Fred de Haas



Russische zigeunerromances




‘zigeunerromances’

>

Hoewel de term ‘zigeunerromance’ in de Russische taal is ingeburgerd, is het eigenlijk verkeerd om te spreken van ‘zigeunerromances’ of ‘zigeunermuziek’. De zigeuners hadden namelijk de gewoonte om de volksmuziek over te nemen van het land waar ze verbleven en deze op geheel eigen wijze uit te voeren. Hun wijze van interpreteren was echter zo overweldigend, meeslepend en ‘anders’ dat velen dachten dat ze te maken hadden met originele muziek van zigeuners. Zelfs Liszt verkeerde in de veronderstelling dat de muziek die de zigeuners speelden, ook van zigeuneroorsprong was.

De auteurs Lvov en Pratsj1 waarschuwden al aan het eind van de achttiende eeuw voor dit misverstand: ‘onder de dansliederen bevinden zich enkele, die wij kennen onder de naam zigeunerliederen; deze verdienen hun naam eerder door de manier, waarop ze worden gezongen dan vanwege hun vorm. Er is geen twijfel over mogelijk, dat ook deze liederen door Russen zijn gemaakt. Buiten Rusland zingen en dansen de zigeuners heel anders.’

Het staat dus vast dat het overgrote deel van het zigeunerrepertoire ontleend was aan Russische liederen en romances op teksten van grote en minder grote dichters. Zo kwam het dat de ‘zigeunermuziek’ een wezenlijk onderdeel is geworden van de Russische muziekcultuur.

de romance in rusland, frankrijk en duitsland


zig1

Voordat men in Frankrijk in de eerste helft van de achttiende eeuw het begrip romance uit Spanje invoerde om liederen met een sentimentele inslag aan te duiden, hanteerde men termen als air tendre, brunette of vaudeville. Het is echter niet eenvoudig om te achterhalen wat men nu precies onder romance ‘als muzikaal genre’ verstond, omdat de meningen van de achttiende-eeuwse tijdgenoten hierover uiteenliepen. Een definitie van de romance, die nogal langdurige invloed heeft gehad is die, welke Jean-Jacques Rousseau aan het genre heeft gegeven: ‘Air sur lequel on chante un petit poème du même nom, divisé par couplets, duquel le sujet est pour l’ordinaire quelque histoire amoureuse et souvent tragique… la romance doit être écrite d’un style simple, touchant et d’un goût un peu antique.’2 De definitie van Rousseau is zelfs letterlijk doorgedrongen tot de tweede uitgave van de Grote Sovjet Encyclopedie.

In de vijfde druk van de Dictionnaire de l’Académie française (Parijs 1798) lezen we: ‘Mot tiré de l’espagnol et qui signifie une petite pièce de vers faite pour être chantée et dont le sujet est triste et élégiaque.’3

zig2

In Duitsland kwam voor de tweede helft van de achttiende eeuw de term Romanze niet voor, maar omstreeks het midden van de achttiende eeuw werd door J.W.L. Gleim het woord via het Frans uit het Spaans overgenomen om een dichtvorm aan te duiden die je het best zou kunnen omschrijven als een gestyleerd straatlied ofwel een goed vormgegeven smartlap.

De term romance (in het Russisch романс) duikt in Rusland op aan het begin van de negentiende eeuw. Waarschijnlijk had men toen de behoefte om deze liederen in naam te onderscheiden van de Russische liederen die al sinds de achttiende eeuw werden gezongen.

klassieke russische romances en stadsromances


Hoewel het fenomeen van het Russische romancelied nauw verbonden was met de West- Europese muziek, heeft het in Rusland toch een geheel eigen ontwikkeling doorgemaakt.

Vanaf het eerste kwart van de negentiende eeuw tot ver in de twintigste eeuw kan men in Rusland twee soorten romances onderscheiden. In de eerste plaats is er het romancelied, dat door Russische klassieke componisten werd getoonzet op verzen van dichters als Poesjkin, Lermontov en Fet en dat werd uitgevoerd door klassiek geschoolde zangers en zangeressen. Op het gedicht ‘Ja vas ljoebil’ van Poesjkin zijn, bijvoorbeeld, bijna veertig verschillende melodieën geschreven. Deze klassieke Russische romance bereikte een hoge mate van perfectie in het werk van Glinka, Moessorgski, Tsjajkovski, Borodin, Rachmaninov en anderen.

Daarnaast creëerden talloze professionele en amateur-musici, zangers en zangeressen romances van soms grote schoonheid die niet bestemd waren voor de concertzaal, maar voor de huiselijke en vriendenkring en ook wel voor kleine theaters en restaurants. Dit creatieve élan heeft zich de hele negentiende eeuw tot in de eerste decennia van de twintigste eeuw voortgezet. In onze tijd hebben velen van deze stadsromances nog niets van hun uitdrukkingskracht verloren en zij worden tot op de dag van vandaag gezongen, gespeeld en door velen met genoegen beluisterd.

