Karol Lesman



In memoriam Adam Zagajewski (1945-2021)




Een andere Poolse dichter, Adam Wiedemann, zei ooit dat om een rechtgeaarde Poolse dichter te kunnen zijn je ‘Adam’ zou moeten heten. Misschien dacht hij daarbij aan zichzelf, maar waarschijnlijker is dat hij Adam Mickiewicz in gedachten had, de grote negentiende-eeuwse dichter en schrijver van het epische dichtwerk van de Poolse romantiek Pan Tadeusz (‘Meneer Tadeusz’). Hoewel niet uitgesloten is dat een andere naamgenoot hem heeft geïnspireerd tot het doen van deze nogal apodictische uitspraak. Essayist, romancier en vertaler maar in de eerste plaats dichter Adam Zagajewski verhuisde vrijwel onmiddellijk na zijn geboorte in Lwów, dat nu Lviv heet en in Oekraïne ligt, met zijn ouders naar Gliwice in Opper-Silezië, dat daarvoor Gleiwitz heette en in Duitsland lag, waar hij zijn jeugd doorbracht. In 1960 vertrok hij naar Krakau om er psychologie en filosofie te gaan studeren. Hij werd een van de belangrijkste vertegenwoordigers van ‘De Generatie van ’68’, ook wel Nowa Fala (‘De Nieuwe Golf’) genoemd, een dichtersgroep waartoe ook schrijvers als Ewa Lipska, Stanisław Barańczak en Ryszard Krynicki behoorden. Hij debuteerde in 1968, in het literaire tijdschrift Życie literackie (‘Het literaire leven’). Zijn eerste dichtbundel Komunikat (‘Communiqué’) verscheen in 1972, zijn tweede, Sklepy mięsny (‘Slagerijen’), een jaar later. In 1974 publiceerde hij samen met geloofsgenoot en dichter Julian Kornhauser het manifest Świat nie przedstawiony, waarin een solide beschrijving werd gepostuleerd van de wereld die volgens de auteurs in de toenmalige literatuur niet terug te vinden was. Als zovelen van zijn schrijvende tijdgenoten sloot Zagajewski zich halverwege de jaren zeventig van de vorige eeuw aan bij de democratische oppositie.

In 1982 emigreerde hij naar Parijs, waar hij nauw samen ging samenwerken met de aldaar uitgegeven emigrantentijdschriften als het niet meer bestaande Kultura en het inmiddels in Warschau residerende Zeszyty Literackie (‘Literaire Cahiers’), waarvan hij jarenlang de hoofdredacteur was.

Vanaf 1988 reisde hij regelmatig naar de Verenigde Staten, waar hij als gasthoogleraar colleges creative writing gaf aan de universiteit van Houston. De thema’s van zijn aanvankelijk sociaal-politiek geëngageerde poëzie kregen in de loop der jaren steeds meer een filosofisch en existentieel karakter. In die zin blijken zijn gedichten duidelijk schatplichtig aan de poëzie en het gedachtegoed van zijn ‘meester’, landen gedurende zijn laatste levensjaren stadgenoot (Zagajewski keerde in 2002 terug naar Krakau) Czesław Miłosz. Adam Zagajewski was een vurig bestrijder van de ‘vervlakking van de hoge stijl’, niet alleen binnen de literatuur. Hij gold als een van de belangrijkste Poolse dichters en essayisten van zijn tijd. In het essay Pisać po polsku (‘In het Pools schrijven’) uit de essaybundel Obrona żarliwości (‘De verdediging van de hartstocht’, 2002) beantwoordde de dichter de vraag waarom hij niet in het Frans of het Engels schreef:


In het Pools schrijven – maakt het iets uit in welke taal we schrijven? Wijst elke taal, mits goed gebruikt, ons niet de weg naar de poëzie, naar de wereld? Hij die schrijft is gewoonlijk alleen en heeft een wit vel papier of een bleek computerscherm tegenover zich die hem nauwlettend en brutaal aankijken. Hij is alleen, hoewel hij niet voor zichzelf schrijft, maar voor anderen.

