Zoals overal ter wereld zijn ook in de
Russische literatuurgeschiedenis veel
vrouwelijke schrijvers en dichters niet in
de canon opgenomen en worden ze vaak
weggemoffeld ten gunste van mannelijke
schrijvers. Dit was en is ook het geval met
Karolina Pavlova (1807-1893), die als
minder belangrijk werd beschouwd dan
haar man, de schrijver en journalist Nikolaj Pavlov, die eigenlijk maar met één
bundel verhalen succes had.
Maar Pavlova schreef en publiceerde
zowel poëzie als proza, en was een meer
dan verdienstelijk vertaalster. Zij maakte
haar debuut met gedichten in de jaren dertig, en schreef haar novelle Dvojnaja zjizn
(Dubbelleven) in de periode van 1844 tot
1847, die in 1848 uitkwam. In haar werk
speelt gender en met name de positie van
de vrouw een belangrijke rol. In de jaren
veertig en vijftig van de negentiende eeuw
wist elke dichter en schrijver wie zij was.
Daarna geraakte ze in vergetelheid. Tot
de jaren tachtig van de vorige eeuw kende niemand haar, maar vanaf dat moment
zien we met de opkomst van genderstudies de interesse in haar toenemen. In deze
periode werd haar novelle in meerdere talen vertaald, ook in het Nederlands.1 Maar
voordat ik inga op dit spraakmakende
werk, wil ik eerst een korte schets geven
van de ambigue positie van de vrouwelijke dichter of schrijver in het negentiende-eeuwse Rusland. Karolina Pavlova’s
eigen leven is namelijk in meerdere opzichten even ‘dubbel’ of ambigu als dat
van het hoofdpersonage in de novelle.
Voor elke schrijver of dichter, man
of vrouw, spelen factoren die beschouwd
worden als ‘literair sociaal kapitaal’ een
belangrijke rol. Deze term is ontleend
aan het werk van de Franse criticus Pierre
Bourdieu. Hij stelt dat in de verschillende
instituties van de maatschappij altijd een
set van economische, financiële, sociale
en culturele machtsrelaties spelen. Mensen gebruiken allerlei verschillende soorten ‘kapitaal’ om in een bepaald veld te
worden opgenomen of zich te handhaven.
Dit kapitaal speelt een rol voor iemands
plek in het onderwijs, in de maatschappij,
voor zijn ontwikkeling, voor een baan. In
elk domein van de maatschappij worden
mensen wel of niet gesteund door factoren
die in feite hun kapitaal uitmaken, waarmee ze wel of niet een bepaald veld in de
maatschappij kunnen veroveren.
Ook in het literaire veld zijn mensen afhankelijk van hun financiële bronnen, van hun sociale relaties met collega-schrijvers, van uitgevers, maar ook van
de tijdgeest, van het kunnen inspelen op
de interesses of verlangens van de maatschappij, van het kunnen promoten van
het eigen werk, van marketing, et cetera.
Zelfs iemand als Poesjkin was afhankelijk van deze factoren, en ook hij selecteerde bewust met wie hij wel en met wie
hij niet geassocieerd wilde worden. We
spreken hier dus niet alleen over netwerken, maar ook of je wel in de positie bent
om te netwerken, of je een achtergrond
die je helpt of waaraan je je moet ontworstelen, of je het juiste onderwijs, de juiste
kansen hebt gekregen, de juiste mensen
hebt ontmoet, en, niet onbelangrijk, heb je
die kansen ook gegrepen hebt. Dit zijn in
het kort de factoren die het literaire sociale kapitaal kunnen uitmaken. Aan de hand
van het voorbeeld van Karolina Pavlova
zullen we zien dat zij heel wat ‘kapitaal’
tot haar beschikking had en zich om allerlei redenen toch niet een plaats kon veroveren in de Russische literatuur.
Welke mogelijkheden had een vrouw
die, zoals Karolina Pavlova, een grote
literaire ambitie had? Dit betekende eigenlijk meteen al een onmogelijkheid:
vrouw-zijn was geen kapitaal, eerder een
hindernis, want het literaire veld werd gedomineerd door mannen. Het enige dat
voor een vrouw literair kapitaal kon genereren was het hebben van een literaire salon, van waaruit ze zichzelf kon profileren
en de literaire productie kon beïnvloeden.
Een zekere mate van welgesteldheid was
niet genoeg, een vrouw kon alleen een
salon opzetten als zij ook getrouwd was.
