Bruno, ouwe jongen – zoals wij trouwens allemaal! Ik geef toe dat ik niet
van plan was in dit nummer van Studio voor de tweede keer het woord te
nemen. Maar toen Boguslaw1 mij je brief te lezen gaf, wist ik meteen dat ik
het publiek niet een maand op mijn antwoord kon laten wachten. Werkelijk,
je hebt de rollen omgedraaid: je hebt je onttrokken aan het pijnlijke oordeel
van die doktersvrouw, terwijl je mij juist in een uiterst delicate situatie hebt
gebracht, slechts één stap verwijderd van de ergste groteske. Je verbeelding
heeft je een poets gebakken. Je hebt ons in gedachten met denkbeeldige glorie
omgeven. Bij enkele van je uitlatingen ben je vast mijn tantes vergeten, die
zich zullen verbazen wanneer ze horen dat hun bovenste beste Wicio het in
zich heeft een groot humanist te worden en dat er een nieuw orgaan uit zijn
hiel groeit. Ik mag een boon zijn als die eerbare vrouwen niet denken dat wij
gewoon reclame voor onszelf zitten te maken. Neem me niet kwalijk, m’n
heilige Bruno, dat ik zo denk over deze vrouwen, die ongeneeslijk sceptisch
zijn als het hun eigen neven betreft. Je bent te vermetel, te trots, blaast te hoog
van de toren, je wekt de indruk iemand te zijn die geen tantes heeft – moeten
wij ze volgens jou vergeten en ons leven leiden alsof er op aarde geen wezens
bestaan die zich ons nog in korte broek herinneren?
Al te arrogante superioriteit lokt dus brutale en sarcastische inferioriteit
uit. Je verwijt me dat ik me met haar destructieve houding associeer? Jazeker,
dat is waar. Ik droom er inderdaad van jullie laarzen stiekem te vullen met
begrippen als tante, kuit, been, korte broek en meer van dergelijke onrijpe,
compromitterende, diskwalificerende zaken die jij nog-niet-menselijk
noemt en die mij oermenselijk voorkomen. Ik zou zelfs Goethe met zijn tante
willen confronteren, met zijn kuit – ik zou met een kuit jullie schrijversgezicht
willen molesteren. Waar komen, zul je vragen, die onbekookte neigingen
vandaan? Waarom voel ik me geen Schrijver, maar eerder een snotaap en
een neef van mijn tante, waarom doet een been me meer dan de ziel en stel
ik in mijn werk de korte broek boven de geest? Ik weet niet hoe dat bij jullie
zit, maar ik persoonlijk ben mijlenver verwijderd van de kalmte waarmee
jullie je missen opdragen voor het altaar van de Kunst, eer bewijzend aan
het Schone, Goede, Ware en andere idealen.
Want, bij de allerheiligste Maagd, is de situatie van zo’n priester tenslotte
niet dubbelzinnig en dubieus? Ik bedoel niet eens dat zijn naaktheid een bespotting is van zijn priesterlijk gewaad en dat hij de mis alleen gekleed
kan opdragen – in zijn blootje is dat volstrekt uitgesloten. Maar zelfs zijn
verschillende lichaamsdelen zijn op aanstootgevende en schandalige wijze
in strijd met elkaar en, zoals gezegd, de kuit (om me tot dit voorbeeld te
beperken) is een klap in het zo gedistingeerde gezicht, dat op zijn beurt die
lompe kuit negeert en veracht. Erger nog, ook de verschillende delen van zijn
geest, volkomen heterogeen – zoals je terecht stelde – wat hun ontwikkeling
betreft, ruziën met elkaar en zijn met elkaar in tegenspraak. En verder: compromitteert
het privéleven van een schrijver niet elk moment zijn openbare
leven? Maken alle niet overwonnen kleinzieligheden en kinderachtigheden
zijn grootheid niet belachelijk? Drijven de lagere standen van de maatschappij
niet de spot met de hogere, waarbij ze alles wat zich daar afspeelt als
flauwekul beschouwen, blabla, bluf en zelfbedrog? Werpt het verleden geen
onprettige schaduw op jullie heden? Langs welke wegen hebben jullie de
rijpheid bereikt waarmee jullie vandaag zo geestdriftig lopen te pronken?
