Arend Steunenberg



Josef Škvorecký als componist van ‘Eine kleine Jazzmusik’



škvorecký en muziek



Er is in de Tsjechische literatuur waarschijnlijk geen schrijver te vinden die meer muziek in zijn werk heeft verwerkt dan Josef Škvorecký (Náchod 1924-Toronto 2012). Deze Tsjechische schrijver maakte bewust de Tweede Wereldoorlog mee, de communistische jaren tot 1968, het jaar van de Praagse Lente, en de Sovjetinvasie in zijn land. Kort na de Sovjetinvasie emigreerde hij naar Canada om in Toronto samen met zijn vrouw de emigrantenuitgeverij Sixty-Eight Publishers op te richten. Al deze levensfasen legde hij vast in zijn literaire werk. Het thema ‘muziek’ kronkelt hier dwars doorheen, maar is het meest expliciet verbonden met de periode van de Tweede Wereldoorlog, die hij als puber bewust meemaakte. Met name jazz werd een uiting van de jonge generatie om zich te verzetten tegen de Duitse bezetter. De exacte rol van muziek in zijn verhalen is echter niet eenduidig en de relatie tussen het literaire werk en muziek blijkt vaak erg complex. Persoonlijke gevoelens, muzikale behoeften en politiek-maatschappelijke omstandigheden zijn in Škvorecký’s werk op een ingewikkelde manier met elkaar vervlochten, waarbij zijn voorkeur vaak uitgaat naar schurende en schrijnende verschijnselen in politiek-culturele mengvormen (Tsjechisch/Duits, Tsjechisch/Canadees, Tsjechisch/Amerikaans).





Illustratie van Jiří Šlitr bij de allereerste
Tsjechische uitgave van
Bassaxofon (1967).

literatuur en muziek


Škvorecký heeft in 1991 in zijn artikel ‘Drops of Jazz in My Fiction’ ‘(Škvorecký 1991: 621-632) geprobeerd de relatie tussen zijn literaire werk en muziek uit te leggen. Hij schreef daarin dat hij als kind een longontsteking had gehad. Daardoor was hij uitgesloten van activiteiten die jongetjes in een bergstadje gewoonlijk ondernemen en ontwikkelde hij zich tot een extreem verlegen dagdromer. Hij was bezeten van jazzmuziek en na veel zeuren kreeg hij van zijn vader toch een tenorsaxofoon. Algauw bleek dat zijn saxofoonspel onder de maat was, niet alleen vanwege zijn aandoening maar ook vanwege zijn gebrek aan talent. Hij begreep dat hij nooit een goede saxofonist zou worden en nu hijzelf geen carrière in de jazz kon bereiken, ging hij maar over jazz schrijven. In de laatste jaren van de oorlog bleef hij toch de droom koesteren om jazz te spelen in een eigen band, al was het maar als protest van de jonge generatie tegen de bezetting. In zijn literaire werk verwerkte hij dat thema in bijvoorbeeld ‘De bassaxofoon’, waarin de liefde voor de oerklank daarvan de hoofdpersoon in het verhaal ervoor doet zwichten in te vallen in een Duits Unterhaltungsorchester. Zelf zegt Škvorecký dat dit verhaal eigenlijk niet óver muziek gaat maar dat het zijn poging was om muziek te máken. In ‘De bassaxofoon’ was de literatuur als het ware het literaire instrument geworden om muziek te maken.

