Ilya Kaminsky (Illja Kaminski) is in 1977 geboren in Odessa. Door een slechte behandeling van de bof toen hij vier jaar was is hij bijna doof. In 1993 week hij met zijn ouders, op de vlucht voor antisemitisme, uit naar Amerika. Daar begon hij als dichter te schrijven in zijn tweede taal, het Engels. Belangrijke bundels van hem zijn Dancing in Odessa (2004) en Deaf Republic (2019), die internationaal heel goed zijn ontvangen. In 2013 nam hij deel aan Poetry International in Rotterdam. Onder de titel Dovenrepubliek (Azul Press, Maastricht/Amsterdam) verscheen in 2011 een poëziebundel van hem met onder andere ook het gedicht ‘Dansen in Odessa’.
mensen dragen explosieven door de stad
in plastic zakken en kleine koffers.
3.
De laatste twintig jaar is Oekraïne geregeerd door zowel het Russisch
sprekende oosten als het Oekraïens sprekende westen. Van
tijd tot tijd gebruikt de regering de ‘taalkwestie’ om conflicten en
geweld op te roepen, een effectief middel om de echte problemen
te verdoezelen. Bijna tien jaar geleden ontstond een conflict als reactie
op de politiek van president Janoekovitsj, die sindsdien naar
Rusland is gevlucht. Janoekovitsj werd algemeen beschouwd als
de meest corrupte president die Oekraïne ooit heeft gehad (hij is
onder andere beschuldigd van verkrachting en geweldpleging, nog
daterend uit de Sovjettijd). Maar nog steeds zitten er in de regering
oligarchen en professionele politici met een schimmige voorgeschiedenis
en twijfelachtige motivatie.
Toen de impasse tussen het Janoekovitsj-bewind en het volk
dat protesteerde in 2013 begon en de in het nauw gedreven president
het land verliet, stuurde Poetin kort daarna zijn troepen naar
de Krim, een gebied dat tot Oekraïne behoorde, onder het voorwendsel
de Russisch sprekende bevolking vurig te verdedigen.
Spoedig werd het gebied geannexeerd. Een paar maanden later
werden, onder het voorwendsel van humanitaire hulp, Russische
strijdkrachten naar een ander Oekraïens gebied, de Donbas, gestuurd,
waar een oorlog bij volmacht was begonnen.
Het beschermen van de Russische taal werd voortdurend aangegrepen
als de enige reden voor de annexatie en de vijandelijkheden.
Heeft de Russische taal in Oekraïne deze bescherming nodig?
In antwoord op Poetins bezetting besloten veel Russisch sprekende
Oekraïeners naast hun Oekraïens sprekende buren te gaan staan
in plaats van tegenover hen. Toen het conflict zich begon uit te
breiden kreeg ik deze e-mail:
Ik, Boris Chersonski, werk aan de Nationale Universiteit
van Odessa, waar ik sinds 1996 het instituut voor klinische
psychologie leid. Al die tijd heb ik onderwijs gegeven in
het Russisch en niemand heeft me er ooit van beschuldigd
dat ik de officiële Oekraïense taal zou ‘ontkennen’. Ik beheers
het Oekraïens min of meer, maar de meesten van mijn
studenten geven de voorkeur aan lessen in het Russisch,
dus geef ik mijn colleges in het Russisch.
Ik ben een Russischtalige dichter; mijn boeken zijn
voornamelijk gepubliceerd in Moskou en Petersburg. Ook
mijn wetenschappelijk werk is daar gepubliceerd.
…Nooit (let wel – NOOIT) heeft iemand me erover
aangesproken dat ik een Russisch dichter ben en in het
Russisch onderwijs geef in Oekraïne. Overal lees ik mijn
gedichten voor in het RUSSISCH en nooit heb ik daar problemen
door ondervonden.
…Morgen zal ik echter mijn colleges geven in de taal
van de staat – het Oekraïens. Dit zal niet gewoon een college
zijn – het zal een protestactie zijn uit solidariteit met
de Oekraïense staat. Ik roep mijn collega’s op me in deze
actie te volgen.
Een Russischtalige dichter weigert college te geven in het Russisch
als een actie van solidariteit met het bezette Oekraïne. In
de loop van de tijd kreeg ik soortgelijke e-mails van dichters en
vrienden. Mijn neef Pjotr schreef uit Odessa:
Onze zielen zijn bezorgd, en we zijn bang, maar de stad is
veilig. Zo nu en dan staan er idioten op die verklaren dat ze
voor Rusland zijn. Maar wij in Odessa hebben nooit tegen
iemand gezegd dat we tegen Rusland zijn. Laat de Russen
doen wat ze willen in hun Moskou en laat ze zoveel als ze
willen van ons Odessa houden, maar niet met dit circus van
soldaten en tanks.
