Jan Škrob, geboren op 9 november 1988
te Praag, is een Tsjechisch dichter, vertaler
en radiopresentator op Radio Wave
(wave.rozhlas.cz), waar hij met anderen
een programma heeft over actuele thema’s
in een maatschappelijk-religieuze
context. Hij is zanger van de popgroep
Lipless Lincoln and the Sinners, die absurdistische
teksten combineert met jazzy
pop. Verder is hij hoofdredacteur van het
tijdschrift De protestant. Hij heeft tot nu
toe twee dichtbundels gepubliceerd: Pod
dlažbou ( ‘Onder het plaveisel’) uit 2016
en Reál uit 2018. In 2019 was hij te gast
bij Transpoesie, een poëziefestival onder
auspiciën van eunic, een koepel van
Europese cultuurinstituties, landelijk georganiseerd
door het Tsjechisch Centrum in Brussel, waar hij onder andere onderstaande
gedichten voordroeg. De aanleiding
voor deze publicatie in TSL is zijn
recente optreden voor eunic, nu georganiseerd
door het Tsjechisch Centrum in
Rotterdam, waar Guido Snel een gesprek
met hem had.
Škrob wordt gezien als een veelbelovend
dichter van de jongere generatie. Van
huis uit is hij lid van de Českobratrská cirkev
evangelická (Evangelische kerk van
Boheemse Broeders), gesticht in 1918, die
teruggaat op de vroege Boheemse reformatie.
Vanuit dit religieus besef zoekt hij naar
verbinding met spiritualiteit, mystiek en
sjamanisme, waarmee hij de mens wil bevrijden
uit zijn vastgeroeste denkbeelden.
Uit bovenstaande bundels een keuze:
ZOUTVLAKTE
als ze onze namen
willen weten
zeg dan illegale
immigranten
de stad op de berg gelegen
kan niet verborgen blijven
wij kunnen niet
verdwijnen
TRIëST
niet geboren tot vrijheid
maar tot neerkletterende
regenbuien pijn
op de borst schemer stemmen
die niet te verstaan zijn weet je in de stad
met zeven zegels deze wegen
naar de haven altijd met een zwaard
en altijd rondom
kathedralen
weet je ik weet niet weet je
ik kijk alleen maar
naar de woelige zee naar
de woelige zon
er nadert
een processie van stemmen die
niet te verstaan zijn een signaal
een flits een wit hert
ik wacht op het geschikte moment
op een volgende
hoosbui weet je in
de stad met zeven
zegels deze tochten
naar het hart van de reus ik weet niet
ik sta tot mijn middel
in het water als
een verloren zeeman
wie schrijft er vandaag
iets voor me
op de deur
ik ben zo dicht bij
zo’n dichte duisternis en
toch ook lichtjes
weet je ik weet niet al deze
pogingen tot eenduidigheid al
die stroeve
dialogen weet je ik
weet niet dat verhaal over een koningin
heb ik al gehoord pijn
op de borst schemer weer die
vogels die weerkeren hun
gekrijs verbreekt de stilte weet je ik
neem nog een slok dat
verhaal over een koningin weet je ik
sta
ik sta alleen maar
tot mijn middel in het water
als een verloren
zeeman wie
schrijft er vandaag voor mij iets op
de deur
al die wegen weet je ik
weet niet men zegt het kan niet anders zegt men
traditie verantwoording masculiniteit weet je
ik weet niet alsof ik mijn gezichtsvermogen
kwijt kwijtraak de maan komt op schemer
pijn op de borst
het geblaf van een vos weet je ik
neem nog maar een slok dat
verhaal over een koningin
ik ken het anders wacht op het geschikte
moment op een volgende hoosbui
een volgende rilling het is nodig
alle lampen te ontsteken er is meer nodig
zingen weet je weer die weerkerende
vogels weer duizeligheid weer
branding voornemens ik weet weet je alleen
niet al die spelletjes
met weergalm
PALEISREVOLUTIE
goed te horen dat we aldoor wel wat om voor
te strijden hebben ik zet mijn ravenmasker op het sneeuwt
ik ga het veld in met een schroevendraaier in mijn schoen ik
pleeg geweld pas op
voor afluisteren kwaad spettert uit de hoornen
babylon functioneert voor duizend procent
maar soms hapert de spade
zit opeens klem voor laten we zeggen
een splitseconde je ontwaart het silhouet
van een dier je voelt warmte in je borst je pols
versnelt dat alles
heeft zijn eigen tijd behoedzaam
schrijd ik door een grijswitte dystopie
ik tracht onzichtbaar
te zijn in etalages
wordt gevoetbald elke avond dezelfde
wedstrijd
zonder goals zonder kaarten zonder
pauze wat een wanvertoning ik druk
mijn handpalm tegen het glas ik heb een plan het
wordt een ingrijpen in de ruimte als
je weet wat ik bedoel je weet het niet ik zeg elk moment kan ik
in de valkuil vallen ik pleeg
geweld geheel
in het zwart trek ik een wapen onze politiek
is scherp en mooi nu moet je buiten de kring stappen
we zien elkaar weer op het binnenhof laat iedereen
man of vrouw z’n geliefde tracks klaarzetten straks
begint de ceremonie ik vind dat
je altijd tegen het kwade in het geweer moet komen
met alles wat je hebt als je weet
wat ik bedoel weet je niet vanzelf doen we alles wat we kunnen maar altijd
is het uiteindelijk te weinig
als er een gouden koets uit de duisternis
de binnenhof oprijdt trachten we die te stoppen uit
