Zjenja Dekina



De toren






Zjenja Dekina

Zjenja (Jevgenia) Dekina werd in 1984 geboren in de omgeving van de Siberische stad Kemerovo. Na haar studie taal- en letterkunde aan de Universiteit van Tomsk bekwaamde zij zich in het schrijven van scenario’s, onder meer aan het Filminstituut in Moskou. Hoewel zij ook een roman publiceerde, heeft zij tot nog toe voornamelijk veel kort proza geschreven. Daarnaast is zij een van de drijvende krachten achter het internettijdschrift LiTERRAtura, dat geheel aan de hedendaagse Russische literatuur gewijd is. Haar verhaal ‘De toren’ verscheen in december 2019 in het tijdschrift ‘Oktober’ (Oktjabr).



* * *



Als kind geloofde Misja niet dat zijn grootvader zichzelf van het leven had kunnen beroven. Hij was vast gewoon vergeten dat hij al een pilletje had ingenomen en had er daarom nog eentje geslikt. En nog een. Maar zijn grootmoeder zei dat het onmogelijk was dat iemand dat zoveel keer op rij vergat en rekende het zichzelf aan dat het was gebeurd. Ze was ook wel heel vaak boos geworden op opa. Maar desondanks geloofde Misja het niet. Hoe kon hij ook geloven dat zijn eigen grootvader, de heldhaftige alpineskiër die tweevoudig kampioen op de sovjetkampioenschappen voor de jeugd was geworden, wilde sterven? Na zijn beroerte kon hij nauwelijks nog opstaan en sloeg hij zichzelf de hele dag op zijn verlamde been. Skiën kon hij niet meer, maar daar ga je niet dood aan.

’s Winters nam grootvader kleine Misja mee naar de toren. Ze hadden het lang voorbereid: grootvader, gekleed in zijn bruine sweater met dikke kraag, nam de ski’s van het balkon en riep: “Misja, neem de spoel mee!”

Misja bracht het lage stoeltje voor hem mee. In die tijd had iedereen zulke stoeltjes – het was een geschilderde, houten spoel waar een draad op gerold had gezeten. Grootvader zette de ski’s in de was, verstelde de bindingen en ging soepel naar beneden. Het lukte Misja niet om hem bij te houden maar hij was gelukkig niet bang om te verdwalen: ieder skispoor leidde naar de toren, die je al van kilometers ver kon zien. Hij genoot van het stille, door de zon verlichte bos, van grootvader die tevreden was en vooral van het feit dat iedereen thuis zijn dagelijks leven leefde: de mensen sliepen, dronken thee en keken televisie, terwijl grootvader en hij hier waren.

Grootvader maakte af en toe een sprong en Misja probeerde een kleine schans. Hij droomde dat grootvader en hij op een dag samen omhoog zouden gaan. Maar samen op de latten springen was niet gelukt: grootvader stierf en in de jaren negentig werd de toren grotendeels neergehaald en naar het schroot gebracht.

In zijn eerste studiejaar liet Misja het platform en de trap, allebei intact, zien aan zijn klasgenoot Borka, die de bijnaam ‘de Pest’ droeg. De Pest was een alpinist die bij een studentenvereniging was aangesloten en die wel een plannetje had om hier geld mee te verdienen. Hij spande een kabel tussen de toren en een elektriciteitsmast zodat mensen tegen betaling van de toren af konden via de kabelbaan. Misja mocht natuurlijk gratis. De Pest trok hem een tuigje aan, klikte hem vast aan de kabel en gaf hem een zetje. Daar ging Misja. Beneden werd hij opgevangen door Semjon. Semjon had hoogtevrees en had zelf nooit een ritje van de kabelbaan gemaakt, maar was altijd bereid om de financiële ondernemingen van een vriend te ondersteunen.