Een andere vriend, de Russisch sprekende dichter Anastasia Afanasjeva,
schreef uit de Oekraïense stad Charkov over Poetins ‘humanitaire
hulp’ campagne ter bescherming van haar taal:
In de laatste vijf jaar ben ik zes keer in het Oekraïens sprekende
westen van Oekraïne geweest. Ik heb me nooit gediscrimineerd
gevoeld omdat ik Russisch sprak. Het zijn
allemaal mythen. In alle steden in het westen van Oekraïne
waar ik ben geweest sprak ik met iedereen Russisch – in
winkels, in treinen, in cafés. Ik heb nieuwe vrienden gemaakt.
Ik voelde geen vijandschap, integendeel, iedereen
behandelde me met respect. Ik verzoek je dringend niet te
luisteren naar de propaganda. Het is de bedoeling daarvan
ons van elkaar te scheiden. We zijn al heel verschillend, laten
we dan niet tegenover elkaar gaan staan, laten we geen
oorlog maken in het gebied waar we allemaal samen leven.
De militaire invasie die nu plaatsvindt is een ramp voor
ons allen. Laten we ons hoofd niet verliezen, laten we niet
bang zijn voor niet bestaande bedreigingen als er een echte
dreiging is: de invasie van het Russische leger.
Terwijl ik de ene brief na de andere las, moest ik blijven denken
aan Boris’ weigering zijn eigen taal te spreken als protestactie tegen
de militaire invasie. Wat betekent het voor een dichter te weigeren
zijn eigen taal te spreken?
Is taal een plaats die je kunt verlaten? Is taal een muur waar
je over kunt klimmen? Wat is er aan de andere kant van de muur?
4.
Iedere dichter weigert de aanval op de taal. Deze weigering komt
tot uiting in stilte die wordt verlicht door de betekenissen van het
poëtische lexicon – niet de betekenissen van wat het woord zegt,
maar van wat het achterhoudt. Zoals Maurice Blanchot schreef:
‘Schrijven is volstrekt wantrouwig staan tegenover het schrijven,
terwijl je jezelf daar helemaal aan toevertrouwt.’
Oekraïne vandaag is een plaats waar uitspraken als deze worden
getoetst. Een andere schrijver, John Berger, zegt het volgende
over iemands relatie met zijn taal: ‘Men kan van de taal zeggen
dat deze mogelijk het enige menselijke huis is.’ Hij benadrukt dat
‘het de enige woonplaats is die de mens niet vijandig kan zijn…
Tegen de taal kun je alles zeggen. Daarom is ze een luisteraar die
dichter bij ons staat dan welke stilte of welke god dan ook.’ Maar
wat gebeurt er als een dichter zijn taal weigert als een vorm van
protest?
Of, om de zaak in meer algemene termen aan de orde te stellen:
wat gebeurt er met de taal in oorlogstijd? Abstracties worden al
heel snel voorzien van fysieke details. Zo ziet de Oekraïense dichter
Ljoedmila Chersonska haar eigen lichaam dat naar de oorlog om
haar heen kijkt: ‘Begraven in een menselijke nek ziet een kogel
eruit als een ingenaaid oog.’ De oorlog van Kateryna Kalytko is
ook een fysiek lichaam: ‘De oorlog komt vaak langs en gaat tussen
ons in liggen als een kind / dat bang is om alleen gelaten te worden.’
De taal van de poëzie kan ons al dan niet veranderen, maar laat
toch de veranderingen zien die zich in ons voltrekken: de dichter
Anastasia Afanasjeva laat, door het persoonlijk voornaamwoord
meervoud ‘wij’ te gebruiken, zien hoe de bezetting van een land al
zijn burgers raakt, welke taal ze ook spreken:
toen een gevechtswagen met een mortier
door onze straat reed
vroegen we niet wie ben je
aan wiens kant sta je
we doken neer op de grond en lagen daar
5.
Bij een ander bezoek aan Oekraïne zag ik een vroegere buurman
van me, nu verminkt door de oorlog, en die op straat zijn hand
ophield. Hij had geen schoenen aan. Toen ik haastig langs liep in
de hoop dat hij me niet zou herkennen, werd ik plotseling tot staan
gebracht door zijn lege hand. Alsof hij mij zijn oorlog toestak.
Toen ik bij hem wegliep had ik een vreemd gevoel van herkenning.
Hoe lijkt zijn stem, de stemmen van de Oekraïense dichters
met wie ik heb gesproken, op de stemmen van de mensen in
Afghanistan en Irak, wier huizen zijn vernietigd met mijn eigen
belastinggeld.
6.
