Sander Brouwer


Avvakoem






Avvakoem. Bron

In het begin van de zeventiende eeuw werd het Moskouse rijk zwaar geteisterd door burgeroorlog, oproer en buitenlandse interventie. Met het aantreden van de Romanov-dynastie in 1613 kwam aan deze 'Tijd van Troebelen' een einde, en kon men beginnen aan het herstel van wat kapot was gemaakt. Op politiek zowel als op ideologisch terrein werd dit herstel gezocht in de richting van een steeds verder gaande centralisering en een absolutering van de macht van de tsaar. Landbézit werd vaster dan voorheen gekoppeld aan staatsdienst, de boeren verloren definitief het recht om van heer te wisselen (en de overheid hielp de landheren ook om weggelopen boeren terug te halen), het economisch leven, inclusief de toenemende handel met het buitenland, werd strikt centraal georganiseerd. Hoewel een en ander in 1649 zijn beslag vond in een grote Codex, werd de overheid gedurende de hele eeuw geconfronteerd met verzet vanuit de bevolking, met als culminatie de opstand van de beruchte Stenka Razin rond 1670.

Ook voor de Russisch-orthodoxe kerk betekende de eerste helft van de zeventiende eeuw een periode van hervormingen, en ook daar was centralisering het wachtwoord. Met name in de veertiger jaren werden, in nauwe samenwerking met de wereldlijke macht, energieke maatregelen genomen van bovenaf om het gedrag van de bevolking meer in overeenstemming te brengen met het christelijke ideaal: straffen werden gesteld op drankmisbruik, seksueel wangedrag, vloeken, kaartspelen; streng werd opgetreden tegen de zogenaamde skomorochi, zwervende speellieden, die met hun zang en dans de bevolking tot allerlei zondig vertier verleidden, en wier repertoire, behalve de nodige schunnige liedjes en satirische stukjes, nog veel liederen bevatte die hun oorsprong vonden in de, zeker op het platteland nog lang niet uitgestorven, heidense Slavische religie. Wilde de kerk effectief toezien op het naleven van deze regels, dan moest ook de lagere clerus strenger worden gedisciplineerd, en moest haar gezag bij de bevolking gebaseerd zijn op een grotere geloofwaardigheid dan tot dan toe het geval was. Om dat morele gezag van de kerk te versterken werd de preek weer in ere hersteld; ook maakte men een eind aan de praktijk van de zogenaamde 'meerstemmigheid': om de vreselijk lange eredienst wat te bekorten was men bepaalde opeenvolgende gedeelten maar gelijktijdig gaan reciteren, wat bij tijden tot een enorm kabaal en, belangrijker, tot een volstrekt onbegrijpelijke chaos leidde.

Deze hervormingen werden doorgevoerd met de persoonlijke steun van de tsaar, Aleksej Michajlovitsj, zelf. Hij werd hierbij geleid en geïnspireerd door zijn geestelijke vader (zie noot 34 bij de tekst), de aartspriester van een van de Kremlin-kathedralen Stefan Vonifatjev. Deze was de centrale figuur van een groep geestelijken in Moskou, de zogenaamde 'broederschap', die de drijvende kracht achter de hervormingen vormde. Onder haar leden bevonden zich de toekomstige patriarch Nikon en de aartspriester Avvakoem. Een tiental jaren later staan ze tegenover elkaar als de hoofdrolspelers van een strijd in de Orthodoxe kerk, die zou leiden tot de afscheiding (raskol) van de Oudgelovigen (lett. Oudritualisten).