Het ritje met de kabelbaan was leuk en eng tegelijk. Misja slaakte een grappig gilletje waar de Pest hem nog lang mee bleef plagen. Toen de bezoekersstroom opdroogde, bedacht de Pest om van de toren af te springen. Hij verlengde de kabel en dwong Misja om een stap te zetten. Het was een stap in de afgrond. Het volgende moment werd hij met een ruk door het veiligheidstouw opgevangen. Die stap en dat ogenblik waarin hij leek te vliegen: het was alsof hij echt zou sterven. Misja had zichzelf overwonnen en doorbrak wat hem door de natuur was ingegeven – het overlevingsinstinct. Hij begon veel na te denken over zijn grootvader en dacht nu dat zijn grootmoeder weleens gelijk kon hebben gehad. Wat was zelfmoord nog voor iemand die zich elk weekend over de afgrond wierp om de diepte in te vliegen? De jongens groeiden snel op en gingen op kamers wonen. De Pest hing altijd ergens anders uit, maar Semjon organiseerde gezellige zuippartijen, waarvoor hij plaatselijke studenten uitnodigde. Lokale studenten mochten het appartement niet in, maar zij hadden niet minder zin om te feesten dan de rest. Op een van deze zuipavonden had Misja voor het eerst seks. Hij had erover gedroomd alsof een groot mysterie voor hem ontrafeld zou worden en er een transformatie zou plaatsvinden, maar in werkelijkheid was zijn eerste keer een lachwekkende neukpartij onder de oude schapenlerenjas van de huisbaas. Hij bleef bij hem op een luchtbed slapen en het meisje was zelf gekomen, opzettelijk. Ze draaide de hele avond om de Pest heen, maar die was druk bezig om te vertellen over zijn droom om de Mount Everest te beklimmen en merkte haar niet op, wat haar wanhopig maakte. Het meisje schoof heen en weer en vleide zich tegen Misja aan, maar hij werd onzeker en het zweet brak hem uit van de spanning. Af en toe streelde hij haar been of haar zij maar hij was zo lafhartig dat het meisje het niet langer kon afwachten en hem zelf maar kuste. En de rest deed ze ook zelf. In de ochtend vertrok ze en daarna had Misja haar nooit meer gezien. Later kwamen er anderen – op dezelfde plaats en volgens dezelfde patronen – maar Misja voerde hen dronken en was daardoor veel dapperder. Zes maanden later was alles voorbij. De Pest ging naar de Everest, Semjon keerde terug naar het studentenhuis en Misja kreeg een baantje waarbij hij de bibliotheek moest bewaken. Hij verving daar een klasgenoot die was blijven zitten.

En toen kwam Dina in zijn leven.

Dina verstopte zich in de bibliotheek voor haar kwaadaardige grootmoeder – haar moeder woonde in een andere stad. Misja merkte haar gelijk op. En zij hem. Een tijdje hield ze haar schouder op zo’n manier dat de voor haar te grote, grijze blouse, die overduidelijk van haar grootmoeder was, een beetje van haar schouder afhing, zodat haar blote schouder en bh-bandje verleidelijk zichtbaar waren. Het werkte niet. Met een snelle beweging trok ze aan haar mouw en nam ze een nonchalante houding aan. Ze wierp hem een blik toe – keek hij? En toen begreep ze dat hij haar de hele tijd al in de gaten had gehad en haar handelingen van het begin af aan had gevolgd. Ze trok haar blouse weer goed en bloosde. Misja voelde zich zo volwassen en op zijn gemak in haar bijzijn dat hij degene was die het gesprek aanknoopte. Ze vond hem meteen leuk – ze beklaagde zich over haar grootmoeder, vertelde over haar stomme, onvolwassen klasgenoten en over hoe ze architect zou gaan worden. Ze kwamen te snel nader tot elkaar en Misja wist niet hoe hij het nog kon stoppen. Ze bleek pas zestien te zijn – dat had hij op haar bibliotheekpas gelezen.

Hij maakte een toespeling door over Lolita te praten, maar ze begreep niet waar hij heen wilde, raakte geïrriteerd en antwoordde dat ze een hekel had aan Jevgeni Onegin, omdat hij een lafaard was. In haar ogen wilde hij geen lafaard zijn. Hij verloor haar leeftijd een beetje uit het oog en raakte eraan gewend. Hij wachtte steeds op de avond en verheugde zich om haar weer te zien. Semjon zag alleen maar voordelen – geen soa’s, geen gedoe met exen of grote verzoeken, maar Misja zei boos tegen hem dat hij toch niet een of andere pedofiel was.