Mijn artikel gaat echter niet over dit verhaal maar over de relatie tussen Škvorecký’s verhaal ‘Eine kleine Jazzmusik’ en Mozarts muziekcompositie ‘Eine kleine Nachtmusik’, waarbij niet alleen de titels in de vorm van een vette knipoog duidelijke verwantschap vertonen, maar ook de onderliggende structuren een verrassende overeenkomst hebben.



protest en muziek


In de oorlog was jazzmuziek verboden. De nazi’s probeerden met richtlijnen en verboden ‘entartete’ jazzmuziek onmogelijk te maken. Dat lukte nauwelijks. Na de oorlog namen de communisten in Tsjechoslowakije de macht over. Hun ideologische terminologie als het ging over jazz leek te zijn gekopieerd van de nazi’s. Ook zij probeerden jazz te verbieden maar net zo min als de nazi’s lukte het de communisten de jazz volledig te onderdrukken. Op Škvorecký had al die onderdrukking echter een averechts effect. Het werd voor hem duidelijk dat het individualistische in de jazz (vrije improvisatie) niet kon samengaan met totalitaire doctrines als het nationaalsocialisme en het communisme. Door de onderdrukking tijdens beide regimes was bij hem het protest geboren, vertelt hij in ‘Red Music’. De jazz gaf in zijn werk uitdrukking aan het persoonlijke protest.



persoonlijke uitdrukking en muziek


Maar jazz was meer dan alleen maar protest.


Škvorecký zegt in ‘Red Music’ dat volgens hem de essentie van muziek elementairder is dan een uiting van protest. Muziek is volgens hem een explosieve, creatieve energie die zelfs in de treurigste blues gehoord kan worden. Deze energie is het kenmerk van ware kunst. Muziek is voor Škvorecký dus een van de mogelijkheden om zijn diepere, individuele kunstenaarschap vorm te geven. (Jazz)muziek diende bij hem nooit alleen maar tot vermaak en het ‘kleine’ verzet. Net zo min was het politiek-maatschappelijk verzet bij hem volledig synoniem met jazz. Muziek was voor hem deel van zijn kunstenaarschap. Muziek heeft dus in het werk van Škvorecký verschillende betekenissen en functies. Aan de hand van ‘Eine kleine Jazzmusik’ zal ik trachten in het kort deze complexe relatie tussen literatuur, muziek en protest te laten zien.



korte inhoud van het verhaal
‘eine kleine jazzmusik’


‘Eine kleine Jazzmusik’ heette aanvankelijk: ‘Ik neem geen woord terug’ (‘Slovo nevezmu zpět’). Het was oorspronkelijk niet als een zelfstandig, losstaand verhaal uitgegeven, maar een integraal onderdeel van de verhalencyclus ‘De zevenarmige kandelaar’ (1957/1964).

Tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft een groep scholieren, na veel zeuren bij de ouders om instrumenten, een jazzbandje opgericht. Ze leiden met een cabaretesk optreden het Duitse bewind en de collaborerende rector Czermak om de tuin. Het Duitse gezag heeft een verordening uitgevaardigd waarin staat dat het verboden is om gesyncopeerde (jazz) muziek te spelen. Tot groot genoegen van het publiek geeft de band De Gemaskerde Ritmebandieten een concert waarin een ontoelaatbaar hoog gehalte aan gesyncopeerde muziek voorkomt. De verboden muziek is verborgen onder de titels van Duitse schlagers. Zo weten de scholieren heel even de verstikkende ideologie van de nazi’s te verslaan, maar de halfjood Paddy moet het avontuur uiteindelijk met de dood bekopen, (mede) door het verraad van de nazi Bronzoryp. Paddy’s geliefde Suzi, zangeres van de band, gaat na Paddy’s arrestatie een relatie aan met Bronzoryp om hem te vermoorden en daarna zelfmoord te plegen.



