Ilja Semenenko-Basin (Moskou 1966) studeerde geschiedenis aan de Moskouse Lomonosov Universiteit. Hij is een specialist in de geschiedenis van de Russisch-Orthodoxe kerk en is thans werkzaam aan de RGGU (de universiteit voor humaniora in Moskou). Zijn eerste gedichten verschenen in de jaren tachtig in de samizdat. De onderstaande gedichten zijn alle afkomstig uit de bundel Roetsjevinami serebra (‘Met stromen van zilver’, Moskou 2012).
Een donker geluid boven de paarse aarde,
voorbode van de naam,
hoe heb ik je nodig in de leegte
van dit veld, dat zonder vruchten is.
Vóór ons bestond er slechts een krans
van huizen van maar één verdieping, een lens
van ruimte die is opgerold,
een bos dat eens een meer was,
een veld verdwenen in de huizen –
alles wat we met wind bedekten,
losbarstend uit het zuidzuidoosten.
Nu slaan we op de ruggen van de koeien
met een enorme lucht.
2006
De nomade kocht niets, maar betaalde met goed geld,
metalen geldstukken aan een rood snoer,
nam geen dingen voor zichzelf, ook geen wensen.
En ging.
Aan het einde van een tijdperk blijft er van alles: zout van een meer,
de smaak van kamelenmelk. In de steppe
is alles te castreren, en daar denken ze niet over na.
Onrustig is het verstand dat heeft plaatsgenomen op de wijzerplaat van de klok.
2007
Ik zie geen stad achter de oude wal.
Er groeit gras op het Rode Plein,
waar eertijds Polen streden en Tataren –
voor vijf minuten aanstelsters en snoevers waren.
Moet hier niet de gestorven kat begraven worden
tussen de houtschuur en de dronken horden?
Zo brengen wij diegenen in ons hart bijeen
zonder wie het ons onder de mensen lastig scheen.
2008
Een enorme stad
verheft zich boven het gebied van de tor en de slang.
Sneeuw
beschermt tegen de winterse wolf, die knaagt aan de jeneverbesstruik.
De muren begroeten de februarizon. Kijk,
in de stad zijn alleen de bomen niet schuldig.
Wij zwommen voorbij
als zwarte vissen, zagen alle bewegingen van de ogen en de tak,
die deden denken aan sneeuwval.
We zagen een jongen,
die een vogel had ingespannen
en met een zweep aandreef.
2008
Aan mijn moeder
We gingen de tijd bekijken,
we verkruimelden tarwebrood voor zijn hol,
maakten hem tam als een rat.
Alles vergeefs. Voor onze ogen
verschenen krijgers die de buit verdeelden,
vogels die een kus pikten.
De wijsheid danst met de engelen,
maaiers verheugen zich over het oordeel.
Blauwe mensen stonden met kaarsjes op tafels
en andere details. De wereld beefde,
vallende vogels zagen muilen van stenen.
En kijk, rivieren stromen uit over de hele wereld,
de grote rivieren van de vlaktes.
We gingen naar de rode oever om onze kleren te wassen.
De wijsheid danst met de engelen,
maaiers verheugen zich over het oordeel.
2008
Een wandeling door stenen landschappen
van vervuilde steden, waar al niet meer de kwaliteit van onmiddellijk bewustzijn is,
toonde zes vlekken op de boulevard, die in de verte
aan mensen deden denken. Ze lagen gewoon rondom een bankje.
Hun uiteinden onbeweeglijk. Ik zie geen gezichten,
dode hopen drek. Net zulke naast de bushalte.
Verbazend, dat er op de Arbat ook onbeweeglijk vier of vijf lagen.
Sommige wat donkerder, andere wat lichter.
Waar ze vroeger films vertoonden, is er nu een met een hoofd
in de vorm van een vat, de lippen getuit tot een nauwe doorgang.
Een op zijn kant gezette kruik. Voor mijn ogen viel hij in stukken,
brak en viel uit elkaar. Nog twee vlekken op het pad, laarzen.
Voor me en naar links ontmoette ik een voorbijganger,
een tweede aan de even kant.
In de dynamiek kunnen vloeibare lichamen geen last verdragen,
ze zijn allebei stukgegaan.
Andere bleken onbeweeglijk, hij die een muts op had en twee achter hem.
Ze haastten zich nergens naar toe. Het was te zien hoe de muts viel.
2008
1
Hierheen, na de chaos van de naamloze geschiedenissen.
Naar de verwarring van tekens.
Hier is oude groente en het beroemde leeggevreten ei.
Het chef d’oeuvre van de juwelier – een vlieg,
smaragden schietschijf in arabesken van tule, in de restanten van de
waterleidingbuis,
leid ons.
Als diep kloven tussen zwarte zakken.
Maak open!
Maak ze open als brieven die in enveloppen zijn verzegeld.
Rakel kleine en grote geheimen op.
Bevrijd de kracht
van het afgewezen teveel aan leven.
2
strijden strijden
een absolute noodzaak
een molecuul van geweld
of van schuld
samenvoeging met de naam van een gespreksgenoot
samenvoeging met de naam van een vijand
met een landschap
een idee
voor radio-uitzendingen
misselijk van de Hongaarse worsten
van het leger van vlees
gevloek
mensen
bomen
geluidloze misdaad
van iemand die telefoneert
en opnieuw een molecuul van toorn
3
Geleid door de stroom water!
Prachtig is je constructie, machine.
Ik denk, kijkend in de trillende, lage mond.
Kijk naar mij met je snorrende pupil,
val niet stil, hartje
van mijn verlangens, steun van de stad.
De hydropool
heeft jou voortgebracht als een nieuwe zon.
Geen wangen van suiker
en geen vreugden van lippen, maar het geraas
van technisch water! En het gekreun van je verbindingsstukken.
De indiaan heeft zijn profetische veren hierheen gebracht,
en de Slaaf
het vont met doopwater, en zijn zoete woorden –
de Toscaanse engel. Sla
met krachtig geluid op de muren van de gevangenissen.
Laat jouw stem de
behaarde kinderen verontrusten,
de mannen en vrouwen die van oude rommel houden.
2009
ze sprong op
schreeuwde
de spieren van haar heupen spanden zich
mager
broos
van de voettochten
sterke benen
benen, bekroond met een boog
2011
Vertaling Willem G. Weststeijn