In het flets verlichte depot van de bibliotheek, waar ze er donkerder en ouder uitzag, bekende Dina hem haar liefde. Hij dacht dat het beter was geweest als dit buiten had plaatsgevonden, omdat ze nu snikkend en naar adem happend weg zou rennen en onderweg met deuren zou slaan en hij er sloffend als een oude man over het versleten linoleum achteraan zou gaan om de deur op slot te doen. Maar om de een of andere reden kuste hij haar. Eerst zoenden ze alleen maar, later begonnen ze elkaar te strelen en uiteindelijk bleven ze de hele nacht in de bibliotheek wanneer de ouders van haar vriendin Joelka thuis waren. Joelka haatte Misja en keurde hun relatie af, maar ze wilde graag dwars zijn: ouders hebben niet het recht om hun kroost zaken te verbieden en kwaadaardige grootmoeders, die niet eens een normale telefoon voor hun kleinkinderen kunnen kopen, al helemaal niet. Dina stond erop dat ze seks zouden hebben, hem verzekerend dat dat was wat ze al heel lang wilde en dat al haar vrienden het al hadden gedaan. Leeftijd was maar een vooroordeel en ze zouden toch voor altijd samen zijn. Misja probeerde er nog iets tegenin te brengen maar hij wilde haar en dus liet hij zich ompraten.

Dina werd op een stomme manier betrapt, bij een medisch onderzoek. Haar klasgenoten bleken onberoerd. De gynaecoloog was niet van plan zich aan haar geheimhoudingsplicht als arts te houden, en lichtte de klassenmentor in, die haar grootmoeder belde. Grootmoeder verzon allerlei slechte invloeden en drugs om haar moeder ervan te overtuigen om Dina weer in huis te nemen, ‘hier zal het slecht met haar aflopen’.

Ze namen afscheid onder het fletse licht van een straatlantaarn in het park. Het miezerde. Misja wilde naar haar grootmoeder toe gaan om het hele verhaal op te biechten, om te zeggen dat hij bereid was met haar te trouwen, maar Dina verzekerde hem dat haar grootmoeder gestoord was en er hoogstpersoonlijk voor zou zorgen dat hij de bak in zou draaien. En in dat geval zou het wachten heel erg lang duren. En dus was het wachten tot de zomer, wanneer hij haar zeker zou komen opzoeken of zij naar haar grootmoeder zou gaan. En op een gegeven moment zou ze achttien worden en dan zouden ze vrij zijn. Ze begon vreemd te schokken. Misja omhelsde haar en had het gevoel dat hij haar voor altijd zou verliezen als hij nu zou gaan.

Hij had een heldendaad nodig ter ere van haar, misschien de gevangenis of een schandaal als boetedoening, zodat hun liefde hoogstaand en heroïsch zou blijven. Want als je blijft zwijgen, verandert dat alles in een dronken neukpartij onder een oude schapenlerenjas. Maar naar de gevangenis gaan was beangstigend. Dina huilde en Misja liet zich weer ompraten. Hij besloot haar op te zoeken met het geld van zijn volgende toelage. Maar zijn toelage liet op zich wachten en toen begon zijn tentamenperiode alweer, die hij nauwelijks haalde omdat hij eindeloos aan de telefoon hing met Dina, waardoor hij geen tijd meer had om te studeren.

Bij haar moeder had ze het beter. Haar moeder doste haar uit, zorgde voor het eten en liet haar uitgaan. Dina bloeide op, maakte haar ogen op en sprak flirterig en geaffecteerd. Hun telefoongesprekken werden steeds zeldzamer. Misja raakte in paniek en voelde dat ze van hem verwijderd raakte, wat hem alleen maar meer opwond. In het studentenhuis verscheen een nieuw interessant meisje, van wie Misja afstand probeerde te houden – hij koesterde zijn liefde met Dina. Dit lijden beviel hem in zekere zin wel en hij dacht serieus na over hun huwelijk. Voor haar aankomst had hij een smalle ring met een steentje gekocht en hij was van plan haar die aan te bieden. Op een aangename manier trilde hij van ongeduld, maar toen hij haar nerveus en vermagerd zag staan en de momentane verwarring in haar ogen las, kwam Misja er tot zijn verbazing achter dat het gevoel er niet meer was. De vlam was gedoofd. Hij werd zichzelf weer de baas en uitte zijn hartstocht en liefde omdat hij dat zo gewend was, maar Dina sloot zich af en praatte over triviale zaken als het weer en de reis. Ze gingen naar de bibliotheek en deden het op de brede tafel in de leeszaal. Beter werd het niet. De ring gaf hij haar uiteindelijk nooit. Daarna ging het nog even door – ze schreven elkaar nog een paar brieven en hadden ongemakkelijke telefoongesprekken, maar ze leken beiden een soort opluchting te voelen als de verbinding werd verbroken en ze elkaar niet meer konden spreken.