jazz in het derde rijk


Nadat Hitler in 1933 aan de macht was gekomen, ontstond al snel een hetze tegen jazzmuziek. Jazz werd als inferieure muziek bestempeld vanwege de ‘atonaliteit’ en de ‘ritmische chaos’. De syncope werd gezien als een belangrijk element van die ritmische chaos. Jazzmuziek is sterk gesyncopiseerd. Dat wil zeggen dat accenten soms worden verplaatst naar een ander maatdeel. Daardoor ontstaat ‘swing’. Swing en improvisatie zijn belangrijke kenmerken van jazz. Het wezen van jazz muziek strookte niet met de theorie van het nazisme. Improvisatie en individualisme pasten niet in het nazistische denken en syncopen zouden het strakke militaire ritme van de marsmuziek met zijn voorspelbare accenten verstoren. De soldaten konden op ‘swing’ niet marcheren. Bovendien waren in de raciale termen van de nazi’s juist de gedegenereerde zwarten, joden en zigeuners de grondleggers en verspreiders van jazzmuziek. Jazz en ‘swing’ werden daarom officieel verbannen en als ‘entartet’ beschouwd.

Toen de oorlog begon, werd het luisteren naar geallieerde zenders voor Duitse soldaten officieel verboden, maar Duitse officieren aan het front klaagden over het gemis aan ontspanningsmuziek voor hun manschappen. Propagandaminister Goebbels besloot daarom tot de oprichting van Unterhaltungsorchester die moderne Duitse dans- en amusementsmuziek op de radio speelden en de troepen bezochten. De muziek die deze orkesten speelden, bevatte officieel geen elementen uit jazzmuziek. Maar in de praktijk lag het veel ingewikkelder.



The Ghetto Swingers in Theresienstadt

Tot het eind van de oorlog kon overal zowel in het Duitse Rijk als in het protectoraat Böhmen-Mähren jazzmuziek gehoord worden. Dat was mogelijk door een gebrek aan duidelijke definities en richtlijnen over wat jazzmuziek was. Als er al richtlijnen waren, dan kwamen die van een of andere lokale Gauleiter en waren ze simpelweg niet te handhaven. Škvorecký parafraseert een lijstje met richtlijnen van zo’n Gauleiter in ‘Eine kleine Jazzmusik’. In de praktijk werden door de muzikanten veel Engelse liedjes van een Duitse tekst voorzien, eventueel een beetje ritmisch aangepast maar vaak in een onvervalst jazzidioom voor het publiek gespeeld. Overal bleven zo in het Derde Rijk tijdens de oorlog jazzbandjes spelen. Zelfs in het concentratiekamp Theresienstadt werd jazz gespeeld. Škvorecký droeg ‘Eine kleine Jazzmusik’ op ter nagedachtenis aan Bedřich Weiss, de bandleider van The Ghetto Swingers: een band die het presteerde om in dat kamp jazz ten gehore te brengen. The Ghetto Swingers waren voor Škvorecký het voorbeeld van muzikanten die de jazz gebruikten om hun protest te laten blijken. Deze muzikanten pleegden een vorm van verzet door jazzliedjes onder het mom van Duitse schlagers te spelen.



muziekanalyse van mozarts
‘eine kleine nachtmusik’


Het ligt voor de hand te veronderstellen dat de titel ‘Eine kleine Jazzmusik’ verwijst naar Mozarts ‘Eine kleine Nachtmusik’ maar het is in eerste instantie nog niet zo eenvoudig te begrijpen waarom Škvorecký de oorspronkelijke titel van het verhaal ‘Ik neem geen woord terug’ wijzigde in ‘Eine kleine Jazzmusik’. Alle verwijzingen naar muziek in het verhaal zijn gerelateerd aan jazzmuziek en niet aan klassieke muziek. Behalve in de titel van het verhaal is er in de tekst van het verhaal geen enkele verwijzing naar Mozart of diens muziek te vinden.

Officieel heet Mozarts ‘Eine kleine Nachtmusik’: serenade voor strijkers nr. 13 in G-majeur, KV 525. Het is in 1787 geschreven en het stuk zoals wij het kennen heeft vier delen: Allegro, Romanze (andante), Menuetto (allegretto) en Rondo (allegro). Voor dergelijke serenades was de Duitse term ‘Nachtmusik’ gangbaar.