het portier buigt zich een gestalte in de rode soutane
van de directeur van menselijke bronnen
verberg ik me in een nis ik wankel
ik verlies mijn naam wie
ik ben een saboteur met een ravenmasker op liefde
behoeft geen identiteit goed te horen dat
we altijd iets om voor te strijden hebben
het is stil het sneeuwt de grond trilt mij verwart
de trage en snelle tijd ik knijp
mijn ogen toe en zie demonen
elk moment kan ik in een valkuil vallen
PORNO
rituelen aanrakingen
dwars door de stof glimlach je
de zwarte poort
is gesloten
ja ik dwaal
in spiralen van niet-dode blokken langs
trambanen ik lees fanon
ik maak notities
op de huid
en ’s avonds in de club
barsten tranen los lichamen
door dans gegrepen broze lichtjes
veren en botten gamelan
gezichten met glinsterende maskers op
ja ik dwaal wanhopig
ik vertrouw
op mijn spiergeheugen het
is duister ik draag
een soldatenjas
gevaarlijk ja gewapend
ja
ik speel een spel stad
het is donker ik speel het echt
een complotspel het is menens
ik verdwijn
ik weet niet alles
maar ken de codes voor ijzel
ik let op loop langs
de televisietoren
uiteindelijk vind ik altijd de weg
en ’s avonds in de club
barsten tranen los lichamen
door dans gegrepen hoeveel je wilt
hangt af
van de intensiteiten van de lichtjes en
de weekheid van het donker ik
weet absoluut niet alles
ik smacht bij elke stap
naar tederheid en als er aan de hemel
een zwarte heli opduikt
en ik het gevoel heb dat
die me volgt probeer ik me
te concentreren op het gieren
van de wind ik ben
een reiziger
langs heelallen van bevriezende
regen ik knarsetand
en ’s avonds in de club
barsten tranen los lichamen
door dans gegrepen oorlogstrommels
nee ik weet niet alles
ik vervaag mezelf in de mist
***
tout va bien
mijn lijf is een slagveld ik knoop
mijn overhemd los schat de situatie in ik verwacht
een tapijtbombardement de grammofoon
speelt bubblegum industrial maar zo
zacht dat je je moet concentreren scherp licht
van straat lijkt snijdend de tijd verschuift mijn
stad is broos maar laat zijn tanden zien politie
leger vechtrobots maar het bangst ben ik
voor mijn eigen mensen scherp licht van de straat
lijkt mijn lijf te doorsnijden het is een slagveld
nooit heb ik me bepaald handsome gevoeld maar
eerder beautiful nooit heb ik iemand belaagd
met een zwaard maar eerder als iemand die
tegen de wind in schreeuwt maar ook zo
kan ik mijn gezicht beschilderen en mezelf
tegen het glas te werpen mijn
lichaam is een slagveld zo vele systemen
moet je uitschakelen ik sta onder de douche ik haal diep
adem maar ik hoor de regen niet nooit heb ik geloofd
in het hard werken aan zelfvervolmaking scherp
licht van straat lijkt snijdend ik haal diep adem
ik sta onder de douche ik hoor de regen niet
ik verwacht een tapijtbombardement voor de zekerheid
verlaat ik de woning niet ongewapend
ik ben deus ex hutje bij mutje
leg ik geld bij elkaar om te eten
het bangst ben ik voor mijn eigen mensen
als ik opga in de massa tracht ik
aan liefde te denken zo vele systemen moet je
uit de muur rukken ik haal diep adem
ik moet
in beweging blijven
zodra je opgeeft rebellie
in je aders je gaat veranderen in een automaat
ik moet
in beweging blijven
zodra je ophoudt te veranderen
begint de ruimte jou
de ruimte te doden
zodat ik vijand ben van de staat
een van die vele treurige
gezichten in een proces
in de klank van de stad voel ik geheime krachten
mijn slapen bonken
ik hou niet van geld hou niet van politieauto’s
ik hou niet van
glazen kantoorgebouwen
de dood en het leven treffen elkaar in het donker
ik geloof waardoor ik een vijand van de staat ben
ik begrijp geen getallen in mij leeft christus
ik wacht op de metro ik spreek als in een zender
ik ben verdacht zo vele systemen moet je
omverwerpen de dood en het leven treffen
elkaar in het donker ik sta onder de douche ik hoor geen regen
ik wilde altijd anders leven waardoor
ik vijand van de staat ben met een dolk in de hand
tegen een tank ik knijp mijn ogen toe probeer
de kansen waar te nemen
als ik met mijn handpalm een tank aanraak alsof
ik de wereld heb geschokt men zegt dat ik een misdaad
heb gepleegd de dood en het leven
treffen elkaar in het donker ik haal diep adem waardoor
ik een vijand van de staat ben ik wacht op een
een fles wijn met als hoofddoel dat
niemand iets overkomt altijd heb ik anders willen
leven ik prakkizeer hardop ik knoop
mijn overhemd los in de klank van de stad voel ik duistere krachten
op mijn nachtkastje ligt een verdovingspistool en
twee boeken alles oké zo vele
systemen die je niet hoeft te snappen ik spreek
als in een zender
je moet in beweging blijven
zodra
je opgeeft rebellie in je aders
je begint te veranderen in een automaat
je moet in beweging blijven
zodra
je ophoudt de ruimte te veranderen
begint de ruimte jou te doden
Vertaling Kees Mercks