn literaire werk elementen van zijn leven als Metselaar heeft laten doordringen.

In de al eerder genoemde novelle Schoppenvrouw, één van de hoogtepunten van Poesjkins proza, lijken deze Vrijmetselaarselementen duidelijk aanwezig. Het verhaal gaat als volgt:

In Petersburg maakt Hermann deel uit van een milieu waar veelvuldig Faro wordt gespeeld. Hermann zelf speelt nooit; zijn fascinatie voor geld is zodanig dat hij het niet kan inzetten als er ook maar een kleine kans is dat hij het kan verliezen. Wanneer echter Tomski, één van zijn vrienden, op een avond vertelt over een legendarisch kaartgeheim waardoor winst verzekerd is - een geheim dat in het bezit is van zijn grootmoeder, een stokoude gravin -, wordt Hermanns fantasie geprikkeld en na enige tijd staat zijn besluit vast: hij zal dat geheim hoe dan ook te weten komen. Bij toeval komt Hermann in contact met de protégée van de gravin, Lizaveta Ivanovna, en na veel liefdesverklaringen en aandringen weet hij haar een rendez-vous in het huis van de gravin af te dwingen. Op haar aanwijzingen dringt hij op een stormachtige avond ongezien het huis binnen en verbergt zich vervolgens niet in het kamertje van Lizaveta Ivanovna, maar in de vertrekken van de gravin. Enkele uren later trekt de gravin zich in haar slaapvertrek terug en maakt zich gereed voor de nacht. Nadat zij haar kameniers heeft weggezonden, komt Hermann tevoorschijn en tracht haar ertoe over te halen hem het geheim te onthullen. De gravin blijft echter zwijgen en wanneer Hermann haar uiteindelijk een pistool laat zien, sterft ze zonder nog een woord te hebben gezegd. Hermann gaat naar Lizaveta Ivanovna, biecht haar alles op en zij helpt hem om via een geheime gang het huis te verlaten.

Het kaartgeheim en de dood van de gravin blijven in Hermanns hoofd rondspoken, zeker op de dag van haar begrafenis; maar de daaropvolgende nacht bezoekt de geest van de gravin hem om hem het geheim te openbaren: ééns in zijn leven moet hij op drie verschillende dagen achtereenvolgens de drie, de zeven en de aas spelen, dan zal hij winnen. Al snel krijgt hij de kans zijn geheim te gelde te maken: de vermaarde Faro-speler Tsjekalinski komt, mét zijn bank, uit Moskou naar Petersburg en Hermann kan zijn moeizaam gespaarde 47.000 roebel inzetten. De eerste twee avonden gaat alles volgens plan, Hermann zet één kaart in en wint daarop. De derde avond echter wordt zijn noodlot beslist - de aas die hij had ingezet blijkt na het openleggen te zijn veranderd in een schoppenvrouw, en in deze schoppenvrouw herkent Hermann duidelijk de oude gravin. Hermann wordt krankzinnig en slijt de rest van zijn leven in kamer 17 van het Oboechov-hospitaal.

De verschijnselen in Schoppenvrouw waarover ik iets wil zeggen zijn onder te verdelen in drie categorieën. Eerst zal ik laten zien dat de beschrijving van de manier waarop Hermann de vertrekken van de gravin binnendringt een allegorie is van de reeks rituelen die wordt uitgevoerd bij iemands wijding tot Vrijmetselaar, vervolgens zal ik wat voorbeelden geven van de wij ze waarop binnen het verhaal cijfers en getallen zijn gebruikt, en als laatste zal ik aantonen dat Poesjkin in Schoppenvrouw ook gebruik heeft gemaakt van letteromzetting, ofwel de methode om binnen woorden, alinea's of strofen met een voor iedereen waarneembare betekenis een tweede betekenis te verbergen, die kan worden ontcijferd door middel van herrangschikking van letters en lettergrepen.

Hoewel de Vrijmetselaars een in principe geheime organisatie vormen die nooit in de openbaarheid treedt en zich niet uitlaat over haar gebruiken, aantal leden, voorwaarden tot toetreding, enz., zijn er door de tijd heen toch veel gegevens 'uitgelekt', ook over de initiatieriten .

