In de herfst van 1886 verscheen voor het eerst een boek van Tolstoj in Nederlandse vertaling, of meer precies: twee titels in een band. De novelle De Kozakken (Kazaki, 1863) werd gebundeld met Tolstojs verhalen over de Krimoorlog, Tafereelen uit het beleg van Sebastopol (Sevastopol’skie rasskazy, 1854-1855). In Parijs woedde de literaire ‘Russomanie’ volop, en de hype waaide nu ook over naar Amsterdam. Toch was de dubbele tekst van uitgever Adrianus Rössing niet het echte debuut van Tolstoj in het Nederlands. Al in 1884 was het verhaal ʻDe onschuldig veroordeeldeʼ (ʻBog pravdu vidit, da ne skoro skazjetʼ; letterlijk ʼGod ziet de waarheid, maar openbaart die niet snelʼ) verschenen in het Algemeen Handelsblad, de Amsterdamse krant die vandaag verder leeft in de titel NRC Handelsblad.
‘Bog pravdu vidit, da ne skoro skazjet’ is een parabel die behoort tot Tolstojs literair-pedagogische oeuvre, en verscheen in diens Azboeka (1872). Het verhaal vertelt de lotgevallen van de levenslustige koopman Aksjonov die bij het bezoek aan een jaarmarkt er wordt ingeluisd en veroordeeld wegens moord, 26 jaar in Siberische werkkampen slijt om daar ten slotte de echte moordenaar, Makar Semjonovitsj, te ontmoeten. Eind goed, al goed…, maar het verhaal neemt een onverwachte wending en eindigt (gelukkig) niet zoals een sentimentele roman. De onschuldig veroordeelde Aksjonov sterft net voor het gratiebesluit de gevangenis bereikt. Het korte verhaal is een echo van een episode in Oorlog en vrede, waar Platon Karatajev een gelijksoortig verhaal vertelt aan Pierre Bezoechov. Na 1881 wierp Tolstoj het grootste deel van zijn literaire oeuvre overboord. Voor ʻBog pravdu viditʼ maakte hij een uitzondering, zo schrijft hij in Wat is kunst?: ‘Daarbij zij aangetekend dat ik al mijn eigen literaire werk reken tot de slechte kunst, met uitzondering van het korte verhaal ‘God ziet de waarheid’, dat aanspraak maakt op een plaatsje bij de eerste soort van inhoudelijke goede kunst (…).’
Toen ʻDe onschuldig veroordeeldeʼ verscheen, was Tolstoj bij het grote publiek in Nederland nog volslagen onbekend. De auteur was in maart 1880 wel kort ter sprake gekomen in een artikel in het Oost-Indische dagblad Locomotief, waar men een lijn trok van het Russische nihilisme naar het veronderstelde nihilistische epos Oorlog en vrede, ‘de merkwaardigste roman, die er in de laatste jaren in Rusland verschenen is.’ ‘Een der helden van het boek (Pierre Bezoechov, GR) legt zich dikwijls de vraag voor, of alles wat om hem voorvalt niet bedrog is en of hij zelf niet een deel uitmaakt van dat bedrog.’ Vojna i mir was in 1879 in een Franse vertaling verschenen, maar die uitgave had niet veel succes gehad.1 In 1885 zou Locomotief haar beoordeling van Tolstoj als nihilist bijstellen. In een van de eerste uitgebreide Nederlandstalige beschouwingen over de schrijver wordt de toon gezet voor de receptie van Tolstoj. In ‘Een Russisch edelman als apostel’ heeft men het over de bekering van Tolstoj, die ‘aan de gestelde machten den handschoen toewierp’. ‘Hij wil dat de meer begiftigden der maatschappij vrijwillig afstand zullen doen van al wat zij bezitten en arm zullen zijn met de armen; dat iedereen in het zweet zijns aanschijns zijn brood zal verdienen en dat een iegelijk in domme onwetendheid zal blijven verkeeren. Zijn program (…) beoogt een algeheele revolutie en kan niet anders dan opgang maken onder het langverdrukte Russische volk.’
