Arent van Nieukerken



Een open brief van Bruno Schulz aan Witold Gombrowicz




schulz

Bruno Schulz, zelfportret

Op zaterdag 10 november 2012 vond er in de Amsterdamse Openbare Bibliotheek een bijeenkomst plaats ter gelegenheid van het Bruno Schulz-jaar. Deze Pools-Joodse schrijver werd op 12 juli 1892 geboren in het thans in Oekraïne gelegen stadje Drohobycz (het lag tot 1918 in Galicië, een provincie van het Habsburgse keizerrijk; tussen 1918-1939 behoorde het tot Polen; vervolgens maakte het twee jaar deel uit van de Sovjet-Unie; in augustus 1941 begon de Duitse bezetting; na 1944 werd de stad opnieuw bij de Sovjet-Unie ingelijfd). Zeventig jaar geleden, op 19 november 1942, werd Schulz door een SS’er vermoord.

De organisatorische kant van de Schulzavond in Openbare Bibliotheek werd verzorgd door de afdeling Slavistiek van de Universiteit van Amsterdam en het Dom Polski (Pools Huis) te Amsterdam. De avond beleefde zijn hoogtepunt met de bekendmaking van de uitslag van een vertaalwedstrijd, die de organisatoren in samenwerking met de Poolse ambassade hadden uitgeschreven. De deelnemers stonden voor een verre van gemakkelijke taak. Zij moesten een (open) brief van Bruno Schulz aan Witold Gombrowicz uit het Pools in het Nederlands vertalen. De te vertalen tekst was niet alleen vrij lang maar ook van een hoge moeilijkheidsgraad. Bruno Schulz schreef een fijnzinnig, maar barok proza met lange zinnen en ingewikkelde syntactische constructies. Hij deed dit overigens zo virtuoos dat hij nog steeds als een van de beste Poolse stilisten te boek staat. In dit nummer van TSL wordt de bekroonde vertaling gepubliceerd.1

gombro

Witold Gombrowicz

Ter inleiding volgen nog enkele opmerkingen over de achtergrond waartegen deze tekst gelezen moet worden. Schulz reageert op een open brief die Gombrowicz in 1936 in het Poolse tijdschrift Studio had gepubliceerd. Gombrowicz keerde zich hier in naam van het lagere, dat wil zeggen niet-elitaire, vulgaire, alledaagse in de menselijke natuur tegen wat hij als Schulz’ preciositeit ervoer. Het perverse masochisme waardoor zowel Schulz’ tekeningen als een deel van zijn proza wordt gekenmerkt, is volgens Gombrowicz (die zich op de weinig vleiende mening van een doktersvrouw uit de Warschause Wilczastraat beroept) een achterhaalde vorm van decadent elitarisme (zou het trouwens toeval zijn dat de roman Venus in bont geschreven werd door de eveneens uit Galicië afkomstige Duitstalige auteur Leopold von Sacher-Masoch?). Vanuit een filosofisch gezichtspunt is er in Schulz’ kunst sprake van een paradoxale intellectuele omkering van de platoonse triade die bestaat uit de waarheid, het goede en de schoonheid. We hebben hier namelijk te maken met een typerend voorbeeld van een demonische ‘antivorm’, die echter toch afhankelijk blijft van de vorm waartegen zij in opstand komt (geheel in lijn met de decadente traditie die begon met Baudelaires Les Fleurs du Mal). Schulz’ kunst is in de ogen van Gombrowicz niet volwaardig, omdat de lichamelijke directheid van de menselijke existentie niet benoemd wordt. De fysiologische kant van het leven zou bij Schulz onderworpen zijn aan een abstract, op machtsverhoudingen stoelend concept dat vervolgens in mooie (verheven) taal verpakt wordt. Gombrowicz had weliswaar oog voor Schulz’ literaire talent, maar vond dat hij zich in een verkeerde richting ontwikkelde.

Schulz riposteert dat Gombrowicz zelf met zijn impliciete streven de menselijke existentie door het verbeelden van tegenstellingen als Links zelfportret van Bruno Schulz, rechts foto van Witold Gombrowicz polen in een dialectisch proces (de antinomieën laag – hoog, rijp – onrijp, lichaam – geest, kitsch – kunst enzovoorts) tot uitdrukking te brengen, in wezen afhankelijk blijft van de traditionele, op een totaliteit gebaseerde levensbeschouwing (postmodernisten zouden hier de term logocentristisch gebruiken). Daarom stelt Schulz op zijn beurt niet minder paradoxaal dat Gombrowicz het in zich heeft een groot humanist te worden, zij het dan niet in de zin van de renaissance met haar streven naar de schone, ware en universele harmonie, maar door een even universele omkering van dit model (Gombrowicz wordt dus weerlegd met behulp van zijn eigen argumenten). Schulz zelf probeert deze valkuil te vermijden door het (experimentele) fragment tegenover de abstracte totaliteit te stellen. Gombrowicz voelde zich door Schulz’ antwoord allerminst overtuigd en herhaalde in een tweede open brief nog eens zijn standpunt. Daarmee kwam een einde aan deze interessante episode in de geschiedenis van het Poolse modernisme.




1 Achteraf bleek dat de brief al eens eerder was vertaald en gepubliceerd, en wel door Paul Beers in ‘Schulz en Gombrowicz – een documentaire’, De Revisor, 1980, 3, pp. 26-30. Noch degenen die de vertaalwedstrijd hadden uitgeschreven, noch de jury, noch de vertalers waren hiervan op de hoogte. We publiceren de brief van Schulz toch nog een keer – in de nieuwe, bekroonde vertaling – samen met de reactie van Gombrowicz op Schulz’ brief. Deze reactie werd ons toegestuurd door Paul Beers, die ook de vertaling ervan maakte.


<   

TSL 63

   >