Het begindeel van ‘Eine kleine Nachtmusik’ is het Allegro. Dit eerste deel heeft een ‘sonate-opbouw’. Een sonate heeft een typerende vorm. Zo’n sonatevorm ziet er als volgt uit:

• Expositie: de expositie bevat een A-thema in de tonica (grondtoon) met een overgangszin en een afronding. In de dominante toonsoort wordt daarna het B-thema gespeeld. In ‘Eine kleine Nachtmusik’ is het A-thema in de tonica G-majeur. Het B-thema wordt later in de expositie gespeeld in de contrasterende dominant toonsoort D-majeur

• Doorwerking: dit is het overgangsdeel. Het deel begint met de subdominante toonsoort. Een doorwerking bevat veel modulaties en is een uitwerking van materiaal uit de thema’s A en B in verschillende toonsoorten. Het overgangsdeel zorgt voor een harmonische spanningsopbouw. In ‘Eine kleine Nachtmusik’ staat dit deel in de toonsoort C-majeur (subdominant van G-majeur).

• Reprise: de reprise wordt aangeduid met A’ - B’. Dat wil zeggen dat de reprise bijna hetzelfde is als de expositie, maar net iets anders. De reprise is een synthese van de thema’s uit A en B in de tonica. In ‘Eine kleine Nachtmusik’ worden alle thema’s weer aangehaald in de toonsoort van de tonica G-majeur, maar met dit verschil dat in de expositie het thema A in zijn geheel wordt gepresenteerd en daarna het thema B. In de reprise volgen muzikale frasen uit A en B elkaar direct na elkaar in één muzikaal zinnetje op.

• Coda: de coda is een soort aanhangsel als afsluiting.


Typerend voor de sonatevorm is de spanningsopbouw tussen de contrasterende themagroepen (A en B). Na het A-thema in de tonica in de expositie volgt altijd een contrasterend B-thema in een dominante toonsoort. Daarna volgt de doorwerking, die begint met de subdominante toonsoort waarin het muzikale materiaal naar verschillende toonsoorten moduleert om ten slotte in de reprise in een synthese terug te komen. Alle thema’s worden in de reprise samengebracht.

Juist deze dwingende structuur met opvallende contrasten vormt de relatie tussen ‘Eine kleine Jazzmusik’ en ‘Eine kleine Nachtmusik’. De verhaalstructuur van ‘Eine kleine Jazzmusik’ is zelfs gebaseerd op de structuur van de sonate uit het allegro van ‘Eine kleine Nachtmusik’.



analyse van škvorecký’s
‘eine kleine jazzmusik’


De verhaalopbouw van ‘Eine kleine Jazzmusik’ wordt hieronder parallel aan de sonateopbouw van ‘Eine kleine Nachtmusik’ besproken. ‘Eine kleine Nachtmusik’ wordt chronologisch per maat gevolgd en parallel daaraan wordt per bladzijde het verhaal van ‘Eine kleine Jazzmusik’ gevolgd.



expositie


‘Eine kleine Nachtmusik’ bevat weliswaar meerdere muzikale thema’s, maar heeft eigenlijk twee muzikale hoofdthema’s die verdeeld zijn in A en B. Thema A begint met een introductie (de fanfare). In de eerste vier maten wordt ‘meteen de toon gezet’ met het beroemde ‘Eine kleine Nachtmusik’ thema in G-majeur. De fanfare is de introductie naar de expositie van de thema’s A en B.

Ook ‘Eine kleine Jazzmusik’ heeft een introductie. Het is de introductie van Suzi, haar favoriete liedje en ‘de krijsende boventoon van Paddy’s trompet die de tranen doen opwellen’. De toon wordt gezet. Het verhaal begint zo:

‘Suzi Braun sloot elk optreden af met haar favoriete liedje.