ʻDe onschuldig veroordeeldeʼ kwam, zoals tot een eind in de twintigste eeuw de regel was, tot stand dankzij een tussenvertaling. De Franse vertaling van ʻBog pravdu vidit, da ne skoro skazjetʼ was een maand eerder als ʻUn casʼ verschenen in de Revue Internationale, een Franstalig tijdschrift dat in Florence werd uitgegeven door de oriëntalist Angelo De Gubernatis. De Italiaan was een adept van ʻWeltliteraturʼ, in de betekenis die Johann Wolfgang von Goethe eraan gaf: het circuleren van literatuur langs internationale netwerken van intellectuelen. De Revue Internationale werd dan ook verspreid in grote delen van Europa, de Nederlandse distributeur was boekhandelaar Simon Cornelis van Doesburgh uit Leiden. De Revue Internationale had uitgesproken Europese ambities en wilde via de literatuur de culturele en politieke eenmaking van Europa bewerkstelligen. Een paneuropees project avant-la-lettre, waarin elke schrijver ‘qui pense haut’ een plaats krijgt in de ‘literaire monarchie’. ‘We zouden van onze Revue het orgaan willen maken van deze grote intellectuele monarchie,’ schrijft De Gubernatis in de opdrachtverklaring van het tijdschrift. Hij was er stellig van overtuigd dat de culturele verbondenheid een desastreuze Europese oorlog kon voorkomen. ‘De Revue wil eerst de grootst mogelijke inspanning leveren om alle geweldenaars te ontwapenen en om, zonder uitzondering, alle verstoorders van de vrede te brandmerken.’ De Gubernatis wilde naar eigen zeggen ‘een zaadje’ planten om het menselijk ras te veredelen. ‘De Revue Internationale zal, hetzij via originele artikelen, hetzij via vertalingen, of besprekingen van boeken en brieven geschreven door eminente schrijvers proberen om wat het mensdom ons als meest verhelderende te bieden heeft, te verzamelen zoals een geparfumeerd boeket; en te berichten over al het essentiële dat zich afspeelt in de hedendaagse intellectuele wereld.’ De Gubernatis ruimde in de Revue Internationale graag een plaats in voor Russische literatuur, waar hij dankzij zijn Russische echtgenote Sof’ja Bezobrazova een bijzondere affiniteit mee had. De Russische literatuur reisde op dat moment al via tijdschriften door Europa, nog voor uitgevers op de kar sprongen. Vanaf oktober 1883 wierp de Franse burggraaf en diplomaat Eugène-Melchior de Vogüé (1848-1910) zich op als de ambassadeur van de Russische literatuur. In de Revue des Deux Mondes publiceerde de Vogüé invloedrijke artikelen over Toergenjev, Tolstoj, Dostojevski en Gogol. Het Parijse tijdschrift werd in grote delen van Europa gelezen, en dat was in Nederland niet anders. Vertalingen in periodieken zijn in het receptieonderzoek vaak stiefmoederlijk behandeld. Onterecht, want in Frankrijk en in Engeland is gebleken dat Russische literatuur lange tijd circuleerde in kranten en tijdschriften, en vaak pas nadien in de boekhandel terechtkwam.
De onschuldig veroordeelde werd zonder inleiding over de auteur of het werk aan de lezers van het Algemeen Handelsblad voorgelegd, een bevestiging van de bescheiden status in Nederland van Tolstoj in 1884. Het verhaal kreeg in de krant een plaats op het ‘rez-de-chaussée’, zoals het in het jargon heet: de plaats onderaan een krantenpagina die traditioneel was voorbehouden aan feuilletonromans. Het verhaal vertoeft er in het gezelschap van zoekertjes voor dienstboden, aanbiedingen van pianoles en reclame voor glycerinezeep, ‘zacht en zuinig!’ Het Algemeen Handelsblad blijkt een neus te hebben gehad voor literatuur zonder houdbaarheidsdatum. Treasure Island van Robert Louis Stevenson werd als Goud-Eiland in hetzelfde nummer als feuilleton afgedrukt. De Russische titel ʻBog pravdu vidit, da ne skoro skazjet’ kreeg in de Revue Internationale een plaats als motto boven de tekst. In de Nederlandse vertaling krijgt het motto een andere invulling, die ook overeenstemt met de teneur van het verhaal: ‘die zijnen vijand wel doet, hoopt kolen vuur op zijn hoofd.’ Een verouderde zegswijze om aan te geven dat je iemand die iets verkeerds of slechts heeft gedaan niet straft, maar dat je juist heel vriendelijk voor hem moet zijn. De titel ‘De onschuldig veroordeelde’ gaat dan weer helemaal voorbij aan de spanningsopbouw die cruciaal is voor de plot van het verhaal.