Nikon bleek een eerzuchtig man. Hij maakte zich geliefd bij de tsaar en werd, na een 'bliksemcarrière' in de kerkelijke hiërarchie, in 1652 tot patriarch benoemd. In de zes jaren van zijn effectieve patriarchschap voerde hij hervormingen door die weliswaar aansloten bij de eerdere, maar die voor een flink deel van de Orthodoxe clerus en gelovigen absoluut onaanvaardbaar bleken te zijn, en die hen aanleiding zouden geven om zich af te scheiden van de kerk. Het ging daarbij om een poging, bepaalde onderdelen van de Orthodoxe riten en van de liturgische teksten meer in overeenstemming te brengen met het Griekse origineel: in de loop der eeuwen waren er op Russische bodem allerlei afwijkingen opgetreden. Zo werden door Nikon bepaalde details van de tekst van de Geloofsbelijdenis veranderd, diende men zich voortaan met drie in plaats van met twee vingers te bekruisen, werden de regels van het ikoonschilderen aange past, etcetera. Al in de zestiende eeuw was men aarzelend met dergelijke hervormingen begonnen. Ook toen al was daar nogal wat verzet tegen gekomen. In de Orthodoxe traditie is, wanneer men een flinke generalisatie wil toestaan, de band tussen inhoud en vorm hechter dan wij dat misschien gewend zijn. De geestelijke betekenis van ook de details van het uiterlijke ritueel wordt scherp gevoeld. Vandaar dat discussies over de vraag of men zich met twee of drie vingers moest bekruisen, of men twee- of drie- of viermaal het Halleluja moest zingen en dergelijke konden leiden tot diepgaande theologische debatten. Verder is de eerbied voor de traditie diep geworteld in de Orthodoxe wereld. Voor de zeventiende eeuw komt daar bij, dat Nikons 'terug tot de bronnen' in verband werd gezien met een te grote bereidwilligheid, zich open te stellen voor buitenlandse invloed.

Er was weliswaar grote eerbied voor de Griekse kerkvaders, maar de contemporaine Griekse kerk had zich gecompromitteerd door zich op het Concilie van Florence te verzoenen met de rooms-katholieken. Ook de Polen werden, zeker na de Poolse interventies in het begin van de eeuw, gehaat, en uit Polen kwam nu juist de nieuwe, op jezuitische leest geschoeide, retorische en filologische 'geleerdheid'.

Er is dan ook een onmiskenbare nationalistische component in de oppositie tegen Nikoas hervormingen. Maar deze speelt zich af tegen de achtergrond van niets meer of minder dan een conflict over cultuuropvattingen: de vernieuwers vertegenwoordigen een cultuur, waarin de uiterlijke vorm, het materiaal waarin de boodschap is gegoten, niet meer organisch is verbonden met de inhoud. De bewoording kan veranderen, de boodschap blijft dezelfde. De conservatieven daarentegen zien elke verandering van de uiterlijke vorm als een aantasting van dat, waar het uitdrukking aan geeft.

Voor hen zijn 'uiterlijk' en 'innerlijk' van een tekst niet gescheiden. Ook de werkelijkheid wordt daarbij als tekst gezien, als Boek des Levens, dat gelezen moet worden. Natuurverschijnselen worden bijvoorbeeld gezien als tekenen van God. Het gevolg is ook, dat dat, wat uiterlijk overeenkomt, ook een innerlijke overeenkomst moet hebben: in deze traditie moet men de zogenaamde 'typologie' zien, het interpreteren van elementen van het Oude Testament als 'voorafbeeldingen' van het Nieuwe Testament. Hedendaagse gebeurtenissen daarentegen worden gezien als herhalingen van overeenkomstige gebeurtenissen in de Heilige Schrift: de zin van historische feiten is de zin van de eschatologische geschiedenis, die in het verleden geopenbaard is. De vertegenwoordigers van de nieuwe cultuur begrijpen de relatie tussen teken en betekende echter als arbitrair: iemand kan een tekst verkeerd uitspreken of schrijven, maar dat hoeft niet te betekenen dat hij de verkeerde inhoud voor ogen heeft. De conservatieven redeneren echter: als wij het Halleluja altijd verkeerd hebben gezegd, dan zou dat betekend hebben dat wij de- heiligeinhoud ervan hebben aangetast, dus dat wij heiligschennis hebben gepleegd. Dat kunnen wij niet accepteren. Zo lagen de zaken in de strijd die losbarstte naar aanleiding van Nikons hervormingen. Een van de vurigste pleitbezorgers van de traditionele, Russische vormen was de aartspriester Avvakoem, lid van de 'broederschap'.