Ik blijf één ding trouw,
en ik zing zonder berouw,
ik dwaal door het ritme van de melodie
waar ik zo van hou…


Zo ongeveer, en met scheurende smears van de saxofoonbatterij onderlijnden we de syncopen en het koper blafte scherp in een verlaat ritme. En Suzi zong:

En al leef ik honderd jaar
toch is elk woord steeds weer waar,
ik dwaal door het ritme van de melodie,
zingen we allemaal met elkaar!


En ik voelde bij het na-echoënde
slotakkoord met de krijsende boventoon
van Paddy’s trompet altijd
de tranen in me opwellen.’

In het verhaal is ‘de toon gezet’. Dan zegt de ik-persoon direct na deze introductie: ‘Daarom is het beter vanaf het begin te beginnen.’



Josef Škvorecký op 80 jarige leeftijd

In ‘Eine kleine Nachtmusik’ is van maat 5 tot maat 27 de presentatie van het eerste hoofdthema. In maat 5 is de uitwerking van het eerste hoofdthema (A) en vanaf maat 11 tot 27 zijn bijkomende muzikale thema’s (B) te horen.

In ‘Eine kleine Jazzmusik’ begint op bladzijde 137 een presentatie van bijna 4 pagina’s van de hoofdpersonen Paddy, Suzi en de ritmebandieten en een beschrijving van de ontdekking van de jazzmuziek. De hoofdpersonen ontdekken de muziek door naar grammofoonplaten te luisteren. Hieronder het begin van de ‘presentatie’ van Paddy en zijn band in het eerste ‘hoofdthema’ van het verhaal:

En het begon ermee dat Paddy, toen nog Pavel Nakonec, net zo lang bleef zeuren tot hij van zijn vader een jazztrompet wist los te peuteren. Onze vaders ondergingen kort daarop een soortgelijke ervaring. Tijdens de bijeenkomst in Nakonec’ villa werden de taken exact verdeeld en werd besloten dat we voorlopig van elk instrument een exemplaar moesten hebben. We konden niet vermoeden dat zo automatisch de kern van een band ontstond die tot op heden bestaat en ter nagedachtenis de naam van zijn eerste en beste trompettist en leader draagt Paddy’s Dixielanders.

Maar de eerste aanval werd door onze vaders doorstaan. Bij de oprichtingsrepetitie in Paddy’s kamer was daarom een curieus corpus aanwezig, samengesteld uit wat voor handen was.

Ook Paddy en Suzi, Paddy’s vriendin, vormen de kern van het orkest en worden afzonderlijk voorgesteld. Het voorstellen van Suzie begint zo:

Hoe meer hij om zijn jazztrompet gaf, hoe meer hij om Zuzanna heen draaide. En Suzi, onze sweet Suzi, gaf daardoor heel veel om de band en ontdekte in zichzelf een prettige, lieve, hese alt en een geniaal gevoel voor ritme en syncopen.

En zo zong ze als een brave scholiere in een zwarte jurk met een wit kraagje, wiegde met de heupen, draaide met haar handen naar boven en beneden en in haar ogen vonkte de prikkelende, wilde en zoete ziel van jazz:

Syncopen doen mij het meest.
En hoe ik ook verder zing,
Mijn lichaam en geest,
Zijn bezeten door de duivel van ritme en swing…

In ‘Eine kleine Nachtmusik’ volgt vanaf maat 28 de expositie van het tweede hoofdthema (B) in de dominante (contrasterende) toonsoort D-majeur.

In ‘Eine kleine Jazzmusik’ zegt de ‘ik’ van het verhaal over jazz: ‘Voor ons was het leven, voor hen de dood.’

De presentatie van Suzi, Paddy en de ritmebandieten wordt hier afgesloten. Het verhaal vervolgt met het tweede hoofdthema dat in contrast staat tot het eerste thema. Nu volgt de komende vier pagina’s de kennismaking met rijkscommissaris Kühl, met nazivriend en rector Czermack en met de nazi Bronzoryp. Zij zijn de tegenspelers van Suzi, Paddy en de ritmebandieten.

