In de novelle Utz van Bruce Chatwin cirkelen drieteenmeeuwen boven de Vltava in het centrum van Praag. En weg was mijn concentratie. Ik las het verhaal nog wel uit, maar was eigenlijk alleen benieuwd of er nog meer zou worden verteld over die meeuwen. Later constateerde ik dat de vertaler, terecht, de naam van de vogelsoort niet had aangepast, hoewel de Tsjechische hoofdstad een zeer uitzonderlijke plek is voor deze aan zee gebonden meeuwensoort. Zeemeeuwen vliegen trouwens regelmatig in romans rond en er is waarschijnlijk geen bekendere meeuw dan Jonathan Livingston Seagull (Richard Bach 1979).
Maar, hoe poëtisch het ook mag klinken, zeemeeuw is slechts de verzamelnaam voor allerlei meeuwensoorten die voorkomen op zee. Als soort bestaat deze meeuw echter niet.
Vogelnamen leiden regelmatig tot verwarring. Dat bleek onlangs weer bij de Nederlandstalige wereldpremière van Het puttertje van Donna Tartt, het boek met op de cover het puttertje van Fabritius. Op The Goldfinch, de Engelstalige editie, prijkt eveneens een putter. Dat leidt in Amerika tot verbazing omdat de goldfinch een knalgeel vogeltje is dat volledigheidshalve American goldfinch (Spinus tristis) heet. De putter (Carduelis carduelis) werd ooit in Amerika geïntroduceerd en heet daar om die reden European goldfinch. Om de zaak niet nog ingewikkelder te maken, laat ik de goudvink hier buiten beschouwing.
Het is jammer dat soms de Latijnse naam van een vogel wordt gewijzigd, want dat leidt tot fouten. Wat een spraakverwarring zou er ontstaan zonder de Latijnse namen!
Nog een voorbeeld van naamsverwarring: iedereen kent het roodborstje (Erithacus rubecula). Zijn Engelse naam luidt robin. Laat u echter niet (meer) misleiden door roodborstjes die in vertalingen uit het Amerikaans misschien tegen besneeuwde ramen tikken. De American robin (Turdus migratorius) is een vrij plompe lijsterachtige die voor Amerikanen gewoon, zonder toevoeging, robin heet.
Lezend in Zangezi van Chlebnikov in de vertaling van Aai Prins, werd ik na enkele pagina’s verrast door de vogelnamen in Vlak I. Hoewel ik het boek later zou uitlezen, stopte ik vanwege de daar vermelde, mij onbekende, eikevink en ging ik op zoek naar de Russische namen uit het hoofdstukje ‘De Vogels’ in Vlak I. Het was niet de eerste keer dat ik volledig werd afgeleid, of misschien liever gezegd, werd omgeleid, door een vogelnaam.
Ik weet weinig tot niets van de Russische taal. Mijn opmerkingen en aanvullingen hieronder komen dus niet voort uit kennis van het Russisch, maar zijn gebaseerd op wat ik weet over vogels en op het zoeken in een lijst die ik vond op deze internet site: http://www.birdlist.org/russia.htm
Bij de tien verschillende vogelsoorten hieronder staan achter elkaar de namen zoals Velimir Chlebnikov ze vermeldt, gevolgd door de vertaling en, behalve bij keep en koekoek, een andere of volledige naam.
Chlebnikov geeft niet de volledige naam van deze Phylloscopus (boszanger) en gelet op de Nederlandse zang- of roeptekst die in vertaling wordt weergegeven als … Piet pet tvietsjan! Piet pet tvietsjan! Piet pet tvietsjan! … , is het zeer aannemelijk dat Chlebnikov eerder de tjiftjaf (Phylloscopus collybita, Пеночка-теньковка) heeft bedoeld dan de fitis (Phylloscopus trochilus, Пеночка-весничка). De zang van de laatste valt niet in de vertaling van deze bekende onomatopee te herkennen. Ik veronderstel dat Chlebnikov bewust deze soort aan het woord laat vanwege het zeer karakteristieke en ritmische geluid. Hij vermeldt er nog bij dat het vogeltje in de top van een spar zit te zingen en ook dat duidt erop dat hier de tjiftjaf zingt, aangezien die veel meer aan bomen is gebonden dan de fitis, die zijn melodietje doorgaans vanuit struiken ten gehore brengt.
Ook bij deze soort vermeldt Chlebnikov niet de volledige naam, die Овсянка-крошка luidt. Gorsje is een aardige vertaling van de Engelse naam: little bunting. De Nederlandse naam is dwerggors. Kleine gors of gorsje bestaat niet als soortnaam.
