Emmanuel Waegemans




Karel en de Elegast in Rusland




In onze Middelnederlandse literatuur is het dertiende-eeuwse ridderverhaal over Karel en de Elegast welbekend. De koning (Karel) krijgt een visioen van een engel die hem gebiedt uit stelen te gaan. Onderweg komt hij zijn trouwe ridder Elegast tegen, die hij verbannen had wegens een klein vergrijp. Samen gaan ze uit stelen (de koning natuurlijk vermomd en onder een andere naam) en komen er aldus toevallig achter dat er tegen de koning een samenzwering gepland wordt.

Een vergelijkbaar verhaal komt ook voor in de Russische folklore. De bekende folklorist Nikolaj Ontsjoekov (1872-1942) bracht in 1908 een grote verzameling Severnye skazki (‘Sprookjes van het Noorden’) uit, waarvoor hij de gouden medaille van het Keizerlijk- Russisch Geografische Genootschap kreeg. Wegens zijn belangstelling voor volkscultuur werd hij in de jaren dertig gearresteerd. Hij crepeerde in een kamp in 1942.

Het door hem gepubliceerde ‘sprookje’ ‘Car’ i vor’ (‘De tsaar en de dief’) komt voor als nr. 17 in zijn verzameling van 1908 en is heruitgegeven in de bundel Pëtr I. Predanija, legendy, skazki i anekdoty (‘Peter I. Overleveringen, legenden, sprookjes en anekdoten’, Moskou 1993). In de studie van de folklore gaat men uit van twee theorieën: ofwel is een verhaal ontleend aan een andere cultuur (en spreekt men van ‘Wandermotive’, rondtrekkende motieven of 'stranstvujuščie sjužety'), ofwel is er sprake van zogenaamde. ‘universalia’, culturele gegevens die in meer landen voorkomen en die niet meteen getraceerd kunnen worden. Of er van enige beïnvloeding sprake is in het geval van Peter de Grote kan alleen door grondige studie worden vastgesteld.



DE TSAAR EN DE DIEF

De tsaar wilde weten wie in zijn land placht te stelen. Hij trok narrenkleren aan, liep over de markt en begaf zich onder de mensen. En zo begeeft de tsaar zich dus onder de mensen, maar ook de dief doet dat. Ze hadden het van elkaar meteen in de gaten. De dief vraagt aan de tsaar:

‘Gaan we uit stelen?’

‘Kunnen we doen.’

‘En bij wie gaan we stelen?’

De tsaar antwoordt: ‘Bij de tsaar.’

Daarop kreeg de tsaar een muilpeer.

‘Heb je me ooit, verdomme nog aan toe! Ben je dan al lang aan het stelen dat je al naar de tsaar wil trekken? Ik steel al een eeuwigheid, maar bij de tsaar te gaan stelen da’s nog nooit bij me opgekomen.’

‘Bij wie gaan we dan wel stelen?’ vraagt de tsaar.

‘Bij de bojaren, die hebben geld zat!’

En ze gingen dus naar de bojaren om te stelen. Hoog boven de vliering zien ze licht branden, er wordt vergaderd. De dief haalt zijn ijzeren klauwen tevoorschijn, maakt ze aan zijn handen en voeten vast en klimt tegen de muur. Daarboven zitten ze te bekokstoven hoe ze de tsaar een kopje kleiner kunnen maken. Ze dachten hem uit te nodigen en hem een beker aan te reiken. Drinkt hij de beker op, dan valt hij meteen dood. De dief klom van de muur, gaf de klauwen aan de tsaar, zei dat hij naar boven moest klimmen om het zelf te horen. De tsaar klom naar boven, luisterde naar wat de bojaren te vertellen hadden en ging met de dief een eindje verder staan. Hij trok z’n narrenkleren uit en stond daar te blinken in zijn sterren en epauletten. De dief viel op de knieën, vroeg vergiffenis dat hij de tsaar een muilpeer gegeven had. De tsaar schonk hem vergiffenis en bracht hem naar het paleis.

‘Wanneer de bojaren me uitnodigen, dan zal ik je meenemen en zeggen dat jij een buitenlands koopman bent. Als ze me een beker aanbieden, zal ik je vragen: “Zeg eens: hoe gaat dat bij jullie – wie moet het eerst drinken, degene die inschenkt of degene aan wie het aangeboden wordt?” En jij antwoordt dan: “Wie inschenkt, die moet als eerste drinken.”

De bojaren lieten de tsaar komen, de tsaar ging samen met de dief naar binnen, de dief verkleed als buitenlands koopman. Ze gaven de tsaar een beker te drinken. Vraagt de tsaar:

‘Hoe gaat dat er bij jullie aan toe? wie inschenkt, drinkt ook het eerst? Of hoe zit dat?’

De koopman antwoordt: ‘Wie inschenkt, die drinkt ook het eerst.’

De tsaar beval de gastheer te drinken. Die dronk de beker leeg en viel ter plekke dood. Alle bojaren die hier verzameld waren, werden vastgegrepen, sommigen terechtgesteld, anderen aan de stadspoorten opgehangen. En van de dief maakte de tsaar een bojaar.


TSL 72