Het interessante meisje uit het studentenhuis bleek ook gezellig te zijn – lachend brachten ze uren samen door in de rookruimte. In zijn vijfde jaar, toen het interessante meisje hem aan de kant had gezet en hij naar een zuippartij was vertrokken, kwam hij op Semjons verjaardagsfeest Joelka tegen, de vriendin van Dina. Hij ging met een glimlach zitten en wilde met haar lachen over hoezeer zij hem haatte, maar de vriendin vroeg hem ergens anders te gaan zitten. De gasten hoorden het en Misja moest uitleggen wat hij haar had misdaan. Iedereen werd stil.

‘Hé Joel, waar ben je mee bezig? Hij is een goeie gast,’ zei een rondborstige blondine terwijl ze opsprong. Misja noemde haar in zijn hoofd een schoothondje en hij wilde vanavond zijn aandacht op haar richten.

‘Een goeie gast?’ Joelka sprong op van verontwaardiging. ‘Hij heeft met een vijftienjarig meisje geneukt! Mijn beste vriendin! Het was een enorm schandaal bij ons op school, ze werd door iedereen vernederd, iedereen! Maar zij zei er niets van en beschermde daarmee dit monster!’

Iedereen was met stomheid geslagen en staarde naar Misja. Hij was zo in de war dat hij iets moest zeggen: ‘Ze was eigenlijk zestien.’

De blondine slaakte een zucht, iemand lachte, en toen pas besefte Misja hoe zielig dit klonk.

‘Ze wilde het zelf,’ probeerde hij de situatie recht te zetten, maar daarmee maakte hij het alleen maar erger.

‘Gaat dit over Dina? Zij is toch dood, of n

iet soms?’ vroeg een meisje met een blikje bier in haar hand. ‘Zij is naar haar moeder in Kirov gestuurd! Haar moeder vernederde haar en zo kwam zij hierheen en dacht dat ze voorgoed bij hem zou blijven, maar hij... Hij neukte haar op een tafel. In de bibliotheek.’

‘Je kan me wat, je hebt het gewoon uit je duim gezogen!’, grijnsde Toljan, maar toen hij naar Misja keek, zweeg hij plotseling. ‘Het is echt waar!’ mengde het meisje met het bier zich in het gesprek. ‘Ze werkte in de prostitutie in Kirov, raakte aan de drugs en stierf. Ze is er niet meer.’

Iedereen keek weer naar Misja.

‘Jij schoft,’ riep Toljan met verbazing in zijn stem, maar Misja reageerde er niet eens op. Hij schoot gewoon weg uit de kamer.

Hij wist dat hij had moeten antwoorden en de zaak recht had moeten zetten, maar het ontbrak hem aan de kracht om dat te doen. Dina was dood. Hij was er zeker van geweest dat ze samen was met een of andere aantrekkelijke man met een rode BMW, ze viel altijd op zulke mannen, en dat ze samen met hem door Kirov reed. Maar ze was er niet meer. Gewoon niet. Haar sleutelbeenderen bestonden niet meer, haar handjes, de grillige contouren van haar bovenlip. Het bleek dat hij haar had vermoord, dat het door hem bergafwaarts met haar was gegaan en ze was gestorven... Hoe kon hij dit hebben laten gebeuren? Waarom had hij dit niet zien aankomen?

Hoewel Semjon ervan overtuigd was dat voorbodes niet bestonden: iedereen leeft in zijn eigen conservenblikje en beziet de wereld vanuit een heel klein gaatje in het omhulsel. En als er dan iets naars gebeurt en het blikje wordt opgeschud, dan voelt een mens zich zo onbeduidend dat hij zichzelf aanpraat dat hij het had kunnen voorzien, want hij vermoedde het zelf al. Maar daarin was hij tekort geschoten. Zwakte. En toch was hij sterk, natuurlijk. Maar, hoewel dit alleen al ondraaglijk voor hem was, wisten ook anderen ervan. En plotseling zag hij zichzelf in al zijn naakte eenvoud, in al zijn dierlijkheid en afstotelijkheid. De verschrikking van de schaamte van het bestaan, om zichzelf te zijn en schaamte voor de vreemde, irrationele wens om te leven. Het was alsof een leegte bij hem naar binnen keek en alsof dat wat daar te zien was niet Misja was, maar slechts zielige, schaamtevolle brokjes slijm, die zich bevend van angst tegen elkaar aan drukten terwijl ze uit alle macht smeekten om hen te sparen. Het was meer vernederend dan wat dan ook. Sterven was juister. Er viel niets meer te redden.