De kandidaat voor het Metselaarschap wordt in een speciaal vertrek gebracht, waar hij blijft wachten terwijl de reeds gewijde broeders de loge openen . Dit gebeurt door middel van het stellen en beantwoorden van rituele vragen tussen de Opper-Meester en de anderen - o.a. 'Hoe laat is het?' -, het kloppen op de deuren van de Tempel en het kloppen door de Meester met de voorzittershamer op tafel; de leden van de loge nemen hun plaatsen in, symmetrisch verdeeld over de zuid-, west- en noordzijde van het vertrek. Ondertussen wordt de kandidaat in een tweede, zwak verlichte ruimte geleid die bekleed is met zwart doek; op de tafel, ook met een zwart kleed bedekt, staan een schedel, die soms door een mechanisme beweegbaar is, en het wapen van de loge, vaak een combinatie van een doodshoofd, één of meer wapens en de Bijbel. Nadat hij daar enige tijd aan zichzelf is overgelaten, wordt hij door de rector opgehaald en deze vraagt hem of hij de eigenschappen die van een Vrijmetselaar worden verlangd, denkt te kunnen verwerven: gehoorzaamheid, geduld en bescheidenheid. Het rituele antwoord op deze vraag is dat hij alles zal doen om dit te bereiken en zich wil verzekeren van 'datgene waar mijn ziel naar dorst maar wat zij niet bevatten kan' (dit is de onsterfelijkheid van de ziel). Nu wordt hem verzocht zich te ontdoen van alle metalen voorwerpen die hij op zich draagt, als bewijs van zijn goede bedoelingen. Hierna wordt hij geblinddoekt de werkelijke tempelruimte binnengeleid, drie keer rondgeleid, eventueel langs een afbeelding van Salomons Tempel, en dient hij geknield voor de Opper-Meester, die gewoonlijk op een verhoging onder een baldakijn zit, te zweren dat hij de geheimen waarvan hij kennis gaat nemen nooit zal misbruiken of aan derden zal onthullen. Het nieuwe lid wordt vervolgens ingewijd in de geheimen van mystiek, symboliek en numerologie van de Orde. De rest van zijn leven zal erop gericht zijn te stijgen langs de ladder van goddelijke waarheden, visueel gesymboliseerd door een wenteltrap. Bij het bereiken van een nieuwe rang behoren wijdingsriten die grote overeenkomst vertonen met de hierboven beschrevene.

Het bereiken van de rang van Meester in de Orde wordt stoffelijk vertaald in een ivoren sleutel, die aan de nieuwe Meester wordt overhandigd als teken van de ontsloten geheimen. Als één van de laatste rituele onderdelen bij de wijding tot Meester wordt door de retor een uitleg van de doelstelling van de Vrijmetselarij gegeven: 'Het bewaren en aan het nageslacht doorgeven van een geheim met een grote betekenis, dat van de vroegste tijden en zelfs van de eerste mens tot ons gekomen is , een geheim waarvan misschien het lot van de gehele menselijke soort afhankelijk is - tot de dag dat het God zal beha= gen om het, tot zegen van de mensheid, aan de gehele wereld te openbaren.'

Als de ze beschrijving wordt vergeleken met de ervaringen van Hermann nadat hij het huis van de gravin is binnengedrongen, zijn de overeenkomsten opvallend. Evenals de kandidaat-metselaar wacht Hermann in een slecht verlicht klein kamertje, waar hij de klokken in het huis twaalf, één en twee uur hoort slaan; buiten de rituele vraag: 'Hoe laat is het?', zou dit ook betrekking kunnen hebben op het kloppen op deuren en het tikken van de voorzittershamer. Hermann ziet de meubels in het boudoir van de gravin 'in treurige symmetrie' langs de muur staan, een verwij zing naar de positie van de Vrijmetselaars tijdens een bijeenkomst. Wanneer de gravin is gearriveerd, bespiedt Hermann haar vanachter het kamerscherm: de tweede fase - de tweede kamer. Terwijl de gravin in nachtkleding in haar stoel zit, beweegt ze zachtjes heen en weer en haar hoofd, nu zonder pruik en met kort geknipt haar, doet sterk denken aan een doodshoofd, één van de symbolen uit de tweede kamer van de Tempel.