Met een salon kon een vrouw dankbaarheid en goodwill verkrijgen van schrijvers door hen een forum voor hun werk te
verschaffen. Het gaf haar ook een unieke
kans om op een soort van gelijke voet met
schrijvers en uitgevers te komen. Een salon vereiste de beschikking over veel geld
en was aangewezen op een goede locatie.
Een literaire salon in de provincie genereerde veel minder kapitaal, in de zin van
mogelijkheden en invloed, dan een salon
in Moskou of Sint-Petersburg.
Avdotja Jelagina (1789-1877) bijvoorbeeld had twintig jaar lang een enorm
succesvolle salon in Moskou. De gasten
die bij haar kwamen waren onder anderen Zjoekovski, Tsjaadajev, Poesjkin, Gogol, Baratynski, Herzen. Danzij dit soort
relaties had Jelagina een enorme invloed
in literaire kringen. Hoewel zij zelf niet
schreef, redigeerde ze wel tijdschriften en
ze vertaalde veel. Haar vertalingen werden natuurlijk ook uitgegeven. Juist deze
salons in de grote steden, en in mindere
mate ook die in de provincie, bleven in het
literaire geheugen bewaard, omdat veel
schrijvers hierover schreven. Vrouwen
konden in hun eigen salons de ruimte nemen om ook zichzelf als dichter te presenteren. In literaire kringen, zoals bijvoorbeeld Arzamas of Beseda hadden ze die
mogelijkheid niet, omdat alleen mannen
hier de dienst uitmaakten. Toch leidde het
presenteren van eigen werk ook tot irritatie of spot van mannelijke schrijvers. Zo
schreven zij in hun brieven over Pavlova
dat ze te veel met haar eigen werk bezig
was, of schreven tussen aanhalingstekens
dat ze haar werk zo goed vonden. Maar
desondanks werden vrouwen dus in ieder
geval opgemerkt en ergens genoemd, een
magere oogst, maar toch. Karolina Pavlova was beslist geen lelijke vrouw, maar
ook aan schoonheid kleefden bezwaren.
Schoonheid werd beschouwd als machtsmiddel van de vrouw, dat ingedamd moest
worden. Bovendien werd het vaak geassocieerd met iets gevaarlijks en demonisch.
De vragen die ik hier wil beantwoorden zijn: uit wat voor bronnen kon Pavlova tappen en wat voor effect had dit op
de literaire receptie van haar werk? Welk kapitaal had zij tot haar beschikking en
hoe zette zij dat eventueel in om zich als
dichter te kunnen profileren?
Karolina Karlovna (von) Jänisch, zoals
haar meisjesnaam officieel luidde, werd
in 1807 in Moskou geboren. Tijdens de
Napoleontische oorlog vluchtte het gezin
naar Jaroslavl en keerde vervolgens weer
naar Moskou terug. Haar vader had een
Duitse achtergrond, was arts en doceerde
aan de hogeschool in Moskou. Haar moeder was Frans en het gezin was Luthers.
In het begin van de negentiende eeuw had
je als vrouw in het algemeen geen toegang tot goed onderwijs. Als je geluk had,
kreeg je privéonderwijs en dit was ook bij
Pavlova het geval. Zij kreeg thuis zelfs
uitzonderlijk goed onderwijs, ze sprak
Duits, Engels, Frans, Italiaans, en Pools
en was ook ingewijd in de desbetreffende
literaturen. Dit was dus een voordeel. De
bovenlaag van de maatschappij bestond
toen echter vooral uit een aristocratie die
van oude Russische families stamde. Het
feit dat haar familie Duits was en bovendien Luthers en niet Orthodox, werkte eigenlijk niet als kapitaal, het vervreemdde
haar van haar tijdgenoten die haar perfecte beheersing van de verschillende talen
vaak belachelijk maakten.
Maar Pavlova was niet gek en zeer
ambitieus. Zij transformeerde haar Duitse achtergrond in Russisch kapitaal door
vertalingen van bekende Russische dichters in het Duits te vertalen en deze naar
niemand minder dan Goethe te sturen.
