Mijn allereerste vertaling van Russische poëzie in het Nederlands is verschenen in De tweede ronde om en nabij 2004. Misschien hebben ze een langer stuk geplaatst, dat weet ik niet meer. Nogal ambitieus van mij om zo’n intellectuele tekst met een aaabcccb-rijmschema te willen vertalen, als beginner, maar ik vond het een leuke tekst, had tijd en [over]moed en het werd nog geplaatst ook.
1
Kerstmis voor de deur, en ik heb geen stuiver.
Mijn roman is gestrand bij de uitgever.
De kalender van Moskou is onderhevig
aan de Koran. Ik zou naar een meisje moeten,
op familiebezoek, of langs die bekende
met zijn huilende koters, maar zonder centen
kan ik me bij de een noch de ander melden.
Ik zit op een stoel en ik ril van woede.
2
Dat verrekte dichterschap met zijn lasten!
Niemand belt me op, het wordt stellig vasten.
Lenen van een vakbond zou ongepast zijn,
want je leent toch ook niet van meiden.
En als iemand zijn waardigheid wordt ontnomen
is ontmaagding daar niets bij. Ik stel me zomaar
voor dat vrouwen graag van een gade dromen,
graag verzuchten: ‘’t Wordt wel ’ns tijd, hè’.
3
Mijn verloofde kent mijn omstandigheden,
houdt me aan het lijntje om deze reden
al een jaar of vijf, en ik zou niet weten
waar ze aan het toeven is, tegenwoordig.
Zij verwoordt het aldus: ‘Niet zo neerslachtig,
wij begrijpen elkaar! ’t Gaat om de gedachte!’
Wat haar siert. Desalniettemin verwacht ik
dat ze ergens zit waar veel drank aan boord is.
4
Ik bekijk mijn naasten met argusogen.
Ik bedreig hun voorraad en hun vermogen.
Val ze tevens lastig met mijn betogen
over iemands plaats in het leven.
Mensen zien mij aan voor een maffioso,
trachten mij meestal dan ook te lozen.
En vooral mijn eetlust is uit den boze:
‘Zeg, je moet hem geen saus meer geven!’
5
In de spiegel zie ik mezelf: een single.
Waarlijk, het is een van de raarste dingen
dat ik het nog uit heb kunnen zingen
tot het jaar negentien zevenenzestig
Anno Domini. Talloze keren
stommetje spelen met al die heren
van de justitie, bajes, fouilleren.
Zesentwintig jaar in de nesten.
6
Iedereen (lees: de massa) is zeer tevreden.
Marx heeft ten slotte gelijk gekregen.
A propos, als het aan Marx had gelegen,
moest ik dood, want levensgevaarlijk.
Geen idee wie hier met de winst gaat strijken.
Mijn bestaan is jammerlijk tegenstrijdig.
Ik probeer me in ’n spagaat te krijgen.
Draaf ik door? O, neem me niet kwalijk!
7
Er klinken geen kreten zoals: ‘Te zadel!’
Uitgeroeid, verdwenen is onze adel.
Roerloos zijn de slagschepen aan de kade.
Niemand die bij onrust gebaat is.
Er is geen spoor meer van vechtersbazen
zoals Denikin, Poegatsj en Razin.
Dzjoegasjvili ligt in een blik met balsem,
Maar het geld, dat blijft problematisch.
8
Geld zit in kluizen en achter planken,
onder de vloeren, boven de balken,
in obligaties, kisten en banken,
brandkasten, kousen, laden.
Versgedrukte flappen zijn aan het feesten,
ritselen als kruinen van boom en heester.
Waanideeën maken zich van me meester.
Help me! Ik krijg geen adem!
9
Middernacht. De sneeuw is zacht aan ’t ruisen.
Iemand is daar bezig sneeuw te ruimen.
Door een venster werp ik een blik naar buiten.
Het geschraap van de spade.
In één raam staat een olielampje te branden,
een icoon is er niet. Ik ben zo gespannen
als een veer, en afstandelijk zijn de panden
in hun witte gewaden.