In de late twintigste eeuw werd de joodse dichter Paul Celan een
beschermheilige van het schrijven midden in een crisis. Dichtend
in het Duits heeft hij de taal in stukken gebroken om de ervaring
weer te geven van een nieuwe, geschonden wereld. Die schending
vindt opnieuw plaats – nu in Oekraïne – voor onze ogen.
Dit is het verhaal van de dichter Ljoeba Jakymtsjoek, lid van
een vluchtelingengezin uit Pervomajsk, een van de steden waarop
Poetins ‘humanitaire hulp’ was gericht. In antwoord op vragen
over haar achtergrond zei Ljoeba:
Ik ben geboren en opgegroeid in het door de oorlog geteisterde
gebied van Loegansk, en mijn geboortestad Pervomajsk
is nu bezet. In mei 2014 was ik getuige van het begin
van de oorlog … In februari 1915 besloten mijn ouders en
grootmoeder, die de verschrikkelijke oorlogshandelingen
hadden overleefd, het bezette gebied te verlaten. Ze vertrokken tijdens granaatvuur, met een paar zakken kleren.
Een vriend van mij, een Oekraïense soldaat, schoot op hun
vlucht bijna mijn grootmoeder dood.
Over literatuur in oorlogstijd schrijft Jakymtsjoek: ‘Literatuur
concurreert met oorlog, verliest het misschien van de oorlog wat
betreft creativiteit, en verandert daardoor’. In haar gedichten zie je
hoe de oorlog haar woorden in stukken hakt: ‘heb het niet met me
over Loegansk,’ schrijft ze, ‘het is al lang geleden gansk geworden
/ Loe is met de grond / met de bloedrode straat gelijkgemaakt.’
De gebombardeerde stad Pervomajsk ‘is opgesplitst in pervo en
majsk’, Debaltsevo is nu haar ‘deb, alts, evo.’ Door het prisma van
deze gefragmenteerde taal ziet de dichteres zichzelf:
ik staar naar de horizon
… ik ben zo oud geworden
niet langer Ljoeba
alleen maar een -ba
Net zoals de Russisch sprekende dichter Chersonski weigert zijn
eigen taal te spreken zolang Rusland Oekraïne bezet houdt, weigert
Jakymtsjoek, een Oekraïens sprekende dichter, in een niet versplinterde
taal te spreken zolang als haar land voor haar ogen versplinterd
wordt. Terwijl ze woorden verandert, in stukken breekt, klanken
vanuit verschillende woorden tegenover elkaar plaatst, getuigen
die klanken van een kennis die ze niet bezitten. Niet langer een
bestaand woord, maar toch leesbaar confronteert het stukgebroken
woord de lezer zwijgend, zowel binnen als buiten de taal.
Als je een dergelijk gedicht van getuigenis leest besef je dat
poëzie niet zomaar de beschrijving van een gebeurtenis is, maar
zelf een gebeurtenis.
7.
Wat precies is de getuigenis van de poëzie? De taal van de poëzie
kan ons al dan niet veranderen, maar laat de veranderingen in ons
zien. Als een seismograaf registreert ze schokkende gebeurtenissen.
Miłosz gaf een tekst van hem de titel ‘De getuigenis van de
poëzie’, niet omdat wij er getuige van zijn, maar omdat de poëzie
getuige is van ons. Aan de andere kant van het ijzeren gordijn
vertelde Zbigniew Herbert ons iets dergelijks: een dichter is als
een barometer voor de ziel van een volk. Deze kan het weer niet
veranderen. Maar hij laat zien wat voor weer het is.
8.
Kan het bestuderen van een lyrisch dichter iets laten zien van wat
door velen wordt gedeeld: de ziel van een volk? De muziek van
een bepaalde tijd?
Hoe komt het dat de ruggengraat van een lyrisch dichter trilt
als de naald van een barometer? Misschien doordat een lyrisch dichter een bijzonder individueel iemand is: in zijn of haar persoonlijk
bestaan schept dit individu een taal – evocatief genoeg,
vreemd genoeg – die hem of haar in staat stelt, persoonlijk, tegen
veel mensen tegelijk te spreken.
9.
Wat voor recht heb ik, die vele honderden mijlen van Oekraïne
vandaan woon in mijn comfortabele Amerikaanse achterplaats,
om over deze oorlog te schrijven? Toch kan ik het niet laten erover
te schrijven en ik blijf maar bezig in het Engels met de woorden
van de dichters van mijn land, een taal die ze niet spreken. Vanwaar
deze obsessie? Tussen de zinnen in is de stilte die ik niet kan
controleren. Al is het een andere taal, de stilte tussen de zinnen is
dezelfde: het is de ruimte waarin ik een familie zie bij de deur om
vier uur ’s morgens, delibererend of ze al dan niet de vreemdeling
zullen binnenlaten die slechts een pyjamabroek aan heeft en door
de deur staat te schreeuwen.
Vertaling Willem G. Weststeijn