Robbert-Jan Henkes



Dankwoord bij de uitreiking van de Aleida Schot-prijs 2018




De verdomde telefoon, of: hoe de vertaler vertaler werd


Eén

– Onmogelijk! Onmogelijk!
’t Is niet te doen
Met goed fatsoen,
’t Is onbehorelijk!
’t Is niet om aan te horen of te zien –
Onorelijk!
Onogelijk!

– Wat dan? Wat dan?
– Nou gewoon,
Die telefoon,
Die verdomde telefoon.
– Die telefoon?
– Die telefoon.
– Wat is er met die telefoon?
– Die is onhaalbaar
Onvertaalbaar,
Onmogelijk gewoon.

– Hoezo dan?
– Zozo dan:
Kijk. Hier staat het, dat hij ging,
Dat ding,
Daar begint het mee.
Heb jij enig idee?
– Eitje: De telefoon ging
Van tringelingeling,
De ouwe beltoon,
Heel gewoon
Voor een prehistorische draaischijftelefoon
Uit de tijd van diesel, wijde pijpen en van gas.
– Leuk, maar dacht je soms dat dat het was?
Dacht je dat dat alles was?
Jongen, hier begint het pas!
Want er staat,
Letterlijk en etterlijk en retteketet-ketetterlijk:
Bij mij thuis ging de telefoon.
– Wie spreekt er?
En wie denk je? Wie-o-wie? Luister, komt-ie:
– De olifant!
– De olifant?
– De olifant!
– Maar dat rijmt toch niet?
Dat rijmt toch nergens op?
– Precies! De spijker op z’n kop!
Het rijmt niet en het loopt niet
Het lijmt niet en het knoopt niet,
Het hinkelt en het krinkelt,
Het hobbelt en het bobbelt,
Het hompelt en het strompelt,
En het slaat compleet,

voor geen reet,

helemaal totaal

nergens nergens nergens op!

Al staat het daar,
Het is niet waar.

– En in het origineel?
In het oorspronkelijk,
Is het daar ook zo’n kronkelijk-boomstronkelijk
Niet-rijmend pronkjuweel
Waar je geen rijm of rede,
Schoonheid of schoonheden
Of iets voortstuwend onherroepelijks in ziet?
– Natuurlijk niet
In het orzjineel oorspronkelijke staat:


У меня зазвонил телефон.
– Кто говорит?
– Слон.

En ‘slon’ dat rijmt op ‘telefon’,
Dat hoor jij zelfs misschien wel.
Maar rijmt telefoon op olifant?
Voor geen meter. Van geen kant.
Niet voor alle duivels in de hel
Of in het land.

– Maar... was het dan wel de olifant?

Of is bij jou hier aan de telefoon (Ik noem maar wat) de rode poon?
– Nee, het was de olifant.
– Was het een kloon?
– Nee, het was de olifant.
– Was het een onbekend persoon?
– Nee, het was de olifant.
– Of wacht, was het misschien zijn zoon?
– Nee, het was de olifant.
Zijn zoon komt later.
– Zeker weten?
– Zeker weten.
Lees maar wat er staat: het staat er.
Zover zijn we:
Tringtring.
De telefoon ging.
– Wie daar?
Nou? Enig idee? Wie zou het zijn? Zeg jij het maar.
– Wie daar? Eh, de ooievaar? De lepelaar?
De Heerser van het Russisch Rijk, Heer Tsaar
Draadloos uit een spoetnik-samowar?
Een leugenaar? Jouw moordenaar?
Max Havelaar met zijn kop melkboerenhondenhaar?
Een rammelaar? Een rijmelaar? Een rommelaar?
Niet één olifant misschien maar een olifantenpaar?
Je weet het niet, het kan, nietwaar?
Ik probeer je alleen maar wat te helpen
Met een suggestie hier en daar...
– Verdampt nogmaals, kun jij geen plaatjes kijken?
Waar moet dit, als ik je vragen mag, op lijken?
Is dit een olifant? Nou? Ja of ja?
– Mwaaah, dat is toeda-soeda...
Daar kun je over twisten.
Ik zou zeggen een ooievaar
Die door een tovenaar
Uit een ruig en Russisch land
Is omgebouwd tot olifant. Voilà.
Net wat het nog miste.
’t Is op het kantje,
’t Is op het randje
Maar als je ’t erin ziet
Is het misschien zo gek nog niet...
– Hé! Dat brengt me wel op een idee!
Tringtring.
De telefoon ging.
Tister aan de hand?
(Nee.)
Wie daar aan de andere kant?
– De olifant...