Geïnspireerd en overweldigd door de traditie, dat grote tumult van gestorven stemmen, probeert hij een blik te werpen op de toekomst die altijd zwijgt. De gedachten die hij wil uitdrukken lijken tot geen enkele taal te behoren, ze gaan in hem tekeer als nog een element naast lucht, water en vuur.

Hij is alleen; hij drukt vreugde uit of verdriet. Getuigen van zijn inspanningen zijn niet verstrekkers van paspoorten noch universitaire specialisten op het gebied van de grammatica, alleen de zon en de dood, de twee machten die wij, zoals La Rochefoucauld ooit heeft gezegd, niet in de ogen kunnen kijken.


Op de dag nadat bekend was geworden dat Olga Tokarczuk de Nobelprijs 2018 voor de literatuur had gekregen zag ik naast de kassa in de boekhandel van Tokarczuks Krakause uitgever een stapeltje liggen met de laatste dichtbundel van Adam Zagajewski Prawdziwe życie (‘Het ware leven’, 2019). Kennelijk had ook de verkoopster als zo vele anderen en zoals bij eerdere edities van de bekendmaking van de Nobelprijs erop gerekend dat Adam Zagajewski als derde Poolse dichter die prijs zou krijgen…



hollandse meesters


Tinnen schalen zwanger en zwaar van metaal.
Dikke ramen opbollend van licht.
De tastbaarheid van loden wolken.
Gewaden als dekens. Waterige oesters.
De dingen zijn onsterfelijk maar dienen ons niet.
Houten klompen lopen uit zichzelf.
De vloertegels vervelen zich nooit,
soms spelen ze schaak met de maan.
Een lelijk meisje bestudeert een brief
geschreven met onzichtbare inkt.
Gaat het om liefde of om rijkdom?
De tafelkleden geuren naar stijfsel en zedelijkheid.
Oppervlak en diepte zijn niet met elkaar verbonden.
Mysterie? Nee, geen mysterie, er is alleen het hemelblauw,
rusteloos en gastvrij als de schreeuw van een meeuw.
Een vrouw schilt zorgvuldig een rode appel.
Kinderen dromen van ouder zijn.
Iemand leest een boek (een boek wordt gelezen),
iemand slaapt en verandert in een warm voorwerp
dat ademt (als een accordeon).
Wonen was voor hen een vreugd. Zij woonden overal,
in een houten rugleuning
en in een stroompje melk smal als de Beringstraat.
Deuren stonden wijd open, de wind was welgezind,
bezems rustten uit na toegewijde arbeid.
Niets verhullende huizen. Schilderkunst van een land
dat geen geheime politie heeft gekend.
Alleen over het gelaat van de jonge Rembrandt
viel een vroegtijdige schaduw. Waarom?
Zeg ons, Hollandse meesters, wat er gebeurt
als de appel geschild is, als de zijde dooft,
als alle kleuren verkillen.
Zeg ons wat duisternis is.


poëzie is de zoek naar schittering


Poëzie is de zoek naar schittering.
Poëzie is de koninklijke weg
die ons het verst brengt.
We zoeken schittering op een grijs uur,
’s middags of in de schouwen van de dageraad,
zelfs in de bus, in november,
als vlak naast ons een oude priester zit te dommelen.

Een kelner in een Chinees restaurant barst in snikken uit
en niemand die vermoedt waarom.
Wie weet, misschien is ook dat wel zoeken,
net als dat moment aan zee
toen aan de horizon een piratenschip verscheen,
tot stilstand kwam en nog lang onbeweeglijk bleef liggen.
Maar ook momenten van diepe vreugde

en ontelbare momenten van onrust.
Laat mij zien, vraag ik.
Laat mij volhouden, zeg ik.
’s Avonds valt een koude regen.
In de straten en de lanen van mijn stad
werkt geluidloos en hartstochtelijk de duisternis.
Poëzie is de zoek naar schittering.

Vertaling Karol Lesman








<   

TSL 87

   >