Hij prees haar vertalingen en dit zette zij
in haar album. Dankzij haar vaders connectie met Avdotja Jelagina werd zij door
haar gevraagd om wat gedichten voor te
dragen in haar salon. Later kwam ze ook
in de salon van Volkonskaja, die connecties had met de tsaar zelf. Hier ontmoette Pavlova Poesjkin en de Poolse dichter
Mickiewicz, die tien jaar ouder was dan
zij. In 1827 deed de laatste haar een aanzoek; een huwelijk met hem had haar kapitaal aanzienlijk kunnen vergroten. Maar
een rijke oom van Pavlova had bezwaar
tegen het huwelijk, omdat Mickiewicz totaal aan de grond zat. De oom dreigde haar hele familie te onterven, als ze zich met
hem verloofde. Later verbrak Mickiewicz
zelf de verloving, maar toch leidde deze
tijdelijke connectie met hem tot een aantal
artikelen die de naam van Pavlova levend
hielden. Ondanks al deze voordelen was
het voor Pavlova het toch lastig om een
literaire carrière op te bouwen, want één
ding woog op tegen alle voordelen, en dat
was dat ze een vrouw was.
Aanvankelijk vertaalde ze veel gedichten van haar tijdgenoten in het Duits,
Poesjkin, Zjoekovski, Del’vig, et cetera.
Een bekend Duits tijdschrift (Das Nordlicht) publiceerde deze. Ze vertaalde ook
gedichten van Mickiewicz in het Frans,
gepubliceerd in Les Préludes (1839). Bovendien bevatten beide uitgaven ook een
paar gedichten van haarzelf, een mooie
marketingtruc. Er waren ook mannelijke
schrijvers die vertaalden, maar dan naar
het Russisch toe, en met name uit het
Frans. In de loop van de tijd deed Pavlova
beide, zowel naar het Russisch als vanuit het Russisch naar Frans en Duits. De
invloedrijke recensent Belinski schreef
mooie recensies over haar vertalingen,
maar zelden over haar gedichten.
Pavlova’s rijke oom, dezelfde die
haar had gedreigd te onterven als ze met
Mickiewicz trouwde, stierf in 1836 en
plotseling was zij zeer welgesteld. Hoewel ze al bijna dertig was en in die tijd
als een oude vrijster bestempeld werd,
kwamen heel veel mannen op haar af.
Zowel Ivan Kirejevski als Nikolaj Jazykov waren verliefd op haar, maar zij zelf
koos Nikolaj Fillipovitsj Pavlov. Toen zij
trouwden schreef een vriend van Poesjkin:
‘Nikolaj Pavlov gaat trouwen met Mademoiselle Jaenisch, bekend als schrijfster,
maar meer bekend als vertaalster van
jouw werk.’ Pavlov was de bastaardzoon
van een landeigenaar en een Georgische
lijfeigene. Hij werd in het gezin van de
landeigenaar opgenomen en kreeg privéonderwijs met vakken als Frans, Duits,
en Latijn. Toen zijn vader stierf gaf de
familie hem de vrijheid. Hij studeerde
rechten in Moskou, maar ambieerde eigenlijk een carrière in het theater. Toen dit mislukte, werd hij uiteindelijk schrijver van verhalen en gedichten, met name
was hij bekend om zijn scherpe epigrammen. Later werd hij journalist. In de periode dat Pavlova hem leerde kennen, had
hij net veel succes gehad met zijn bundel Tri povesti (‘Drie novellen’), die de
lijfeigenschap sterk bekritiseerden. Veel
schrijvers, onder wie Poesjkin, waren zeer
enthousiast over dit debuut. Maar bij zijn
latere bundels bleef dit succes uit. Karolina’s keuze voor Pavlov blijft een raadsel,
want Pavlov was, gezien zijn achtergrond,
op zijn zachtst gezegd een merkwaardige
partij. Dat zij zelf voor hem heeft gekozen
was duidelijk, haar vader liet haar volkomen vrij in dezen. Misschien bepaalde het
toenmalige en kortstondige succes van
Pavlov haar keuze, misschien identificeerde zij zich met hem, omdat zij beiden
eigenlijk buiten het aristocratisch establishment vielen, maar achteraf bezien had ze
beter iemand anders kunnen kiezen. Het
bleek geen gelukkig huwelijk. Pavlov erkende later dat hij met haar voornamelijk
om haar geld getrouwd was. Hij was een
hartstochtelijke kaartspeler, maar dit hield
hij nog even voor zich. Het paar kreeg een
zoon, Ippolyt.