Er was niets om verder voor te leven. Alles wat jou jou maakt, zijn een paar wanstaltige klompjes slijm, een bacteriële massa, een schimmel die groeit op iets wat niet van jou is. Mensen springen niet uit het raam uit pijn, maar uit walging en verachting. Behalve de vastberadenheid om er een einde aan te maken, merkte hij niets meer. Hij had een zwakke hoop dat het niet zou lukken, dat hij op de een of andere manier zou worden gestopt. Dat Semjon achter hem aan zou komen rennen en hem tegen zou houden, maar de toren kwam met elke stap dichterbij en er gebeurde niets. Toen hij langs de glibberige roestige stangen naar boven klom, hoopte hij dat hij weg zou glijden, zijn been zou breken en dat dat zijn straf en boetedoening zou zijn. Maar hij voelde dat het een leugen was en dat hij niet weg zou glijden.

Plotseling begon Misja te bidden, voor het eerst in zijn leven. Het bidden was vurig, oprecht en hardop. Hij smeekte God om hem een teken te geven, een aanwijzing of het nodig was dat hij op deze wereld zou blijven, of hij het nog waard was, of dat hij eigenlijk al geen mens meer was, maar een klomp slijm en dat het waardiger was om te sterven en de wereld niet te bezoedelen met zijn bestaan. Maar er kwam maar geen teken.

Toen hij boven was aangekomen en tot vlakbij de rand was gelopen, zag hij dat precies op de plek waar hij wilde springen een paar jongeren zaten. Het waren drie meisjes en twee jongens. Ze merkten hem niet op terwijl ze tussen de struiken aan het roken waren en maar niet weggingen. Hij had geen kracht meer om op zijn benen te staan en wilde neervallen, zich oprollen tot een bolletje en jammeren. Of springen om alles te stoppen, maar hij had al te veel kwaad in de wereld gebracht om op een paar tieners te vallen en nóg iemand van het leven te beroven.

Daar stond hij jammerend met zijn mond wijd opengesperd en hij bleef bidden. Hij begreep dat hij gered was: hij zou niet springen. Huilend kwam hij tot bedaring. Hij berustte in zijn lot en wilde leven, zelfs op deze manier leven. Nu merkten de jongeren hem wél op en ze hadden door waarom hij daar stond. Twee meisjes renden met een gilletje aan de kant, bang dat hij op hen zou springen. In die gilletjes klonken enkele noten van jolijt door. Het andere meisje overlegde met de jongens en besloot eerst naar boven te klimmen, maar veranderde toen snel van gedachte. Toen Misja aan zijn afdaling begon, gingen de jongeren weg.

Later bleek dat het geen drugsverslaving was geweest, maar de erfelijke ziekte van Huntington, die ongeneselijk is. Dina en haar moeder waren ervan op de hoogte geweest. De hele tijd was haar moeder in tranen en jammerde ze over Dina’s lot, wat de reden was dat ze naar haar grootmoeder verhuisde, die geen weet had van dit alles. Toen de tekenen van haar steeds gebrekkigere coördinatie duidelijk zichtbaar werden, kon Dina het niet meer aan en pleegde zelfmoord.

Het veranderde hem enorm. Hij geloofde dat de jongeren een teken waren geweest, een soort vergiffenis, en het bewijs dat hij hier nog steeds nodig was. Hij werkte lange dagen en deed veel aan liefdadigheid – hij zorgde voor verschillende katjes, werkte in bejaardentehuizen en voedde de daklozen. Hij nam zijn moeder in huis, had lange tijd geen afspraakjes, dronk niet en stopte met roken. Na zijn derde loonsverhoging opende hij zijn eigen bedrijf en ging aan het werk. Hij was van plan om zijn hypotheek af te betalen en met een van de vrouwelijke vrijwilligers te trouwen. Toen overleed zijn moeder. Hij kreeg daarop het vreemde gevoel dat hij aan niemand meer iets verschuldigd was. Het was alsof de hele wereld van zijn moeder had afgehangen. Alsof alle wetten, zowel de morele als de algemene, moesten worden nageleefd uit een soort schaamte tegenover zijn moeder. En toen wilde hij sterven, omdat hij vreesde dat zijn moeder erachter zou komen wat er met Dina was gebeurd.