Alle grootmachten van de oude wereld spanden namelijk tegen ons samen: de rector van het gymnasium en de voorzitter van de ouderraad, Regierungskommissar Kühl en de districtsleider van de de nationaalsocialistische organisatie Vlajka en de vaste correspondent van De arische strijd, de heer Bronzoryp. De grootste gesel van onze beweging was in dat genootschap echter rector Čermák, later Czermack van het openbare gymnasium, een enthousiast bewonderaar van de apostolische uitstraling van de collaborateur en Reichsonderwijsminister Emanuel Moravec en een strenge man van de nieuwe orde. Deze doortastende pedagoog bracht niet alleen zelfs bij binnenkomst in de klas de arische groet en eiste een bliksemsnel opstaan van alle aanwezigen, voor zover mogelijk begeleid door het tegen elkaar slaan van de hakken, maar dwong zelfs eerwaarde Meloun tot een arische groet bij aanvang van de godsdienstles. De eerwaarde, die niet zo dom was als men wellicht gezien zijn naam zou denken, rekte het arische gebaar echter handig uit tot een pauselijk weids geslagen kruis en keek daarbij telkens weer zo onaards onschuldig dat zelfs het soldatenbrein van de snauwende Tsjechogermaan er niets tegenin kon brengen.


doorwerking


In ‘Eine kleine Nachtmusik’ is in maat 56 het begin van de doorwerking, die in C-majeur (de subdominant) staat. In dit overgangsdeel vinden modulaties plaats waarbij het overgangsdeel kan worden gezien als een overgang tussen de expositie en reprise. In dit deel zijn allerlei verwijzingen naar de thema’s uit de expositie. Deze worden nu uitgewerkt in de gemoduleerde toonsoorten en de bijbehorende dominanten (wederom contrasten).

Ook ‘Eine kleine Jazzmusik’ kent een overgangsdeel. Nadat de personages en hun tegenspelers afzonderlijk beschreven zijn in het eerste deel van het verhaal, beschrijft het overgangsdeel de aanleiding voor (en de aanloop naar) het optreden van De Gemaskerde Ritmebandieten:

De donkere wolken boven ons op stapel staande optreden pakten zich ook nog elders samen. In het tijdschrift Reichzeitschrift für Volkstanzmusik was een verordening van de Reichsmusikführer gepubliceerd betreffende amusements- en dansmuziek.’

In dat artikel wordt melding gemaakt van de absurde regels waaraan de muziek moet voldoen (onder andere niet meer dan twintig procent syncopen). In reactie hierop (contrast) bedenken de bandleden allerlei gefingeerde Duitse titels voor jazzliedjes die gespeeld zullen worden op de grote uitvoering. Het programma wordt aangepast.

De Reichsmusikführer wordt niet nader omschreven maar hij vertegenwoordigt wel het Duitse gezag. Hij is een ‘subdominant’, niet-uitgewerkt personage. Ook Kamil Ludovít krijgt in dit overgangsdeel een rol. Hij werd al eerder in het verhaal even gepresenteerd als een schakel naar Kühl. In het overgangsdeel van het verhaal blijkt hij de bedenker van ‘subversieve syncopische liederen’ te zijn. Ook hij is geen uitgewerkt personage maar vervult een rol als ‘contrast’ ten opzichte van de Reichsmusikführer.

De Gemaskerde Ritmebandieten omzeilen vervolgens het syncopeverbod door dusdanige variaties op de voorgeschreven Duitse muziek te bedenken dat ze toch jazz kunnen spelen. Na het verbieden van de jazzmuziek door de Reichsmusikführer door middel van een lijst met zotte regels zegt de ‘ik-persoon’ in het verhaal:

In deze situatie wendden we ons voor hulp tot onze beschermheilige Kamil Ludovít en in zijn Praagse woning ontstond een plan.