Als welgestelde en getrouwde vrouw
kon Pavlova nu in ieder geval een salon
opzetten; deze werd ongeveer tien jaar
lang een van de belangrijkste salons in
Moskou. De salon kon wedijveren met die
van Rostoptjsjina in Sint-Petersburg en
was op donderdagen open. Hier droegen
dichters hun werk voor, de westerlingen
en slavofielen hadden hier hun discussies.
Alle hiervoor genoemde factoren werkten
nu in Pavlova’s voordeel: aanzien, rijkdom, literaire connecties, locatie, dankbaarheid van haar mannelijke collega’s
voor de vertalingen die hen roem buiten
Rusland brachten en natuurlijk Nikolaj
Pavlovs journalistieke connecties. Belinski, Lermontov, Grigorjev, Toergenjev, en
Aksakov frequenteerden haar salon. Deze
schrijvers hadden hun eigen tijdschriften
en konden zo ook voor publicatie van haar
gedichten zorgen, en niet alleen hierin
maar ook in bundels of almanakken.
In tegenstelling tot andere schrijfsters
was Pavlova nu invloedrijk en kon ze haar
werk publiceren. Omdat Russische adjectiva en werkwoorden in de verleden tijd
worden verbogen konden vrouwelijke
dichters in principe kiezen tussen vrouwelijke of ‘neutrale’ mannelijke eindes. Met
dit laatste negeerde de vrouw dan eigenlijk
haar eigen gender en dit had voordelen.
Want als ze koos voor vrouwelijke verbuigingen dan werd ze meteen geplaatst
in het veld van die Ander, de vrouw, die
er niet toe deed. Ze kon dit alles ook vermijden en alleen in de tegenwoordige tijd
schrijven.
Maar Pavlova aarzelde niet om ook
over zichzelf in de vrouwelijke vorm te
schrijven. Ze beschouwde zichzelf als een
professionele dichter en vond het dichterschap zware arbeid. Hierover schreef ze
later geëmotioneerd: ‘Moja napast’! Mojo
bogatstvo! Mojo svjatoe remeslo!’ (‘Mijn
ongeluk! Mijn rijkdom! Mijn heilige ambacht!’). Uit deze gepassioneerde woorden kunnen we zien hoe ernstig en serieus ze haar schrijverschap opvatte. Vaak
haalde ze Baratynski aan, die haar ooit
een ‘poèt’ (dichter) noemde: ‘u noemde
mij een dichter en vanaf toen geloofde ik
in mezelf’ (‘menja vy nazvali poètom, i ja togda verila v sebja’). Deze uitspraak van
Baratynski was dan ook niet onbelangrijk, want hij noemde haar hier een ‘poèt’
en niet, zoals gebruikelijk was, ‘poètessa’
(dichteres). In haar werk verwijst Pavlova
ook nooit naar zichzelf als poetessa en dit
is significant. De term ‘poetessa’ waarmee
alle dichteressen in de negentiende eeuw
werden afgedaan, was eigenlijk negatief.
Het betekende in wezen dat het om een
aantrekkelijke vrouw ging die ook nog gedichtjes schreef, het verwees ook naar gekunsteld en onbetekenend werk. Pavlova
wees deze benaming dus bewust af, omdat
ze zichzelf als een echte dichter beschouwde en als zodanig niet alleen door Baratynski maar ook door anderen erkend wilde
worden, en dat was nu net het probleem.
Juist hierom werd ze bekritiseerd, omdat
men vond dat ze zichzelf als dichter te veel
profileerde en haar dichterschap als vrouw
veel te serieus nam. Hiermee overschreed
ze impliciet de toenmalige gendernormen.
‘Ze denkt dat ze een genie in jurk is’, zei
iemand over haar. Hiermee impliciet te
kennen gevend dat een genie alleen maar
mannelijk kan zijn. Pavlova werd, hoewel
ze ook succes had, toch terzijde gezet als
pretentieus en onnatuurlijk.
Ook Pavlova’s eigen man maakte haar
belachelijk en begon haar geld te vergokken. Hij verspeelde uiteindelijk haar
fortuin en had een relatie met haar jongere nicht, waarmee hij een tweede gezin
stichtte. Toen Pavlova in 1852 protesteerde tegen het gedrag van haar man, werden
de mannelijke gelederen gesloten en nam
iedereen het op voor Pavlov. Want dit kon
een man nu eenmaal straffeloos doen.