Nu zijn moeder er niet meer was, had het ook geen zin meer om goed te zijn. Hoe hij hieruit moest komen, was onduidelijk. Het was op z’n minst mogelijk om de waarheid te achterhalen. Hij had Dina’s moeder op kunnen zoeken in Kirov en hij had haar brieven kunnen schrijven, en met diegenen kunnen praten die Dina ook lief hadden gehad. Hij had zich kunnen verheugen dat zij mensen over hem had verteld. En alleen over de goede dingen. ‘Het is waar dat hij een beetje een slappe zak is, maar hij is geen slecht persoon.’ Maar wat restte er nu nog? Alleen nog de pijn die je slechts kunt accepteren. Misja hield op met slapen. Hij dacht aan zijn moeder en miste haar. Ze was er niet. Gewoon niet. Nergens.

Toen de situatie ondragelijk werd, herinnerde Misja zich de toren. Dit keer wilde hij niet zomaar sterven, maar was het gewoon uit vermoeidheid. Hij had genoeg van de pijn. Een wonder had hij nodig, een nieuw teken.

Terwijl hij naar boven klom, leek het alsof hij al niet meer bestond, alsof de lucht die uit zijn longen naar buiten kwam, net zo ijzig was als voor hij hem had ingeademd. Hij probeerde zich de knoop te herinneren die het kasjmier van zijn blauwe jas naar buiten had getrokken, het vuil op zijn handpalmen, de lichtstraal die plotseling door de wolken heen brak en een stuk van het opkringelende oppervlak van een bos verlichtte, het ongelijkmatige ovaal van een meer. Het was mooi om je voor te bereiden op de dood: om zo in de wind, met een open jas, naar de ondergaande zon te kijken en te voelen hoe de roestige toren onder je, haast onmerkbaar, lichtjes schommelde. De bladeren waren nog niet van de bomen gevallen, waardoor het leek alsof de wereld op z’n kop stond. Normaal was de hemel lichter van kleur, maar nu kwamen de weelderige goudgele toppen veel helderder uit dan de grijze wolken die erboven hingen.

Terwijl hij naar de rand liep, keek hij naar beneden. Zijn lichaam was zich bewust van de dreiging: de huid op zijn slapen was gevoelloos, zijn oren waren naar achteren gedraaid zoals bij een kat en hij had een scherpe, zure smaak in zijn mond. Hij opende zijn handen. Zijn hersenen begonnen toespelingen te maken op gedachten die voor zijn redding zouden kunnen zorgen, probeerden hem af te leiden van die ene, angstaanjagende gedachte. Ze vreesden dat het lichaam uiteen zou spatten door de klap, dat de ingewanden naar buiten zouden stromen en dat het weerzinwekkend zou worden. Zo bleef hij staan.

Van deze dierlijke angst, die als een elektrisch geladen naald in je achterhoofd prikt, was er voldoende om in leven te blijven. Om te werken, te trouwen, kinderen te krijgen. Als je daar op de rand staat en je voelt dat je op dat moment uit het leven kan stappen en dat alles dan in één keer stopt. Om die leegte te ervaren. En alles vult zich met betekenis en problemen vinden oplossingen. En wat maakt het ook uit als die niet gevonden worden, het zijn maar pietluttigheden. Hij had wel ergere dingen meegemaakt.

Zijn vrouw zei dat hij knettergek was en dat hij niet met de dood mocht spelen en dat God je zulke dingen niet vergeeft. Misja wist dat God hem zou vergeven: Hij had hem al eens gered op een moeilijk moment en elke keer dat hij op de toren stond, voelde hij Zijn nabijheid. Niet vanwege de hoogte maar door de jongeren. Het voelde altijd onwennig om naar beneden te gaan. Je voelt je helemaal zwaar, uitgeput en traag, als na een hevige ziekte, maar vervolgens wordt het aangenamer, je loopt alweer te fluiten.

Hoe vaak zou hij hier nog heen komen?



Vertaling Shifra Hoed


<   

TSL 87

   >