Kort daarna verschenen op de hekken in K.1 aanplakbiljetten waarop bekend werd gemaakt dat het amusementsorkest De Gemaskerde Ritmebandieten een programma van vrolijke melodieën uit de hele wereld voor de plaatselijke bevolking zou brengen. Navraag, die hij zonder lang aarzelen pleegde, leerde rector Czermack dat de Gemaskerde Ritmebandieten een muzikaal lichaam met een bont karakter was, en ze speelden onder licentie van kapelmeester Kamil Ludovít uit Praag-Žižkov, en dus moest hij zijn muil houden.

Het overgangsdeel in het verhaal bevat net als in ‘Eine kleine Nachtmusik’ een verzameling variaties en verwijzingen naar de thema’s ‘A’ (Suzi, Paddy en de ritmebandieten en ‘B’ (Czermack, Kühl). Er zijn daarbij veel verwijzingen en ‘uitstapjes’ naar jazzmuziek.



reprise


In ‘Eine kleine Nachtmusik’ weerklinkt in maat 76 de tonica grondtoon G-majeur. Alle thema’s worden niet meer in afzonderlijke thema’s gespeeld maar volgen elkaar direct op in tonica – dominant volgorde (in direct contrast dus).

In ‘Eine kleine Jazzmusik’ vindt de uitvoering van het orkest plaats. De contrasterende hoofdpersonages uit het verhaal worden gevolgd, maar nu direct na elkaar. Hun acties en reacties worden op dezelfde pagina, dus direct na elkaar beschreven. Het orkest blijft in K. voor het optreden en Czermack gaat naar Praag om zijn zo gewenste onderscheiding te ontvangen. Hij krijgt die onderscheiding niet omdat hij door Suzi met een valse brief naar Praag is gelokt. Een voorbeeld van deze direct opeenvolgende tegenstellingen in de tekst:

Die dag vond in K. het optreden van vrolijke melodieën van De Gemaskerde Ritmebandieten plaats.

Die dag gaf directeur Czermack gehoor aan de arische roep van de landelijke bijeenkomst van ariërs en vertrok met de middagtrein naar Praag.

Als Czermack naar Praag is gelokt met die valse brief, spelen de De Gemaskerde Ritmebandieten in K.

Rector Czermack volgde ondertussen ongeduldig en met toenemende nervositeit de reeks namen die door een oudere jongeman, een mager scharminkel in het uniform van het Curatorium, in de Smetana-zaal in Praag werd opgelezen en waarvan de dragers op het podium werden onderscheiden met de orde van Sint-Wenceslas Adelaar: ‘Hij wachtte, maar die avond was het tevergeefs.’ Op het moment dat hij dit pijnlijke feit onder ogen zag, bereikte het optreden van De Gemaskerde Ritmebandieten zijn hoogtepunt met het nieuwe nummer van het seizoen, ‘Lied over Řešetová Lhota’.

Řešetová
Lhota is mijn thuis,
Ik ga erheen
Naar mijn lieve ariërs.

zong Suzi Braun op de melodie van de compositie van de negroïde Jood of misschien wel Joodse neger W.C. Handy, bekend buiten het soevereine territorium van het Groot-Duitse rijk (maar ook binnen dat territorium, zelfs in het stadje K.) onder de naam ‘Saint Louis Blues’.

Czermacks naam wordt niet afgeroepen voor de onderscheiding; daar staat tegenover dat Suzi en de band een stormachtig applaus krijgen. De handelingen van de contrasterende personen worden niet meer afzonderlijk, zoals in het eerste deel, maar direct na elkaar beschreven en vormen zo een direct contrast ten opzichte van elkaar.



coda


Tot slot volgt in maat 132 van ‘Eine kleine Nachtmusik’ een afsluiting in de vorm van een coda. In ‘Eine kleine Jazzmusik’ komt direct na het optreden Bronzoryp de coulissen in en ontmaskert De Gemaskerde Ritmebandieten. Dan zegt de verteller van het verhaal: ‘Daarmee eindigt het vrolijke deel van het verhaal. Rest nog het zwarte deel van het verhaal te vertellen.’