Toen haar vader bij de politie klaagde over Pavlov, werd zijn huis doorzocht
en boeken die verboden waren in beslag
genomen. Hij werd gearresteerd en naar
Perm verbannen. Toen was het hek van de
dam: Pavlova was de grote boosdoener en
Pavlov werd gezien als de martelaar. Haar
werk werd nu nog extra negatief beoordeeld: zogenaamd mooie woorden maar
geen enkele inhoud, en dergelijke. Zowel
financieel als sociaal werd haar positie in
Moskou onhoudbaar.
Uiteindelijk verliet ze Rusland en
vertrok ze met haar moeder en haar zoon
naar Estland. Na wat omzwervingen in
Italië en Zwitserland werd Dresden haar
vaste woonplaats. Hier ontmoette ze graaf
Aleksej Tolstoj, wiens werk zij in het
Duits vertaalde. Hun relatie was warm
en respectvol, maar toen Tolstoj in 1875
overleed, werd ze eigenlijk brodeloos. In
1893 stierf Pavlova in armoede en vergetelheid. Zij overleefde haar man, die al in
1864 na een lang ziekbed was gestorven
en ook haar zoon, die weer naar Moskou
was teruggekeerden en in 1882 stierf.
Toen Pavlova begin jaren vijftig van
de negentiende eeuw Rusland verliet en
zo haar hele kapitaal en reputatie verloor,
voltrok zich gelijktijdig een verandering
in het literaire leven. De salons die door
de aristocratie of in ieder geval de rijke
bovenlaag gerund werden, verloren hun
aanzien en de radicale intellectuelen werden met hun dikke tijdschriften steeds belangrijker.
De laatste bundel gedichten van Pavlova verscheen in 1863, twee jaar nadat de
lijfeigenschap was afgeschaft. Dankzij een
minder strenge censuur konden nu ook sociale problemen aangekaart worden. De afschaffing van de lijfeigenschap en de problemen die daarmee gepaard gingen werden met goedkeuring van tsaar Aleksander
II in de tijdschriften besproken. De radicalen deden Pavlova’s gedichten af als te
frivool, romantisch, en ouderwets, maar
het voornaamste argument was dat ze
ook niet geïnteresseerd zou zijn in maatschappelijk relevante onderwerpen. Dat
ze met haar novelle Dubbelleven (1847)
toch in ieder geval de vrouwenkwestie had
aangesneden, werd niet gezien, daarvoor
was het nog te vroeg. De vrouwenkwestie
werd pas met Tsjernysjevski’s boek Wat te
doen? (1863) een hot item in Rusland.
De symbolist Brjoesov herontdekte
Pavlova begin twintigste eeuw en raakte
enthousiast over haar werk. In deze ontdekking van Pavlova als schrijfster zien
we dat weer vormen van literair kapitaal
een rol spelen: de symbolisten waren geïnteresseerd in Europese literatuur, dus hier werkte Pavlova’s kosmopolitische
en Duitse achtergrond als voordeel. Ook
waren de symbolisten geïnteresseerd in de
plejade rond Poesjkin en in Mickiewicz.
De genderkwestie werd nog steeds niet
aangeroerd, Brjoesov had het steeds over
Karolina als hij haar gedichten besprak,
iets wat niet in zijn hoofd zou opkomen
als hij het over Poesjkins gedichten zou
hebben. Nogal flauw werd vooral haar ongelukkig huwelijk gezien als oorzaak voor
de verminderde aandacht voor haar werk.
Dit soort redenen wordt bij mannelijke
schrijvers nooit in stelling gebracht. Het
jaar dat haar werk in twee delen door Brjoesov werd uitgebracht was 1914. Misschien omdat toen de Eerste Wereldoorlog
uitbrak heeft deze uitgave maar weinig
weerklank gekregen, behalve van Anna
Achmatova en Marina Tsvetajeva. Beide
dichteressen prezen haar werk en hebben
Pavlova’s credo dat het dichterschap ‘een
heilig ambacht’ is zeer ter harte genomen.
Pas weer vijftig jaar later werd ze ontdekt door de slavist Tsjizjevski, en dan
vooral als vertaler. In datzelfde jaar komt
er een uitgave van haar poëzie uit in de
prestigieuze reeks Biblioteka poèta (‘De
bibliotheek van de dichter’); deze legt
de basis voor literatuurwetenschappelijk
onderzoek van haar werk. In de jaren zeventig komt het literair feminisme op en
krijgt Karolina Pavlova eindelijk de aandacht die ze al zolang verdiende.