Hermann is 'in de Tempel' wanneer hij voor de gravin staat en haar ertoe tracht te brengen hem het geheim van de drie kaarten bekend te maken. Als een Metselaar voor de Meester knielt hij voor haar op de grond en zweert haar geheim nooit te zullen misbruiken. Op drie manieren vraagt hij haar haar geheim te onthullen: eerst rationeel, hij is geen verkwister, hij zal haar kennis weten te waarderen; vervolgens sentimenteel, door haar in haar drie hoedanigheden van echtgenote, minnares en moeder te verzoeken ook de drie generaties na hem gelukkig te maken, opdat: 'niet alleen ik, maar ook mijn kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen uw nagedachtenis zullen zegenen en haar zullen eren als een heilige ... ' ; en tenslotte onder bedreiging met geweld, namelijk met een pistool. Dit laatste komt als een zodanige schok voor de gravin - Metselaarsontdeden zich immers van metalen voorwerpen alvorens de tempel te betreden - dat ze sterft.

Hermann gaat nu de wenteltrap op - zijn verdere ontwikkeling - die naar het kamertje van Lizaveta Ivancvna leidt, en ontvangt van haar een sleutel om ongemerkt het huis te kunnen verlaten;' dit echter niet eerder dan dat zij zijn verhaal heeft gehoort en bij zichzelf heeft gedacht: 'Geld - dat is waar zijn ziel naar verlangde!', een gedachte die erg veel weg heeft van het rituele antwoord op de eerste vraag die de aspirant-Metselaar wordt gesteld.

Naast deze parallellen met de initiatieriten tot Vrijmetselaar is er in Schoppenvrouw zoals gezegd ook sprake van cijfercodes en verborgen boodschappen. Wat betreft de cijfers en getallen die in het verhaal voorkomen: het zal iedereen die zelfs alleen maar de voorgaande samenvatting heeft gele zen, duidelijk zijn dat het verhaal draait om de getallen één (aas), drie en zeven. Wie Schoppenvrouw in haar geheel leest, zal opmerken dat deze getallen en combinaties hiervan steeds weer terugkeren, in aantallen personen, tijdsaanduidingen, leeftijden en ook in de verhaalstructuur.

Zelfs Hermann weet al in het begin van het verhaal, zonder dat hij het kaartgeheim kent: 'spaarzaamheid, soberheid en ijver: dat zijn mijn onfeilbare kaarten, dat is wat mijn kapitaal verdrievoudigen, verzevenvoudigen zal en wat mijzelf rust en onafhankelijkheid zal schenken!'

De binding met de Vrijmetselarij blijkt ook hier aanwezig; buiten het feit dat het werken met en interpreteren van cijfers en getallen een vaardigheid van de Metselaar is, verwijst de keuze van de drie getallen één, drie en zeven eveneens naar Vrijmetselaars geheimen. Eén van de getallensystemen waaraan Poesjkin zijn basisgetallen zou kunnen hebben ontleend, is het systeem van de christelijke Kabbala, waarvan de kerngetallen één, drie en zeven zijn; bovendien zijn ook de kerngetallen van de joodse Kabbala in Schoppenvrouw vertegenwoordigd: drie, zeven en twaalf vormen de respectievelijke waarden van de kaarten dieHermann uiteindelijk speelt - de drie, de zeven en de dame.

Het andere systeem dat als mogelijke bron van deze getallen kan worden genoemd, is een manier van winst berekening van het spel Faro zelf. Inzetten kan bij dit kaartspel op twee manieren: ten eerste 'mirandolem', bij elke nieuwe slag wordt opnieuw de inzet vastgesteld; ten tweede 'na rute', waarbij drie slagen achtereen de inzet van de volgende slag wordt gevormd door de inzet en de winst van de voorgaande slag samen.