ʻBog pravdu vidit da ne skoro skazjetʼ
werd voor de Revue Internationale vertaald door Olga Nikolajevna Smirnova,
wiens naam verfranst werd tot ‘Olga Smirnoff’. Olga was een dochter van Aleksandra Osipovna Smirnova (1810-1882), een
Peterburgse societyfiguur die bevriend was
met Gogol en ook Poesjkin en Lermontov
tot haar kennissenkring mocht rekenen. In
1857 verbleef Aleksandra Smirnova in Baden-Baden, en in dat negentiende eeuwse
Las Vegas kwam de jonge Lev Nikolajevitsj Tolstoj, zelf een hartstochtelijk gokker, bij haar over de vloer. Ook de 23-jarige Olga Nikolajevna ontmoette bij die gelegenheid Tolstoj. Olga Smirnova was een
kennis van onder anderen Toergenjev en
Tjoettsjev, en was de eigenlijke auteur van
de beruchte memoires van haar moeder.
Ze bracht een groot deel van haar leven
door in Frankrijk, en ontpopte zich er als
een erudiete publiciste die in een zwierig,
verfijnd Frans over Russische literatuur
schreef. Over de ‘narodnye rasskazy’ van
Tolstoj schreef ze: ‘Het lijkt me interessant
om Frankrijk met deze korte verhalen te laten kennismaken. Het zijn echte gedichten
in proza. De taal is volks, zonder triviaal te worden. De verhalen zijn erg goed, zonder
een zweem van rustieke landelijkheid bovendien, of kinderachtige vroomheid, geen
enkele kinderachtige gevoeligheid. Het
publiek voor wie deze literatuur is bestemd
en aan wie de verhalen zijn opgedragen
door een van onze grootste talenten, dat
publiek zal binnen enkele jaren toegang
hebben tot de grote poëzie.’ Olga Nikolajevna stuurde regelmatig kopij naar dagbladen en ook De Gubernatis kreeg in Florence af en toe vertalingen van haar hand
in de bus. Eergierig was Smirnova niet.
‘Indien hetgeen ik u zend het tijdschrift
waardig is, dan geef ik u de toestemming
om me een schuilnaam te geven.’ liet ze
De Gubernatis weten. We kunnen er niet
omheen dat vrouwelijke vertaalsters bij de
introductie van Russische literatuur in het
Westen het voortouw namen. Vojna i mir
werd in het Frans vertaald door Irina Paskevitsj, een hoogadelijke prinses die koos
voor het discrete pseudoniem ‘une Russe’.
Titia van der Tuuk zorgde in 1887 voor de eerste Nederlandse vertaling. De Gubernatis plaatste ʻUn casʼ als allereerste bijdrage in de vijfde editie van zijn Revue Internationale, wat de vertaling een bevoordeelde plaats opleverde (zeker in vergelijking met het ‘rez-de-chaussée’ van het Algemeen Handelsblad). Karakteristiek voor de vertaling zelf is het kwistig gebruik van Russische realia, die Smirnova zorgvuldig toelicht in voetnoten. Zo laat Akslonov zich rondrijden door een ‘yamtstchick’ (koetsier), en wordt hij ondervraagd door een ‘isprawnik’ (politiecommissaris). Het erg ‘Russische’ Frans van de vertaling ligt overigens in lijn met de toenmalige vertaalopvattingen.
Wie de tekst van ʻUn casʼ uit het Frans naar
het Nederlands vertaalde, is niet duidelijk.
In het Algemeen Handelsblad is de tekst
ondertekend met ‘Léon Tolstoi’, voorzien
van de verduidelijking ‘vrij gevolgd.’
Bij gebrek aan verantwoording is het
achterhalen van de brontekst geen sinecure. In het geval van ʻDe onschuldig veroordeeldeʼ is er ten eerste de chronologie die
ʻUn casʼ als brontekst aannemelijk maakt.
