Pjotr is een eenvoudige Hoetsoelse baanwachter
uit Pools Galicië, in een uithoek
van het Oostenrijks-Hongaarse Rijk. Het
verhaal begint met het beraad van de stokoude
garde die de regering vormt van
deze monarchie en onder leiding staat van
keizer-koning Franz Joseph. Hij besluit
de Serviërs militair een lesje te leren. Wat
bedoeld was als afstraffing voor de moord
op de troonopvolger en diens vrouw, loopt
uit op een wereldoorlog. Dé wereldoorlog,
want er was toen nog geen tweede.
De mobilisatie leidt tot het oproepen
van burgers uit het hele rijk, dat vele volken
herbergt: Oostenrijkers, Hongaren,
Polen, Tsjechen, Slowaken, Kroaten, Galiciërs,
Roethenen, Hoetsoelen, joden, zigeuners,
enz. Die oproep bereikt ook Pjotr
in het uiterste zuidoosten, in het vredige
dorp Topory-Czernielica. Pjotr heeft als
achternaam Niewadomski: in de ‘Proloog’
wordt zijn naam vertaald als de onbekende
in de betekenis van de Onbekende Soldaat,
maar hij is ook onwetend: hij heeft
geen benul van wat er allemaal om hem
heen in dit uitgestrekte rijk aan de hand is
en wat hem overkomt als hij wordt opgeroepen.
In die zin is hij ook een argeloze
onnozelaar.
Wittlin (1896-1976) maakt van zijn
held geen oorlogsheld. Pjotr staat als onnozelaar
aan het totaal andere uiterste van de macht die in Wenen zetelde, de hoofdstad
en hofstad van het krampachtig bijeengehouden
keizerrijk Oostenrijk-Hongarije
dat door Robert Musil ironisch ‘Kakanië’
werd genoemd: het k.u.k.-rijk, kaiserlich
und königlich, keizerlijk omdat de keizer
aan het hoofd van de monarchie stond, koninklijk
omdat dit conglomeraat van landen
ook voormalige koninkrijken omvatte.
Ook Wittlin speelt met het epitheton
k&k om het rijk en de ambtelijke en militaire
macht te karakteriseren. In feite beschrijft
hij aan de ene kant de lotgevallen
van de brave soldaat Pjotr, die gedienstig
de keizer trouw zweert, geen spoor van
verzet toont en vol ongeloof het reilen
en zeilen in militaire dienst ervaart, waar
Subordinatie
de militaire pendant is van
de ambtelijke machtsstructuur. De keizer
als schipper naast God. Pjotrs ervaringen
in militaire dienst leveren een groot aantal
hilarische scènes op, zoals de keuring in
het opleidingskamp.
Aan de andere kant schetst Wittlin een
monumentaal beeld van de slecht functionerende
monarchie en schrikt er niet
voor terug de situatie te vergelijken met
beelden uit de Oudheid (Punische oorlogen)
en de Bijbel (Bergrede, Genesis), Hij
vertaalde de Gilgamesj en Homerus en
wellicht hierdoor geïnspireerd kleurde hij
zijn beschrijving met het epische pathos
hiervan. Hij schijnt, toen hij voor de oorlog
naar Parijs was gevlucht, in Café de la Régence galmend stukken uit zijn roman
in het Pools te hebben gedeclameerd.
Het verhaal eindigt in de roman, zonder
dat er aan ook maar één oorlogshandeling
is deelgenomen, met het keuren en
tot Oostenrijks-Hongaars soldaat inzweren
van de Hoetsoel Pjotr. Door het uniform
werden de soldaten, afkomstig uit
allerlei verschillende volken met elk hun
eigen taal en cultuur in één klap ‘gleichgeschaltet’.
De overige belevenissen van Pjotr zouden
in de volgende twee delen beschreven
worden, ware het niet dat de koffer met de
onvoltooide manuscripten en aantekeningen
in juni 1940 in de Middellandse Zee
verdween toen Wittlin aan boord wilde
gaan van een Engels fregat, dat hem en
zijn gezin uit bezet Europa zou voeren.
Ze werden echter geweigerd aan boord te
gaan, hoewel een deel van hun bagage al
op het schip was. Het koffertje haalde de
kademuur niet, maar verdween in het water.
Het gezin zou in 1941 via Spanje en
Portugal toch de V.S. weten te bereiken,
waar het zich in New York vestigde.
Het eerste deel was in 1935 in het
Pools (in Warschau) verschenen. De
Duitse vertaling volgde in 1936, niet in
Duitsland waar de Poolse schrijver van
joodse komaf verboden was, maar bij de
exil-uitgeverij Allert de Lange aan het
Damrak in Amsterdam. Hier verscheen
ook een jaar later de eerste Nederlandse
vertaling. Deze was van de hand van A.E.
Boutelje, maar zou ondanks lovende persberichten
nauwelijks verkocht worden,
vermoedelijk omdat de Eerste Wereldoorlog
in Nederland niet erg ‘leefde’. Gelukkig
beschikken we nu over de prachtige
vertaling van Dirk Zijlstra die met veel
bravoure het epische pathos van Wittlin in
het Nederlands wist over te brengen.
