Dolph Kohnstamm1



Over hoe het woord moral’naja te vertalen in een beroemde passage uit Tolstojs boek Jongensjaren




In het hoofdstuk ‘Een nieuwe kijk’ aan het begin van Tolstojs Jongensjaren heeft de jonge Lev Ivanovitsj een lang gesprek met zijn nichtje Katjenka in de koets waarmee zij onderweg zijn naar Levs grootmoeder in Moskou na de dood van Levs moeder op het landgoed Jasnaja Poljana. Katjenka ziet haar toekomst in Moskou somber tegemoet. Zij wil het liefst toneelspeelster worden en Lev begrijpt dat niet. Zij zegt dat zij waarschijnlijk wel in een klooster zal moeten gaan en dan altijd in het zwart gekleed zal gaan.

Lev is door dat idee verbijsterd en het maakt dat hij zijn eigen bevoorrechte gezinsleven zonder financiële zorgen voor de toekomst voor het eerst ziet als in dat opzicht totaal verschillend van dat van haar en haar moeder. Even voor dat gesprek heeft hij zich voor het eerst het grote klassenverschil gerealiseerd tussen zijn familie en dat van de mensen in de stadjes en dorpen die zij in hun rij van koetsen passeren.

Voor het eerst drong in alle duidelijkheid tot mij door dat wij, dat wil zeggen onze familie, niet alleen op de wereld waren, dat niet alles om ons draaide, maar dat een ander leven bestond, die van mensen die niets met ons van doen hadden, zich niet om ons bekommerden en zelfs geen idee van ons bestaan hadden. Ongetwijfeld wist ik dat voordien ook wel maar niet op de manier als ik het nu besefte, begreep, gevoelde.

Een idee verandert in een overtuiging, slechts langs één bepaalde weg, die dikwijls volkomen geheel onverwachts is en anders dan de wegen die andere geesten bewandelen om tot dezelfde overtuiging te geraken. Die weg was voor mij het gesprek met Katjenka, waardoor ik zo sterk was geraakt en was gedwongen om over haar toekomstige positie na te denken. Toen ik naar de dorpen en steden keek die wij passeerden, waar in elk huis minstens net zo’n familie woonde zoals de onze, naar de vrouwen en kinderen die een nieuwsgierige blik op ons rijtuig wierpen en voor altijd uit het oog verdwenen, naar de winkeltjes, de boeren, die ons niet alleen niet groetten, zoals ik in Petrovskoje altijd gewend was geweest, maar ons zelfs geen blik waardig keurden, toen kwam voor het eerst de vraag bij mij op: als ze zich helemaal niet om ons bekommeren, waar kunnen zij dan mee bezig zijn? En deze vraag deed weer andere rijzen: hoe leven ze en waarvan, hoe voeden ze hun kinderen op, wat voor onderwijs geven ze hun, laten ze hen spelen, hoe straffen ze hen enzovoort?2

Dit laatste gedeelte van Jongensjaren wordt voorafgegaan door een beroemde passage waarin mijn vertaalprobleem schuilt en waarin Tolstoj zich rechtstreeks tot zijn lezer wendde. Ik citeer uit Arthur Langevelds recente vertaling:

Is het u, lezer, op enig moment van uw leven wel eens overkomen dat u ineens merkte hoezeer uw kijk op de dingen volkomen was veranderd, alsof alle voorwerpen die u tot dan toe had gezien u een andere, onbekende kant hadden toegekeerd? Zo’n soort […] verandering voltrok zich in mij voor het eerst tijdens onze reis, die ik beschouw als het einde van mijn kinderjaren. Het vertaalprobleem dat ik u voorleg, lezer, zit in de paar regels hierboven. In het woord dat ik hier tussen de rechte haakjes wegliet. In het Russische origineel van Tolstoj staat daar het woord ‘moral’naja’.

Wie een woordenboek bij de hand heeft zoeke naar de verschillende betekenissen die dat woord kan hebben. Mijn bezwaar is dat Arthur Langeveld dat in zijn nieuwe vertaling van Jongensjaren vertaalde met de eerste betekenis : ‘morele’ alsof het dus om een morele omwenteling zou gaan. Aleida G. Schot vertaalde het indertijd met ‘geestelijke’, dus om een ontwikkeling in de geest. Hoezeer ik ook Langevelds vertaling verkies boven die van Schot; ik vind een vertaling in morele verkeerd en in geestelijke beter, omdat ik het zie als een ontwikkeling in het denken van de jonge Tolstoj en niet in een ontwikkeling van zijn moreel besef of moraliteit. UvA alumnus Pieter de Rijke, in 1990 afgestudeerd bij professor Honselaar, heeft op ru.wiktionary.org voor mij gevonden dat het Russische ‘moreel’ twee betekenissen kan hebben. De eerste: ‘morele’ of ‘zedelijke’, de tweede ‘geestelijke’ of ‘psychologische.’ Aleida Schot had dus gelijk.

Overigens koos ook de Duitse vertaler Hermann Asemissen in 1964 voor het Duitse woord ‘moralisch’. Maar dan denk ik aan wat mijn overleden vriend de slavist Sander Zweers beweerde, die mij altijd voorhield: ‘Duitsers kunnen geen Russisch vertalen!’







1 Dolph Kohnstamm, emeritus hoogleraar ontwikkelingspsychologie aan de Universiteit Leiden, is de auteur van het boek Plotseling zelfbesef (2020) en van het boekje De onbekende Tolstoj (1974) over de jonge Tolstoj als onderwijzer van de kinderen van zijn boeren. Beide titels zijn uitgegeven door de academische uitgeverij Eburon te Utrecht.
2 Alle citaten komen uit Lev Tolstoj, Jongensjaren. Vertaling Arthur Langeveld. Hoogland & van Klaveren, z.p. 2008.




<   

TSL 84

   >