Deze stadsromances werden ook uiterst artistiek uitgevoerd door de grote negentiendeeeuwse zigeunerkoren en niet alleen enthousiast ontvangen door de stamgasten van de luxe restaurants waar zij optraden, maar ook door schrijvers en kunstenaars als Poesjkin, Toergenjev, Tolstoj, Leskov, Sjaljapin en in het bijzonder door Russische dichters als Fet en Grigorjev. Verscheidene gedichten van deze auteurs verschenen op het repertoire van de zigeunerkoren en verspreidden zich hierdoor in brede kring onder de stadsbevolking.

de naam ‘zigeuner’

De oorsprong van het woord ‘zigeuner’ is, evenals de benamingen tsygan (Rusland), gitano (Spanje), zingaro (Italië), gitan / tzigane (Frankrijk) en anderen in nevelen gehuld.

zig3

Een van de vele verklaringen luidt, dat de zigeuners zelf de mare hadden verspreid, dat zij zich een tijdlang hadden opgehouden in een gebied dat ‘Klein Egypte’ werd genoemd; naar aanleiding van dat verhaal werden ze, in het Latijn van de Middeleeuwen, ‘Aegyptanus’ genoemd, het woord, dat vervolgens andere benamingen kan hebben gegenereerd als het Engelse ‘gypsy’, het Spaanse ‘gitano’, enzovoorts. Een andere gesuggereerde afleiding is die van het Griekse ‘athinganos’ dat ‘onaanraakbare’ betekent.

De naam ‘tsygan’ verschijnt in de Russische literatuur omstreeks het midden van de zestiende eeuw. Een citaat uit een tekst van die tijd: ‘het oude Egypte is nu leeg, er wonen in het land slechts enkele oude Egyptenaren en tsigan, maar Turken en christenen wonen er niet.’

Zelf noemen de zigeuners zich Roma, een woord dat zijn wortels heeft in het Sanskriet. Hun taal noemen zij het Romaní of Romanés. Deze taal genereerde veel afsplitsingen die onderling soms moeilijk of nauwelijks verstaanbaar zijn. De generieke naam ‘Roma’ (meervoud van ‘Rom’ dat in het Hindi ‘mens’ betekent) omvat ook de groep Zigeuners die zich ‘Sinte’4 noemen.

Het woord Roma staat weer aan de wieg van een andere Franse benaming voor zigeuner: ‘romanichel’. In Frankrijk werden de zigeuners ook nog ‘bohémiens’ genoemd naar de streek Bohemen, waar bepaalde groepen zigeuners vandaan kwamen.

waar kwamen ze vandaan?



Lingüistisch en historisch onderzoek heeft vastgesteld, dat de zigeuners afkomstig zijn uit het noordwestelijke deel van India en vandaar – waarschijnlijk tussen de tiende en de veertiende eeuw – ‘geëmigreerd’ zijn via het tegenwoordige Pakistan, Afghanistan, Iran, Irak, Syrië, Armenië, Turkije en de Balkanstaten naar Midden-, West- en Oost- Europa. Tijdens hun trektochten werden zij vaak gevangen genomen en als slaaf verkocht. Reeds in de vijftiende eeuw trokken zigeuners langs de zuidelijke grens van Rusland, in het gebied van Moldavië. Andere groepen kwamen aan het eind van de zeventiende en het begin van de achttiende eeuw via Duitsland en Polen het territorium van Rusland binnen.

zig4

Zigeuners werden in heel Europa opgejaagd, gevangengenomen en terechtgesteld. Soms werden ze weer, om opportunistische redenen, gedoogd, zoals in de tijd van de dertigjarige oorlog, toen ze als soldaten konden dienen.

De situatie in Rusland omstreeks het midden van de achttiende eeuw was niet veel beter. Een oekaze uit 1759 decreteerde dat zigeuners niet toegelaten mochten worden in of in de nabijheid van Sint Petersburg. De zigeuners hadden een bijzonder slechte naam en vormden het voorwerp van spot in de literatuur van die tijd. Een illustratie van dit laatste vinden we in het libretto van de opera Mjelnik (De molenaar) uit 1779:

Кто умеет жить обманом
Все зовут того цыганом

Wie kan leven van bedrog
Draagt de naam zigeuner toch



de zigeuner in de russische literatuur


Het leven van de zigeuners spreekt bij uitstek tot de verbeelding van hen die door gewoonten en werk gebonden zijn aan vaste patronen en hieraan in de geest proberen te ontsnappen door zich via de muziek of anderszins te identificeren met de vermeende vrijheid en romantiek van het zigeunerleven.