intermezzo


Robbert-Jan Henkes.
Foto Catherine Flynn

Om deze uitgeschreven monologue intérieur in dialoogvorm even te onderbreken: Telefoon van Tsjoekovski was een van de eerste gedichten die ik probeerde te vertalen, nu meer dan vijfentwintig jaar geleden. Ik heb er daarna ook nog een en ander aan gesleuteld, inmiddels bekend met het feit dat de schrijver zelf ook vertaler was en dat hij voor het schrijven van kindergedichten en dus ook voor het vertalen) dertien strikte geboden had opgesteld, geboden die weliswaar eigenlijk vanzelf spraken (als je de tekst getrouw vertaalde), maar toch hier en daar een ingreep noodzaakten, als ik bijvoorbeeld in m’n enthousiasme van vier regels er zes had gemaakt, of als ik al te zeer afdwaalde van de reële fantasieën en de fantastische realiteiten die er stonden. En nog steeds denk ik dat er wat te verbeteren valt. Misschien had ik het hierboven bijvoorbeeld niet over ‘de olifant’ hoeven hebben, maar had ik kunnen volstaan met het zakelijke ‘Olifant’ (in de zin van ‘Hallo. Met Olifant.’) Anderzijds doe je met veranderingen in gepubliceerde gedichten het leespubliek, vooral het jonge, geen plezier. Die zien het meteen als iets niet hetzelfde is, en dan klopt het niet meer, dan is het gewoon fout.

twee

– Hoeveel regels heb je al?
– Even tellen: één, twee, drie.
– Dat schiet op.
Dan is de finishlijn in zicht.
Dan is de race zowat gelopen.
Als je tenminste zonder fouten hebt geteld
En niet al te buitensporig hebt gezopen.
– Maar nu vraagt de veelgeplaagde hoofdpersoon
Uit regel één, aan de olifant over de telefoon
Waarvandaan die eigenlijk belt,
En de olifant geeft in het origineel,
Heel origineel, fundamenteel,
Heel rationeel en essentieel,
Functioneel en principieel
Hem antwoord met: Van de kameel.
– Van de kameel?
– Van de kameel.
– Dus: – Waarvandaan?
– Van de kameel.
– Exact. Klopt als een bus.
Bonustopvoordeel is hier:
Heel dat vermaledijde dier
Houdt in ’t vervolg zijn kamelensnuit.
– Dus waarvandaan
Maakt dan niet uit?
– Tuurlijk niet! Voor mijn part belt hij van de pelikaan,
De baviaan, de leguaan, de vogel zwaan of kraan
Of heel spontaan vanaf de ortolaan.
– Of, of bovenop de kerk, van bij de torenhaan.
– Onwaarschijnlijk, maar zou kunnen, neem ik aan...
Bonustopnadeel is in dit geval
Dat ‘Откуда? От верблюда.’
In heel Rusland, overal,
Voor heel de Hunnenhorde
Een onbeteugelde gevleugelde
Frase is geworden,
Die je voor de goede orde
Om zou moeten zetten in zoiets als:
‘Hoe weet je dat?’ ‘Van de kat.’
– Dat is niet mals!
Hoe maak je dan van ‘Waarvandaan?’
‘Hoe weet je dat?’
– Onmogelijk! Onmogelijk!
Onorelijk! Onogelijk!
’t Is niet te doen
Met goed fatsoen...

drie

Uren, dagen, maanden, jaren
Zweten, zwoegen, turen, staren,
Dompers, flitsen, mitsen, maren,
Vlogen als een baksteen heen.
En toen was dit boek er, heel veel later.
En kijk maar: wat er staat, dat staat er,
Maar is het klaar en afgerond? O neen!
Af is een vertaling pas
Met Pruimpasen, met Sint-Juttemis,
Als de katten ganzeneier leggen,
Als de kalveren dansen op het ijs,
Als de kiekens tanden krijgen,
Maar toch ook een beetje
Bij het krijgen van de Aleida Schotprijs.

Dank u.





<

TSL 79

>