Als 'na rute' wordt gespeeld, is de winst na één gewonnen slag éénmaal, na twee slagen driemaal en na de derde slag zevenmaal de oorspronkelijke inzet . Hermann kon door de beperking die de gravin hem oplegde om zijn drie kaarten niet op één dag te spelen, niet 'na rute' spelen, maar aangezien hij altijd had toegekeken als zijn vrienden kaartten, moet hij op de hoogte zijn geweest van dit systeem, zodat toen de schim van de gravin hem de winnende kaarten noemde, de getallen niet geheel en al uit de lucht kwamen vallen. Poesjkin heeft de getallen ingenieus verwerkt in de verhaalstructuur.

Voor wie Schoppenvrouw heeft gelezen, is het niet moeilijk om te zien dat het verhaal uit zes hoofdstukken en een conclusie bestaat, in totaal dus zeven delen. Iets minder in het oog lopend is het feit dat ieder van deze zeven delen weer is opgebouwd uit drie plot-eenheden, als zodanig onderscheiden door hun narratieve functie: scène, gebeurtenis, expositie, thema, motief, anekdote. Zo kan het eerste hoofdstuk worden onderverdeeld in een openingsscène, waarin het milieu en Hermann worden geexposeerd, vervolgens de fantastische beschrijving van het kaartgeheim en ten slotte de beschrijving van concrete gevallen waarin het geheim ook werkelijk heeft gewerkt. In het tweede hoofdstuk kunnen worden onderscheiden: de scène in het boudoir van de gravin, de expositie van Lizaveta Ivanovna met haar groeiende fascinatie door Hermann en de expositie van Hermanns persoonlijkheid met zijn groeiende fascinatie door het kaartgeheim. Hoofdstuk drie bestaat uit de beschrijving van de geheime correspondentie tussen Lizaveta en Hermann, de beschrijving van Hermanns binnendringen en zijn wachten in het huis van de gravin en de scène waarin de gravin met Hermann wordt geconfronteerd, waardoor zij sterft.

Het vierde hoofdstuk wordt gevormd door de herinneringen die Lizaveta Ivanovna op haar kamertje ophaalt aan het bal van die avond, de scène waarin Hermann haar zijn misdaad opbiecht, en de gedachten die Hermann door het hoofd schieten wanneer hij het huis verlaat. In hoofdstuk vijf zijn de plot-eenheden: de beschrijving van de begrafenis van de gravin, de beschrijving van Hermanns gedrag die dag, en de scène waarin de dode gravin Hermann op zijn kamer bezoekt.

Het zesde hoofdstuk is te verdelen in de beschrijving van de obsessie van Hermann voor zijn verworven kennis, de introductie van Tsjekalinski en het uiteinde lijk uitspelen van het kaartgeheim. De conclusie ten slotte vermeldt dat Hermann krankzinnig is geworden, dat Lizaveta Ivanovna na enige tijd is getrouwd en dat Tomski is bevorderd tot ritmeester en ook binnenkort in het hu welijk zal treden. Het laatste voorbeeld van de opvallende aanwezigheid van de getallen één, drie en zeven dat ik zal behandelen, heeft betrekking op de sleutelwoorden in Schoppenvrouw - ofwel: hoe vaak komt een bepaald woord voor in de tekst?

Het blijkt dat het aantal keren dat een woord met een voor het verhaal belangrijke betekenis in de tekst voorkomt, te herleiden is tot de basisgetallen één, drie en zeven, doordat deze gewoonweg naast elkaar zijn geplaatst of doordat er een rekenkundige bewerking is uitgevoerd. Uiteraard is er bij het tellen van de oorspronkelijke, Russische tekst uitgegaan en het is zeer waarschijnlijk dat de Nederlandse vertalingen op dit punt zullen afwijken; ik zal de sleutelwoorden dan ook aanhalen in het Russisch.

