Ivan Wernisch


Gedichten






Ivan Wernisch. Bron

Ivan Wernisch (geb. 1942 te Praag). Volgde in de jaren zestig een opleiding aan de kunstacademie te Praag, had daarna allerhande baantjes, waarbij hij in zijn vrije tijd poëzie schreef en vertaalde (Minnesang, werk van onder anderen Celan, Klee, Annenski, Achmatova, Catullus, Latijnse renaissancepoëzie). Vanaf '72 heeft hij echter een publikatieverbod. Tegenwoordig werkt hij als suppoost bij de Loretta-kerk in Praag. De onderstaande gedichten komen uit het bundeltje Alsof hij er geweest was (1985), dat in het ondergrondse literaire circuit rondgaat en als motto een ironisch citaat heeft uit het werk van Jan Neruda (1834-1891), een van de belangrijkste Tsjechische negentiende-eeuwse literatoren:



Ik kijk in de spiegel en zie mijn blik,

aanschouw er mijn groeven en nerven,

ik mompel:wat nu, besta ik nog echt? -

lk ben zeker vergeten te sterven.




* * *

Het bos wacht
zijn kans. Oud en vol leedvermaak
is het bos

Kom, kom, zoeken maar
Ergens is het, ik weet niet waar
Ik weet niet wie het daar verstopt heeft
Het is iets, ik weet niet wat
Zoeken maar, zoeken maar

Zoek een deur
in een ravijn
tussen de wortels

Er zijn daar kelders
waarin je af kunt dalen
langs lange stenen trappen

diepe kelders
met daarin
jouw stappen
jouw adem
en iemand anders lach

wie weet
waar hij wordt voorgeleid
waarvan beschuldigd
wie weet wat hij misdoet
wie weet wie hem aangeeft
alleen een ding weet je
dat je schuldig bent
aan je eigen dood
want had je geen nek
geen strop zou passen


BADKUIP MET REGENWATER

Ik veeg de bladeren
uit het prieel,
dan zet ik de bezem
tegen de badkuip;
het is een zeer
oude badkuip,
hij is al helemaal gebladderd,
een vlieg verdrinkt
er stilletjes in,
het regenwater spat niet op,
spat niet op als er
een mus pikt in de tennisschoen
die erin ligt.
Het is een zeer
oude badkuip,
gebladderd
en geblutst,
ik zie vaak vogels
eruit drinken.
Hij staat er zomaar
voor de grap
op korte sloffige
pootjes;
strakjes gaat het sneeuwen,
bevriest
het regenwater,
verroest
het roest nog erger.

glibberige kanten van een soepmeer

langs een lange stalen brug
stappen stedelingen
in een stalen vaartuig

verstijvend vet verbrokkelt

gekronkel gekrioel
tussen de gele schotsen
steekt het vaartuig van wal
naar de bodem zinkt peper
groene bloemen gaan open en dicht
rode happen om zich heen
slangen werken zich
uit en in de knoop

het vaartuig meert af
en de stedelingen stappen
langs de lange stalen brug
op de witte
glibberige
wallekant


ALWEER DIE DROOM

Alweer die droom dat ik slaap
dat ik slaap en droom
en in die droom ga ik ergens heen
en lijk onwaarschijnlijk op mij alsof

ik zo gekleed ben als ik ben gekleed als
ik ergens heen ga met op zak dat wat
ik altijd op zak heb ook dat briefje
waarop alles geschreven staat voor
het geval dat ik vergeet waarheen ik ga.
En in mijn hand heb ik een fiberen
koffertje en op mijn nek zonder twijfel

mijn eigen hoofd!

En voorwaar. Ik ga zoals ik altijd ga
dat merk ik aan de manier
waarop men mij eerst inschenkt
en daarna vraagt
of ik zoals altijd
En het hoofd op mijn nek knikt ja
Het hoofd knikt en er rammelt iets van binnen
klapperende tanden de tong in zijn vrij
en dat wat ik zeg klinkt ook nog blij


NEVEL TREKT OP

Aan de voet van de Petrin-heuvel,
vlak bij het Ministerie van B . Z. ,
is een niet te groot bewaakt object,
ooit een kapucijnerklooster
thans een of ander staatsarchief.

Op de binnenplaats slofte
op pantoffels en in uniform
een lid van de bewakingsdienst.
Hij spuugt een rochel, schokschoudert
en pist op het vergeeld gazon.

Op de toren, hoog in de nevel,
donders, potverdrie, potverdrie,
neusden houtduiven.
Donders, potverdrie.

Naast het archief, er vlak naast,
staat een ketelhuis waar
gestookt wordt op dossiers,
naast het ketelhuis een plantenkas,
met in die kas orchideeën.

Een ijzeren deurtje kreunt,
de stoker komt uit het ketelhuis,
spuugt een rochel, schokschoudert
en pist op een beschimmeld perk,
waarin vergeelde worteltjes.

Op de toren, hoog in de nevel,
donders, potverdrie, potverdrie ...
Het ijzeren deurtje valt in 't slot.



Inleiding en vertaling Kees Mercks






<

TSL 1

>