De niet bestaande eikevink doet onmiddellijk denken aan boekvink, de in onbruik geraakte naam voor de vink. De Duitse naam is Buch-fink. Boek staat voor beuk en het zijn de nootjes die tot het voedsel van de vink (Fringilla coeleps ) gerekend worden. Chlebnikov voert hier niet de vink of een andere Fringilla-soort ten tonele, maar de wilgengors, een Emberiza-soort die dus ook een boom in zijn naam heeft. In de beschrijving van het geluid met de i-klanken en het sjek-sjek-sjek, het zogenaamde slaan, (de vink wordt ook wel slagvink genoemd) valt echter wel degelijk de vink te herkennen en mogelijk heeft Chlebnikov toch deze vogel aan het woord willen laten, maar heeft hij zich vergist in de naam.
Dit is een vinkensoort, namelijk Fringilla montifringilla en een correcte vertaling is: keep. Het als jediegredie omschreven geluid komt overeen met wat ik elders vond als djed-jedje.
Gors is de beste vertaling, aangezien Chlebnikov deze Emberiza-soort geen enkele toevoeging geeft en er zodoende wel zes of zeven vogels in aanmerking komen, zoals de geelgors of de grauwe gors, wier geluid (respectievelijk tsi-tsi-tsi-tsièèèh en tsjip, dziep) de vertaling van de beschrijving dicht benadert.
Deze Phylloscopus is zeer waarschijnlijk niet de groene, maar de grauwe fitis (Phylloscopus trochiloides in plaats van Phylloscopus nitidus). De grauwe fitis heeft een veel groter verspreidingsgebied in Rusland dan de groene fitis die zeer beperkt ten oosten van de Zwarte Zee voorkomt. Ze spreken vrijwel dezelfde taal.
Zie nummer 5
Meerkol is een plaatselijke naam voor (Vlaamse) gaai. Misschien was er een reden om te kiezen voor deze in onbruik geraakte naam. Hoewel ook gaai (Garrulus glandarius) zonder enige toevoeging nog niet echt ingeburgerd is geraakt, is in de officiële Nederlandse naam voor deze vogel het woord Vlaams vervallen. Mocht het de bedoeling geweest zijn om in de vertaling ‘Vlaamse’ te vermijden, dan had nu gaai als vertaling volstaan. Wat betreft de vertaling van het geluid is vermeldenswaard dat de gaai bekendstaat om zijn vermogen om geluiden te imiteren en daaraan dankt(e) hij de naam meerkol. Het vermelde geluid pjak, pjak, pjak is een imitatie van het geluid dat zijn aartsvijand de havik produceert zoals de ANWB vogelgids van Europa dat vermeldt als kja-kja-kja.
De vertaling zwaluw is correct. Er zijn minstens drie vogelsoorten die in aanmerking komen. Het geluid maakt duidelijk dat het hier de boerenzwaluw (Hirundo rustica) moet betreffen en niet de oeverzwaluw of de huiszwaluw. Petersons Vogelgids vermeldt voor het geluid: twit, tsiwietz, wat mooi overeenkomt met de vertaling Tsieviet! Tsieziet!
>De zwartkop is een Sylvia-soort, net als de grasmus. De zwartgekopte grasmus is echter een niet-bestaande soort. Het volle tjoe of tsjoek dat soms voorafgaat aan de zang van de nachtegaal of de zwartkop vinden we terug in vertaling als tèoe.
Hoewel er meerdere soorten koekoeken bestaan heeft Chlebnikov vrijwel zeker de koekoek bedoeld en niet de boskoekoek (Cuculus horsfieldi) die een afwijkend geluid produceert dat hier zou hebben geleid tot poe-poe in plaats van koe-koe.
Met dit artikeltje over slechts één bladzijde uit Zangezi in de vertaling van Aai Prins heb ik misschien een kleine bijdrage geleverd om te laten zien hoe moeilijk vertalen in veel gevallen is. Ik ben me ervan bewust dat de beschrijvingen van de vogelgeluiden door velen als lachwekkend ervaren worden en de beroemde vogeldeskundige van Toon Hermans in herinnering roepen. Waren vogelaars vroeger afhankelijk van die beschrijvingen, dan hebben hun hedendaagse collega’s het wel erg gemakkelijk met de moderne apparatuur waarmee ze in het veld vogelgeluiden kunnen vergelijken bij het determineren van soorten. Het vergt een schier onmogelijke inspanning om een tekst voor honderd procent correct om te zetten in een andere taal en dat geldt zeker voor de beschrijving van geluiden. Met plezier heb ik me verdiept in de vogelnamen van Chlebnikov voordat ik verder las in Zangezi.
Chatwin, B., Utz. Vertaling Peter van Oers. Bert Bakker, Amsterdam 1989.
Chatwin, B., Utz. Viking Penguin Inc., New York 1988.
Chlebnikov, V., Zangezi. Vertaling Aai Prins. Pegasus, Amsterdam 2013.
Garthoff, B., Vogel van de week. Ploegsma, Zeist 1971.
Peterson, R.T., Petersons Vogelgids. Elsevier, Amsterdam 1984.
Svensson, L., ANWB Vogelgids van Europa. Tirion, Baarn 2005.