Allereerst zijn er natuurlijk de woorden die zijn afgeleid van de basisgetallen één, drie en zeven zelf: woorden uit de groep 'odin, raz, pervye, vpervye' (met als kern 'één') komen in totaal 52 keer voor; woorden uit de groep 'tri, tretij, trojka, utroit'' (met als kern 'drie') komen 33 keer voor; en woorden uit de groep 'sem', semërka, sem'desjat', usemerit'' (met als kern 'zeven') komen 13 keer voor in de tekst. Vervolgens blijkt ook het aantal keren dat de namen van de hoofdpersonen of hun directe aanduidingen worden genoemd in het systeem te passen: het woord 'grafinja' (gravin) komt 52 keer voor; de naam 'Lizaveta Ivanovna' 47 keer; 'Mademoiselle Lise, Liza, Lizan'ka' 7 keer; en de naam van Hermann, 'Germann, Germannova', komt in totaal 97 keer voor in de tekst. Ten slotte noem ik nog de volgende aantallen: er zijn drie hoofdpersonen (Hermann, de gravin en Lizaveta Ivanovna); het aantal secundaire personages, die in belangrijke mate tot het verhaal bijdragen, is zeven (namelijk Namoerov, Soerin, Tomski, Tsjaplitski, graaf Saint Germain, wijlen de echtgenoot van de gravin en Tsjekalinski); en wie goed zoekt zal tweeënvijftig achtergrondfiguren ontdekken. Drie van de genoemde getallen behoeven misschien een kleine toelichting: 52 heeft zowel 3 als 7 in zich, omdat 5-2=3 en 5+2=7, daarnaast is 52 het aantal kaarten in een spel; voor 47, niet alleen het aantal keren dat Lizaveta Ivanovna wordt genoemd, maar ook het oorspronkelijke kapitaal van Hermann, geldt 30+17=47; en 97 ontstaat uit 3x3=9 en 7.

Na het lezen van deze voorbeelden zou de vraag kunnen rij zen of dit niet allemaal toeval kan zijn. Mijns inziens is hier zeker geen sprake van toeval. Poesjkin heeft vanuit een systeem gewerkt- denk maar aan de persoon van de Engelsman die uit het niets op de begrafenis van de gravin verschijnt, alleen maar om 'Oh!' te zeggen en vervolgens weer in het niets te verdwijnen- is hij niet één van de tweeënvijftig achtergrondfiguren? Bovendien vormen de hier genoemde sleutelwoorden het topje van een ijsberg, slechts aangehaald om het verschijnsel te tonen.

Het laatste onderwerp dat ik hier wil aanroeren is de in Schoppenvrouw toegepaste letteromzetting, ofwel de aanwezigheid van een tweede boodschap die binnen de woorden van de tekst verborgen ligt. Nu blijkt dat Poesjkin de novelle eigenlijk heeft geschreven als een bedekte hommage aan zijn vriend Kondratij F. Rylejev, één van de geëxecuteerde Dekabristenleiders.

In de tekst van Schoppenvrouw kan de naam van Rylejev, in de vorm van een anagram, minstens twaalf keer worden teruggevonden.

Acht van deze anagrammen zijn terug te vinden in de passage waar Hermann het huis van de gravin binnendringt, twee in het begin van het verhaal, in zinnen rond het woord 'anekdote', en nog eens twee vlak voor de begrafenis van de gravin. Ook hiervoor geldt echter dat voorbeelden alleen kunnen worden getoond aan de hand van Russische citaten; om deze reden zal ik mij beperken tot twee anagrammen:

a) 'veter vyl, mokryj sneg padal chlop'jami; fonari' (de wind huilde, de natte sneeuw viel in dikke vlokken; de lantaarns): Kondratij F. Rylejev.

b) 'Germann stupil na grafinino kryl'co i vzošel v jarko os veščennye seni. Svejcara ne bylo' (Hermann stapte ophet bordes van de gravin ging het helder verlichte portaal in. De portier was er niet): Konra F. Rylejev.