Ik begrijp het niet: als ik naar jullie kijk, lijkt het wel alsof jullie nooit snotapen
zijn geweest – en jullie het vandaag ook niet zijn – jullie geen kuiten,
mammies en tantes hebben, alsof voor jullie alleen de Menselijke Conditie,
de Liefde, de Dood, het Lot van de Mensheid en aanverwante horizontale
problemen bestaan. Wat is dat in hemelsnaam voor naïeve maskerade?
Je bent te vurig, Bruno, te ongeduldig in je streven naar omhoog, je hebt
te veel haast om die hoogste regionen te bereiken, in je vliegende vaart ben
je onderweg de kuiten uit het oog verloren! Daarom gruw je wanneer een
waakzame vriend naar je kuiten trapt. Want in de literaire stijl, de hedendaagse
stijl van het openbare leven, bestaat er nauwelijks een middel om de
lagere sfeer te boven te komen waar de ‘kuitachtige’ problemen de baas zijn;
men kan enkel zijn toevlucht nemen tot het lapmiddel van de minachting óf
tactvol de ogen sluiten. Te makkelijk en te goedkoop voltrekt zich dit proces
van sublimatie. We springen pardoes naar het hogere niveau, in de kunst
uiten we ons alleen met het topje van ons wezen, terwijl het werkelijke, niet overwonnen niveau van ons bestaan zich maar wil blijven uitdrukken. Dat
komt doordat de schrijvers elkaar op de schouder kloppen, elkaar voortdurend
aanzetten tot een nog hogere superioriteit, een nog rijpere rijpheid, een
nog grotere, nog verhevener schoonheid – triomf van het hart en de ziel –,
zodat alleen al het noemen van de kuit van de schrijver een blamage wordt.
Ik heb je spel doorzien, Bruno! Niet in staat stelling te nemen ten aanzien
van het triviale, onsmakelijke voorval met de doktersvrouw, die ik tegen je
heb opgezet om in je kuiten te bijten, heb je je toevlucht genomen tot vleierij,
heb je mij opgehemeld, in de hoop dat ik jou niet langer zou vernederen. Je
dacht dat ik, opgeblazen door je vleiende oordeel, mijn priesterlijk gewaad
weer zou aantrekken en me met jou zou onderhouden over ‘hoge ascese’
en ‘onomkoopbare smaak’. Nee, nee. Tsa, tsa! Eropaf, doktersvrouw, pak
hem, grijp hem, bijt hem in zijn kuiten! Zolang jij je houding tegenover deze
brandende kwestie niet hebt bepaald, kan er van hoge ascese geen sprake
zijn.
Ik weet heel goed, m’n beste Bruno, dat tegenwoordig iedereen, zodra je
het over een kuit hebt, zegt dat dit freudiaans is, punt uit. Wel, de kuit heeft
bij mij niets met Freud van doen, en wie de zaak zo opvat begaat een grove
vergissing. Maar: heb je in je brief niet een ‘onserieus’ toontje opgemerkt?
Dat is het beste bewijs dat je in je hart ook wel voelt dat die hele dialectiek
van je te hoog gegrepen is. Dat is – om je de waarheid te zeggen, m’n beste
Bruno – de stem van een onzuiver geweten. Ook mijn brief ontkomt niet
aan dit verwijt. Wat is het toch moeilijk je eigen niveau te bepalen! Op elk
niveau voelen we ons als een vis op het droge. Dat zou erop duiden dat ons
eigenlijke element een bepaalde vermenging van niveaus zal zijn. Maar ik
zie niet in waarom we Boguslaw met een nieuwe discussie over dit mengsel
zouden lastigvallen. Een kus op je voorhoofd.
Vertaling Paul Beers