Dvojnaja zizn (Dubbelleven) werd gepubliceerd in 1847, Pavlova stond toen op
het toppunt van haar roem. Het eerste
hoofdstuk was al een jaar daarvoor verschenen en er werd met spanning naar
de gehele novelle uitgekeken. De recensies waren lovend, het werk werd zeer
geprezen, men vond het origineel zowel
qua vorm, namelijk proza gecombineerd
met poëzie, als qua inhoud opmerkelijk.
De poëzie was ‘scherp en energiek, het is
moeilijk hier de tedere hand van de vrouw
te herkennen’.
Pavlova schrijft in wezen een traditionele svetskaja povest (‘society-tale’);
met veel ironie en sarcasme beschrijft ze de bovenlaag van de maatschappij, zoals
we dat bijvoorbeeld ook van Lermontov
kennen. Bij Lermontov is het hoofdpersonage echter altijd een man, die zich van
die mondaine wereld heeft afgekeerd en
deze met de nodige distantie en commentaar beschouwt. Een groot verschil met
Dubbelleven is dat in deze novelle niet
alleen een vrouw het hoofdpersonage is,
maar dat er eigenlijk alleen maar vrouwen
figureren, die hun wereld vast in handen
hebben en houden. De alwetende verteller is eveneens een vrouw en voor het
eerst domineert het kritische oog van de
vrouw, die observeert, en flink wat ironisch commentaar levert. Mannen komen
alleen voor als gasten in de salon en als
eventuele huwelijkskandidaten. Zij worden echter als marionetten door de vrouwen tegen elkaar uitgespeeld zonder dat
ze dat in de gaten hebben. De vader van
Caecilia, de hoofdpersoon, komt slechts
drie keer in de novelle voor als ‘de man
van Vera Vladimirovna’ (Vera is de moeder van Caecilia), waarmee de verhouding
in huis meteen duidelijk is. In deze wereld
hebben mannen niets in te brengen.
De novelle is opgedragen aan alle
vrouwen, die ‘Geve God ook u, verwante
onbekenden / gevangen in dit leven van
bedrog, / een glimpje van dat and’re leven, / de vrijheid van een zuiv’re droom.’
(p. 6) Hiermee is meteen de toon gezet:
in proza worden ongeveer drie maanden
van het nogal kunstmatige leven vol lege
plichtplegingen van Caecilia von Lindenborn in de high society weergegeven. Zij
is een achttienjarig huwbaar meisje en net
als Pavlova zelf van Duitse afkomst. De
uitspraak van een van de gasten dat hij ‘al
die Duitse en halfduitse vrouwen niet kan
uitstaan’ (p. 7), verwijst zeker naar het gevoel dat Pavlova zelf altijd moet hebben
gehad. De gedichten waarmee elk van
de tien hoofdstukken afgesloten wordt,
gaan inderdaad over een ander leven,
waar fantasie en verbeelding, vrijheid en
creativiteit het hoofdpersonage, Caecilia,
als alternatief wordt aangeboden in haar
dromen. Kortom elk hoofdstuk geeft een
dag weer, waarna Caecilia zich in haar kamer terugtrekt, de dag overdenkt en
vervolgens in slaap valt, waarna de gedichten/dromen komen. Er vindt dus eigenlijk altijd een soort transitie van proza naar poëzie plaats, waarin de zinnen
ook wat meer ritmisch, en meer elliptisch
worden. De gedichten kunnen freudiaans
uitgelegd worden, namelijk als het onderbewuste van Caecilia dat gaat opspelen,
omdat haar echte natuur overdag sterk
onderdrukt wordt. Proza en poëzie zijn op
deze manier sterk met elkaar verbonden
en kunnen ook niet los van elkaar gezien
worden. De plot is enigszins simpel, een
huwbaar meisje vindt een partner, met wie
ze gaat trouwen. Maar het commentaar
van de verteller op de huiselijke omstandigheden, op het koppelen, op vrouwen,
en op de opvoeding van jonge adellijke
meisjes is niet voor de poes.