Op de concilies van 1654, 1655 en 1656 kreeg Nikon echter goedkeuring voor zijn maatregelen, en Avvakoem werd al in 1654 wegens zijn verzet verbannen naar Siberië, eerst naar Tobolsk, dan naar Jenisejsk en later met de brute commandant Pasjkov mee naar Daoerija. Dit alles met medewerking van de tsaar. Wanneer de wegens zijn tirannie toeh al impopulaire Nikon echter ideeën gaat ontwikkelen die neerkomen op een suprematie van de kerkelijke hiërarchie over de wereldlijke, van de patriarch over de tsaar, maatregelen gaat doordrukken achter de rug van de tsaar om, en in woórd en daad zijn onafhan kelijkheid toont, valt hij bij Aleksej Michajlovitsj in ongenade. In 1658 neemt hij de ongewone stap om zich terug te trekken in een klooster, zonder zijn patriarchschap neer te leggen. Misschien had hij erop gerekend, dat de tsaar hem zou smeken om terug te komen, maar naar Canossa gaat deze niet. Zo blijft de kerk een tijdlang praktisch zonder hoofd. De hervormingen blijven echter van kracht.

In 1664 komt Avvakoem weer terug in Moskou, en wordt aan het hof uiterst vriendelijk ontvangen. Maar snel wordt het duidelijk, dat zijn anti-hervormingsgezindheid alleen maar is versterkt. Opnieuw wordt hij verbannen, en op het concilie van 1666-67 wordt hij uit de kerk gestoten. Dan neemt hij zijn beslissende stap en vervloekt zelf het concilie en de gehele Russische patriarchaatskerk. Samen met Jepifani, zijn geestelijke vader, en een aantal anderen wordt hij in 1667 dan gevangen gezet in Poestozersk in een kerker onder de grond, waar hij net kan staan en zijn contact met de buitenwereld zich afspeelt via een gat in het plafond. In 1682 worden ze daar op de brandstapel ter dood gebracht.

Juist tijdens dat verblijf in die kerker heeft Avvakoem zijn levensverhaal geschreven, waarvan hier een vertaling wordt gepresenteerd. Het is moeilijk precies aan te geven, welke betekenis dit werk voor de Russische literatuur heeft gehad. Pas in 1861 werd het gedrukt uitgegeven, en verscheidene grote schrijvers hebben zich er daarna meer dan geestdriftig over uitgelaten. Daarvóór circuleerde het in handschrift voornamelijk onder Oudgelovigen, die het lazen als heiligenleven van een van hun 'founding fathers'. In de zeventiende eeuw werd het door de tegenstanders van de afscheiding en de Oudgelovigen overwegend gelezen als een soort preek. Van een rechtstreekse invloed op de ontwikkeling van de Russische literatuur kan men daarom moeilijk spreken.

Maar wel ziet men bij Avvakoem een stijl onstaan, die zich polemisch afzet tegen de nieuwe, officiële stijl. Zijn werk moet dan ook in de context gezien worden van het onstaan, in de zeventiende eeuw, van een literatuur die zich, ook en met name in de vorm, min of meer bewust richt tegen de geïnstitutionaliseerde: satiren, burlesken, volksverhalen met sterke invloed van folkloristische genres, 'schelmenverhalen', etcetera. Men kan aannemen dat elke cultuur zijn anticultuur, zijn subculturen heeft. Ze heeft die nodig om zichzelf aan te spiegelen, haar grenzen af te bakenen. In de Russische literatuur zijn schriftelijke vormen hiervan pas vanaf de zeventiende eeuw meer dan mondjesmaat overgeleverd. In die ontwikkeling van vormen van niet-officiële literatuur, die in de totstandkoming van de negentiendeeeuwse, op kruising van meerdere genres gebaseerde, romanvorm een belangrijke rol zouden spelen, in die ontwikkeling neemt het werk van Avvakoem een vooraanstaande plaats in. De ironie bij dit alles is, dat hij, de voorvechter van de traditionele riten, in een stijl schrijft die een breuk betekent met de literaire norm van de Oudrussische literatuur. Laten we proberen om die stijl kort te schetsen.