De schrijfwijze van topografische elementen en van persoonsnamen bevestigt bovendien dit vermoeden. Zo wordt de naam
van de boosdoener (Macaire Séménovitch)
net zo gespeld als in ‘Un cas’. Het verhaal
speelt zich af in Nizjni Novgorod, door
Smirnova getranslitereerd als ‘Nijni’, maar
door de Nederlandse vertaler verkeerd gelezen (‘Nynni’). Opvallend is verder dat
de vertaler opteerde voor een rechttoe,
rechtaan vertaling. Alle verduidelijkingen
in voetnoten door Smirnova werden meteen in de tekst zelf gestopt, waardoor het
coloriet van Russische realia weggegomd
is. De vertaling uit het Frans is vrij secuur.
De vertaler vergist zich een enkele keer,
door van de 26 jaar gevangenisstraf er 28
te maken.
ʻBog pravdu vidit, da ne skoro skazjetʼ
legde in het Nederlands een lang parcours
af, en circuleerde lange tijd in kranten.
Zo konden in 1885 ook de lezers van de
Delftsche Courant kennismaken met het
verhaal. Ook in het Soerabaiasch Handelsblad (1887), De Zuid-Willemsvaart
(1890), het Rotterdamsch Nieuwsblad
(1890), de Vlaardingsche Courant (1895)
en de Preangerbode (1904) verscheen het
verhaal onder uiteenlopende titels zoals
‘Een ware geschiedenis’, ‘Een vuur dat opvlamt, kan niet meer worden uitgedoofd’
en ‘Een banneling’.
Het verhaal werd in totaal ook zesmaal opgenomen in bundels met Tolstojvertalingen. Voor zover kon worden nagegaan aan de hand van de bibliografie
van Waegemans en Willemsen (1991) en
Waegemans (2016) werd het verhaal nooit
rechtstreeks uit het Russisch vertaald. De
enige uitgave in een bundel tijdens Tolstojs
leven dateert uit 1906. Een tweede vertaling volgde in 1911. In 1924 waagde ook
de Vlaamse auteur Stijn Streuvels zich aan
het korte verhaal. In de jaren twintig werd
de tekst nog tweemaal uitgegeven. In 1973 (niet in 1980, zoals vermeld bij Waegemans
& Willemsen) werd het verhaal door The
Reader’s Digest gepubliceerd in een deel
met ʻ’s werelds beste korte verhalen’ als
‘God ziet de waarheid maar beidt zijn tijd’.
Bij filmliefhebbers kan het verhaal bekend in de oren klinken. In 1982 baseerde
thrillerauteur Stephen King zijn novelle
Rita Hayworth and Shawshank Redemption losjes op Tolstojs verhaal. De novelle kreeg in 1994 wereldwijd bekendheid
als The Shawshank Redemption, een film
met Tim Robbins en Morgan Freeman.2 In
2016 liet ook de Filippijnse filmmaker Lav
Diaz zich voor Ang Babaeng Humay (The
Woman Who Left) door Tolstojs verhaal inspireren.
Lev Tolstoj maakte zijn literaire entree niet
langs de grote poort. Vanaf 1884 zocht zijn
oeuvre zich vanop het rez-de-chaussée van
het Algemeen Handelsblad een weg naar
het grote publiek. In 1886 lagen zijn boeken voor het eerst in de Nederlandse boekhandel, en de interesse voor zijn werk (en zijn levenswandel) nam een hoge vlucht.
Tegen de eeuwwisseling was Tolstoj een
literaire ‘celebrity’ en waren meer dan
dertig van zijn boeken en pamfletten in
het Nederlands vertaald, waaronder Anna
Karenina en Oorlog en vrede.
BIBLIOGRAFIE
Tolstoj, L.N., ‘De onschuldig veroordeelde’, Algemeen Handelsblad, 30-3-1884: 7.
Tolstoj, L.N., Oorlog en vrede (vertaling
M. Wiebes en Y. Bloemen). Van Oorschot,
Amsterdam 2006.
Tolstoj, L.N., Wat is kunst? (vertaling H.
Boland), Athenaeum-Polak en Van Gennep, Amsterdam 2013.
Tolstoj. L.N., ‘Un cas’ (vertaling O. Smirnoff), Revue Internationale, 1/5, 1884:
705-714.
Waegemans, Emmanuel en Cees Willemsen, Bibliografie van Russische literatuur
in Nederlandse vertaling 1789-1985. University Press, Leuven 1991.
Waegemans, Emmanuel, Bibliografie van
Russische literatuur in Nederlandse vertaling 1985-2015. Benerus, Antwerpen
2016.