Voor Caecilia en haar vriendin Olga
en haar moeder bestaat het leven voornamelijk uit bals, feesten en het frequenteren van salons. Haar moeder heeft ook een
salon en hier wordt Caecilia geraakt door
een gedicht van Schiller dat voorgedragen
wordt. Als ze ’s avonds alleen op haar kamer aan het gedicht denkt, overweegt ze
zelf gedichten te schrijven. Maar ze wijst
dit al snel van de hand, omdat ze weet
dat er weliswaar vrouwelijke dichters
bestaan, ‘maar dat was haar altijd voorgesteld als een uiterst treurige, abnormale
situatie, als een rampzalige en gevaarlijke ziekte.’ (p. 35) Een andere reden is dat
haar moeder haar zo gevormd en gekortwiekt heeft, dat de kiem van dromen en
fantaseren al bij voorbaat uitgeroeid is.
Haar gesnoeide geest en de onnatuurlijkheid hiervan wordt vergeleken met een
tuin, ofwel met het ‘aristocratisch groen’,
waar geen verwelkt blaadje te bekennen
is en ‘al het grove, banale, vulgaire van
Gods schepping was uitgebannen.’ (p. 40)
Twee mannen, prins Viktor en de veel
minder welgestelde Dmitri, lijken zowel
naar de hand van Olga als naar die van
Caecilia te dingen. Caecilia is gecharmeerd van Dmitri en heeft geen idee
wat het betekent als je arm bent; in haar
fantasie maakt ze daar een mooie pastorale van, die de werkelijkheid geen recht
doet. De moeder van Olga regelt het via
slinkse wegen zo dat Dmitri uiteindelijk
de hand van Caecilia vraagt, zodat zij de
rijke prins voor haar dochter kan strikken.
Vera, de moeder van Caecilia, die denkt
dat de prins zijn oog op haar dochter
heeft laten vallen, wordt lang in het ongewisse gelaten. Pas nadat Caecilia een
huwelijksaanzoek heeft aanvaard wordt
het Vera duidelijk dat het om Dmitri gaat,
maar dan kan ze er niets meer tegenin
brengen. Uiteindelijk laat de prins weten
dat hij naar Parijs vertrekt.
Aan alle kanten intrigeren de vrouwen
om gedaan te krijgen wat ze willen, de
dochters wordt niets gevraagd en hebben,
zo laat Pavlova zien, eigenlijk ook geen
benul. Het zelf nadenken is een onmogelijkheid geworden door deze opvoeding.
De verteller nagelt de opvoeders, dat wil
zeggen de moeders, die generaties lang
hun dochters zo geknecht hebben, dan
ook aan de schandpaal:
Als Caecilia aan het slot van de novelle trouwt met Dmitri, die toch de man
van haar keuze leek, slaat de twijfel flink
toe. De novelle eindigt met de volgende
zin: ‘Langzaam dreven zware, dreigende
wolken voorbij, naar onbekende verten’ (p.
129), en hoewel we verder niets vernemen,
is het duidelijk dat het meisje haar ongeluk
tegemoet gaat. Het laatste gedicht bevestigt
dat ook: ‘Zeg jij, o poëzie, mij nu vaarwel?
/ Moet ik mijn jeugdig ideaal verlaten? /
En zal ik vinden inhoudloze rust?’ (p. 130)
Er zijn meer autobiografische elementen
in deze novelle dan de reeds aangeduide
Duitse herkomst van de hoofdpersoon.
Haar overweging om zelf gedichten te
gaan schrijven, wijst ze zelf meteen af,
omdat een vrouwelijke dichter een abnormaliteit is. En dit is precies wat ook Pavlova haar hele leven heeft ondervonden.
Haar voorgenomen huwelijk met de armere Dmitri herinnert natuurlijk ook aan
Pavlova’s keuze voor Pavlov.
De oppositie tussen de vriendinnen
van Caecilia, die haar trouwjurk bewonderen en de vrijgezellenavond van Dmitri,
waar alleen maar gedronken wordt (wat
zich wekelijks in de toekomst zal herhalen), spreekt voor zich. Het enige dat
anders is, is dat Pavlova een vrijere opvoeding heeft gehad waar kunst en cultuur
een groot accent kregen. Juist hierdoor en
door haar uitzonderlijke positie binnen het
literaire veld, kon zij de vrouwenwereld in
de society van buitenaf observeren. Haar
oordeel is vernietigend en hiermee plaatst
ze zich in de meer sociaal geëngageerde
literatuur, die later zoveel opgang zou maken. Haar novelle is niet alleen een korte roman, maar ook een oproep aan alle
vrouwen en mannen om de opvoeding van
jonge meisjes te veranderen, om de vrouw
vrij te maken.