Jaroslav Hašek (1883-1923) werd aan
het begin van de Wereldoorlog eveneens
in het Oostenrijks-Hongaarse leger ingelijfd.
Na zijn keuring in Praag reisde
hij met zijn regiment, dat gelegerd was
in České Budějovice in Zuid-Bohemen,
via Wenen, Hongarije naar Galicië, waar
zich het Oostfront bevond. Hij zou overlopen
naar de Russen en de rest van de
oorlog aldaar doorbrengen. Zijn lotgevallen
in het leger beschreef hij in De brave
soldaat Švejk, die voor een deel Hašeks
Midden-Europese anabasis bestrijkt. Švejk
bereikt wel Przemyśl in Oost-Galicië/
West-Oekraïne, maar wordt doordat hij
een Russisch uniform droeg dat hij onderweg
van een gevluchte Rus had aangetrokken,
krijgsgevangen gemaakt door
zijn ‘eigen’ Oostenrijks-Hongaarse leger
en ongeveer 60 km ten noorden van Lemberg
(Lwów, Lviv) weer verenigd werd
met zijn marscompagnie. Daar eindigt de
roman abrupt, midden in een feestbanket
en in het zicht van het slagveld. Hašek
overleed namelijk tijdens het schrijven
nadat hij eind 1920 uit Rusland was teruggekeerd
in de nieuw gestichte republiek
Tsjechoslowakije.
Terwijl Wittlins Pjotr zich vanuit zijn
Hoetsoelsenland westwaarts naar Hongarije (omgeving Boedapest) begeeft
om de militaire keuring te ondergaan,
heeft Švejk die allang achter
de rug. Beiden reizen dwars door
Hongarije, zouden elkaar in Boedapest
tegen kunnen zijn gekomen,
maar Švejk reist oostwaarts door
naar Galicië, waar Pjotr ruwweg
(Zuidoost-Galicië, tegen de Hongaars-
Roemeense grens aan) vandaan
kwam.
Er zijn meer raakpunten: Pjotr
noch Švejk nemen deel aan enig oorlogsgevecht,
Pjotr niet omdat zijn
verhaal bij de keuring eindigt, en
Švejk niet omdat hij weliswaar langs
plaatsen komt waar oorlogshandelingen
hebben plaatsgevonden (Karpaten,
Duklapas), maar met zijn marscompagnie
door moet reizen naar het oosten,
waar het Oostfront zich dan bevindt.
Een ander interessante overeenkomst
en verschil tussen beide (anti)helden is
natuurlijk hun epitheton ornans: de onnozele,
argeloze Pjotr enerzijds en de
zogenaamd brave Švejk anderzijds. Pjotr
is zich van geen kwaad bewust en schikt
zich in zijn lot, kijkt verbijsterd zijn ogen
uit om wat hij allemaal om zich heen ziet
en nooit gekend heeft. Švejk is in die
zin braaf dat hij zich ook voegt in het
leger, meedoet, maar van binnenuit verzet
pleegt door zijn meerderen horendol
te maken met zijn praatjes. Het is ook
niet toevallig dat zijn naam klinkt als het
Duitse ‘zwijg’. Als bij de keuring officieel
verklaarde idioot volgt hij zonder
protest alle regels letterlijk op, waardoor
het absurde van de oorlogsmachinerie
aan het licht treedt. Švejk maakt het leger
en de oorlog niet belachelijk, dat doen
het leger en de oorlog zelf al. Švejk houdt
met zijn fratsen zijn omgeving de spiegel
voor, terwijl Pjotr zich schikt in het belachelijke,
absurde, iets wat evengoed een
komisch effect oplevert, maar anders.
Pjotr is de passieve argeloze aanschouwer,
Švejk het actieve enfant terrible, de
luis in de pels.
Wittlin had grotere plannen dan alleen
Het zout der aarde. Er hadden een tweede
en derde deel moeten verschijnen. Hoe
zouden de ontwikkelingen daarin zijn geweest?
We zullen het nooit weten, want
ook dit project, net als dat van Hašek,
bleef onvoltooid, zij het om heel andere
redenen. Te betwijfelen valt of Pjotr in de
vervolgdelen tot een ander ideosyncratisch
inzicht zou zijn gekomen, zich geestelijk
anders tot zijn veranderde omgeving
zou zijn gaan verhouden. Švejk bleef
steeds dezelfde, van het begin tot (bijna)
het eind, alle drieëneenhalf delen lang.
Dankzij de vele illustraties waarmee Josef
Lada Švejk letterlijk heeft vastgelegd,
is hij bovendien een vroege stripfiguur
geworden. In dit opzicht onderscheidt hij
zich ook van zijn Hoetsoelse maatje.
Józef Wittlin: Het zout der aarde (Sól ziemi).
Vertaling Dirk Zijlstra. Wereldbibliotheek,
Amsterdam 2020, 319 blz., €22,99
Jaroslav Hašek: De lotgevallen van de
brave soldaat Švejk (Osudy dobrého vojáka
Švejka). Vertaling Roel Pieters. Pegasus,
Amsterdam 2001, 876 blz., € 29,90.