Avvakoems Levensbeschrijving is in de eerste plaats bedoeld om voor de lezer te getuigen van een leven dat van een hoge, heilige zin is vervuld. Die motivatie heeft het gemeen met de traditionele heiligenlevens. Alleen, dit is een autobiografie, en dat was hoogst ongewoon in die traditie. Niet voor niets laat Avvakoem zijn geestelijke vaJepifani in het voorwoord expliciet verklaren dat hij, Avvakoem, dit heeft geschreven in diens uitdrukkelijke opdracht. Vervolgens bouwt hij zijn levensbeschrijving in grote lijnen op zoals de traditionele heiligenlevens: inleiding- leven wonderen. Met name in die inleiding gebruikt hij overvloedig het kerkslavisch, maar in het centrale gedeelte, over zijn eigen leven, schrijft hij een bijzonder ongestileerd, eenvoudig, soms zelfs ruw, maar rijk spreektaal-Russisch (in de vertaling is het onmogelijk, dit contrast adequaat weer te geven; alleen in de woordkeus en een enkele keer in de syntaxis is geprobeerd, het enigszins overeind te houden). En in die spreektaal spreekt ook, misschien voor het eerst in de Russische literatuur, een mens áls mens; vertelt deze rechtstreeks, uit het hart, over zijn misère, over zijn twijfels en zwakke momenten, beschrijft zijn momenten van triomf, maar ook zijn meest schaamtevolle, belachelijke, moeilijke ogenblikken.

Het is hierom dat de Levensbeschrijving, met name na 1861, zo'n geestdrift opwekte bij zijn lezers. Hierom ook heeft het werk nog steeds de mogelijkheid niet verloren direct tot ons te spreken, van mens tot mens. Toch schuilt die kracht waarschijnlijk niet alleen in het 'document humain'-karakter van het werk; het is juist de mengeling van spreektaal en verheven kerkslavisch, die de totaalindruk bepaalt. De auteur geeft zich zo vurig over aan zijn streven de lezer te overtuigen, dat hij alle registers opentrekt, spontaan van een scène uit het dagelijks leven overspringt naar een abstracte redenatie en die dan ook inkleedt, zoals het hoort, in de eerbiedwaardige taal der vaderen. En juist dat élement is revolutionair nieuw bij Avvakoem: niet het gebruik van spreektaal, maar het gebruik van spreektaal náast kerkslavisch, een soort creolisering van elementen die eigenlijk in verschillende genres thuishoren. Avvakoem kan dat natuurlijk doen omdat, in zijn idee, niet zozeer de tegenstelling kerkslavisch- Russisch van belang is, als wel de tegenstelling tussen kerkslavisch en gesproken Russisch aan de ene kant en buitenlandse taal- en stijl- aan de andere.



Icoon uit de 19e eeuw waarop Avvakoem als
martelaar wordt afgebeeld; een engel voert
zijn ziel naar de Hemel.

Evenzo is het gesteld met het beeld dat de auteur van zichzelf schept. Aan de ene kant de profeet, de strijder tegen de valse kerk, die zich heeft overgeleverd aan de Antichrist, aan de andere kant de verschoppeling, die zich door de Siberische modder sleept en afhankelijk is van één kippetje om zijn gezin in leven te houden; aan de ene kant de vurige polemist, die gewag maakt van de wonderen die hem zijn overkomen, aan de andere kant de nar, die uitglijdt na een donderspeech tegenover het voltallige concilie, en dan zegt: 'Blijft U rustig zitten, ik ga hier , eventjes liggen'. En ook deze combinatie van tegengestelden is voor Avvakoem weer mogelijk omdat hij gebruik maakt van de oude Russische traditie van de 'dwazen in Christus': heiligen wier daad van opoffering erin bestaat dat ze zich gedragen als narren ( een ten diepste anti-heilig gedrag) en zich zo aan openbare spot en verachting blootstellen.

Avvakoems werk is er dus een van uitersten: de Oudrussische traditie gecombineerd met een taalgebruik dat nu nog modern aandoet; fanatiek nationalisme met een waarlijk universeel gevoel voor menselijke waarden. Het is te hopen dat deze vertaling de indruk van die uitersten-in-contrast heeft weten over te brengen.

De vertaling is gebaseerd op de uitgave van handschrift 'A' van de zogenaamde eerste redactie, in: Robinson, A.N., Žizneopisanija Avvakuma i Epifanija. Issledovanija i teksty. Izd. AN SSSR, Moskva 1963. Het tweede voorwoord, dat van handschrift 'V' is vertaald uit: Žitie protopopa Avvakuma, im samim napisannoe, i drugie ego sočinenija. Moskva, 1960.


Met dank aan Kathi Hansen Löve



VERVOLG Hier het verhaal van Avvakoem. . . >




<

TSL 1

>