Dan volgen nog twee ‘staartstukken’ in de tekst. Daarin wordt beschreven dat voor twee bandleden de jazz uiteindelijk de dood betekende. De presentatie van Paddy, Suzi en de ritmebandieten in het eerste gedeelte van het verhaal werd op bladzijde 140 afgesloten met de zin dat de jazz voor ons het leven was maar voor hen de dood. Nu volgt op bladzijde 155 in het staartstuk een contrast. De jazzmuziek betekent nu voor Paddy de dood.

Paddy Nakonec, halfariër, halfjood moest dat geintje met de dood bekopen. Meneer Bronzoryp, beledigd tot in het diepst van zijn arische vezels, bestempelde deze halfjood – die echter niet onder deed voor tien bloedzuivere joden, zoals de arische man opmerkte, als de voornaamste aanstichter en inspirator van de provocatie.

De Halbjude Nakonec werd schuldig bevonden aan aantasting van de arische eer van de ariërs in de stad K., zoals hij al had gevreesd.
Als zodanig werd hij aangepakt.

In het tweede afsluitende staartstuk volgt de dood voor Suzi (p. 156). Zij heeft Paddy gewroken door Bronzoryp te vermoorden maar pleegde daarna zelfmoord. Zijn dood is haar wraak.



conclusie


Als de sonatestructuur met expositie, doorwerking, reprise en coda van ‘Eine kleine Nachtmusik’ in een schema wordt gezet, dan ziet dat er als volgt uit: G-majeur, D-majeur en C-majeur zijn de gebruikte toonsoorten:


Als hetzelfde schema wordt gebruikt voor het verhaal in ‘Eine kleine Jazzmusik’ maar de toonsoorten uit de sonate worden vervangen door de thematische kernelementen uit het verhaal, dan ziet die er als volgt uit:




Het verhaal is een mooi voorbeeld van de manier waarop Škvorecký muziek gebruikt om kritiek te geven op de politiek-maatschappelijke ‘mengvorm’ van de Duitse bezetting van Bohemen en Moravië, maar muziek is in dit verhaal meer dan alleen dat: ‘Eine kleine Jazzmusik’ voltrekt zich geheel volgens de regels van het sonateschema die Mozart heeft gebruikt voor het Allegro van ‘Eine kleine Nachtmusik’. Het verhaal heeft net als de muzikale compositie een structuur met een expositie, doorwerking, reprise en ten slotte een coda. Alle voor een sonate kenmerkende contrasten zijn in het verhaal terug te vinden. De muzikale structuur is daarmee de ruggengraat van het verhaal. Het verhaal gaat niet alleen óver muziek (in een precaire politiek-artistieke context), het verhaal ís ook gebaseerd op muziek. Daarmee is Škvorecký componist van een literair werk geworden en heeft hij daarmee een oude droom in vervulling laten gaan.



literatuur


Škvorecký, J. ‘Red Music’. In: Sam Solecki (ed.), Talkin’ Moscow Blues. Lester and Orpen Dennys, Hopewell, N.Y., 1990. pp. 83-98.

Škvorecky, J. ‘Drops of Jazz in My Fiction’. in Black American Literature Forum, Vol. 25, No. 3 (Literature of Jazz Issue), 1991, pp. 621-632.

Škvorecky, J. ‘Eine kleine Jazzmusik’, in De zevenarmige kandelaar. Vertaald uit het Tsjechisch en van een nawoord voorzien door Edgar de Bruin, Ambo/Anthos, Amsterdam 2004.





K. is de fictieve benaming Kostelec voor het stadje Náchod waar Škvorecký zijn jeugd doorbracht.



<

TSL 80

>