Tussen 1822 en 1825 schreef Rylejev samen met zijn vriend A.A. Bestoezjev een aantal 'opruiende liedjes', die uiteraard niet werden uitgegeven maar in besloten kring circuleerden. De duidelijkste toespeling op Rylejev die Poesjkin in Schoppenvrouw maakt, heeft met één van deze gedichten te maken en is niet zozeer een geval van 'letter-' als wel van 'woordomzetting': als het desbetreffende gedicht van Rylejev naast de epigraaf van het eerste hoofdstuk van Schoppenvrouw wordt geplaatst, blijkt dat Poesjkin de vorm en het metrum van het oorspronkelijke gedicht van zijn vriend heeft ingevuld met nieuwe woorden.



А в ненастные дни
Собирались они
Часто;
Гнули-бог их прости! -
От чятидесяти На сто,
И выигрывали
И отписывали
Мелом
Так, в ненастные дни,
Занимались они
Делом.

Пушкин.

Als de stormwinden kwamen
Gingen zij vaak samen
Hokken
Om met inzetten hoog
- Dat God het gedoog'! -
Te gokken
Wat elk incasseert
Wordt braaf genoteerd
Met krijt.
Zo verdreven zij samen
Als de stormwinden kwamen,
De tijd.

Poesjkin.


Ты скажи, говори,
Как в России цари

Правят.

Ты скажи поскорей,
Как в России Царей

Давят.

Как капралы Петра
Провожали с двора

Тихо.

А жена пред дворцом
Разъезжала верхом

лихо.

Как курносый злодей
Воцарился по ней.

Горе!

Но господь, русский бог
Бедным людям помог

Вскоре.


Рылеев.


Zeg, vertel me eens snel
Hoe ze in Rusland dan wel

Regeren

En zeg daarna eens gauw
Hoe ze de tsaren daar blauw

Negeren

Hoe Peters eigen getrouwen
Zich geheel zonder berouwen

Van hem ontdeden.

En hoe zijn vrouw even later
Voor heel 't hof de parade

Heeft gereden.

En hoe die kortneuzige snoodaard
De tsarenkroon kreeg na haar

0 wee!

Maar de Heer, de God der Russen
Liet het volk daar niet lang tussen,

0 nee!



Rylejev

.



Er zullen altijd wel mensen zijn die de gegeven voorbeelden 'toevallig' of 'vergezocht' noemen, maar alvorens zo te oordelen moeten we ons realiseren dat tijdens Poesjkins leven kennis van numerologie en getallensymboliek, van mystiek en Kabbala deel uitmaakte van de culturele achtergrond en veel vanzelfsprekender was dan tegenwoordig. Bovendien was Poesjkin niet alleen Vrijmetselaar, maar vooral ook dichter en was hij dus gewend om 'berekenend' te schrijven. Door de kennis en vaardigheden te gebruiken die hij onder andere als Metselaar had verworven,· kon Poesjkin in Schoppenvrouw informatie verbergen die openlijk nooit door de censuur zou zijn gekomen; voor ingewijden was het nu ook wel duidelijk waarop hij zinspeelde. En zo is duidelijk geworden wat een unieke prestatie Schoppenvrouw eigenlijk is: Poesjkin heeft met een complex systeem als basis een novelle geschreven die tot op de dag van vandaag niets aan artistieke waarde heeft ingeboet.

Het materiaal voor dit artikel werd ontleend aan:

Leighton, Lauren G., 'Gematria in "The Queen of Spades": A Decembrist Puzzle'. In: The Slavic and East European Journal XXI ( 1977), blz. 455-469.

Leighton, Lauren G., 'Numbers and Numerology in "The Queen of Spades". In: Canadian Slavonic Papers XIX (1977), blz. 417-433.

Leighton, Lauren G., 'Pu5kin and Freemasonry: "The Queen of Spades". In: New Perspectives on 19th-century Russian Prose (1982), blz. 15-25.

Weber, Harry B., 'Pikovaja Dama": A Case for Freemasonry in Russian Literature'. In: The Slavic and East European Journal XII (1968), blz. 435-448.

De vertaling van 'Het Gokkerslied', de epigraaf van het eerste hoofdstuk van Schoppenvrouw, heb ik overgenomen uit Verzameld Proza en Dramatische Werken van Poesjkin, uitgegeven bij G. A. van Oorschot, Amsterdam.






<

TSL 1

>