Ook de grote Russische dichter en schrijver Aleksander Poesjkin (1799-1837), zelf een man met een onstuitbare vrijheidsdrang, was gecharmeerd van de zigeuners en hun muziek, waarvan hij een groot liefhebber was.

zig5

Poesjkin, die vanwege zijn kritische, tegen de autocratische Russische regering gerichte geschriften door tsaar Aleksander in 1820 naar het Zuiden van Rusland werd verbannen, begon in Odessa te schrijven aan wat het dramatische gedicht De zigeuners zou worden.

Het materiaal hiervoor had hij verzameld tijdens zijn verblijf in Bessarabië.5 Van dit materiaal heeft hij dankbaar gebruikgemaakt onder andere in zijn beschrijvingen van taferelen uit het zigeunerleven:

Alles zet zich tegelijkertijd in beweging; de horde trekt de steppe in. Ezels dragen spelende kinderen in de manden aan hun flanken. Echtgenoten, broers, vrouwen, meisjes, jong en oud volgt de karavaan. Geschreeuw, gevloek, zigeunerliedjes, het grommen van de beer en het ongeduldig rinkelen van zijn ketting, bontgekleurde versleten kleren, kinderen, in lompen gehulde oude mannen en vrouwen, jankende en blaffende honden, het geluid van een doedelzak, knarsen van wagenwielen, alles is armzalig, kapot, primitief, maar zó op drift, zó levend...

Toen Poesjkin begon aan het schrijven van zijn gedicht, was hij zich er terdege van bewust, dat de Bessarabische zigeuners lijfeigenen waren, een status die nogal contrasteert met het waas van dubieuze romantiek dat hen meestal omgeeft in de hoofden van hun bewonderaars. Hij merkte evenwel op, dat deze sociale status hen ‘niet belette een primitief, zwervend bestaan te leiden, dat vrij getrouw in dit verhaal wordt beschreven.’

Poesjkin voltooide De zigeuners op zijn landgoed Michajlovskoje en publiceerde het in 1827. Het gedicht draagt de kenmerken van de romantische literatuur van die tijd: nadruk op het innerlijk leven van de mens, het uiten van gevoelens en emoties en het zich afzetten tegen de intellectualistische, van de natuur vervreemde traditie van de verlichte achttiende eeuw. Schrijvers ontdekten de ‘gewone’ mensen als bron van inspiratie en als toonbeeld van ‘natuurlijke’ wijsheid. Dit laatste wordt geïllustreerd door de levenshouding van de oude zigeuner in het gedicht van Poesjkin.

In De zigeuners heeft Poesjkin ook de tekst van een romance geschreven, die geïnspireerd was op een bestaand zigeunerlied: Stary moezj, grozny moezj (oude echtgenoot, verschrikkelijke echtgenoot). Deze door onder anderen A. Verstovski op muziek gezette romance kan nog steeds worden beluisterd in hedendaagse uitvoeringen.

In De zigeuners wordt ook een lied gezongen door de zigeunerin Zemfira. Dit Lied van Zemfira is onlosmakelijk verbonden met de geschiedenis van de romance. Het kan worden beschouwd als een schakel tussen de amateurmuziekbeoefening en de beroepsmuziek. Zowel de liefhebbers als de beroepsmuzikanten hoorden in het primitieve lied de echo van onalledaagse hartstochten en de belichaming van een trotse mythe: de mythe van de onafhankelijkheid.

De Franse schrijver Prosper Mérimée (1803-1870) was zo enthousiast over De zigeuners dat hij het gedicht vertaalde en het – tien jaar na de dood van Poesjkin – tegelijk uitgaf met zijn beroemde novelle Carmen, die zich afspeelt in het milieu van de Spaanse zigeuners en waarvan het verhaal – vol hartstocht, haat en drang naar volledige vrijheid – eveneens een fatale afloop kent.

In de epiloog van De zigeuners vertelt Poesjkin over zijn eigen ervaringen, laat ons zien dat hij met beide benen op de grond staat en zich ervan bewust is dat het romantische beeld dat er om de zigeuners en hun leven hangt uiterst bedrieglijk is:

Maar geluk is er niet te vinden bij jullie, arme zonen van de natuur: in jullie haveloze tenten leven smartelijke dromen, jullie nomadische onderkomens hebben je niet gered van de armoede in de steppe, overal heersen noodlottige passies en tegen het lot kan je je niet beschermen.


Lev Tolstoj was, zoals velen van zijn tijdgenoten en vrienden, een fervent bezoeker van plaatsen waar zigeuners optraden en schreef in zijn dagboek:

Niemand, die de zigeuners heeft leren kennen, kan ooit stoppen met het – vals of niet vals, maar altijd met genoegen – neuriën van hun melodieën, omdat ze zo scherp in het geheugen blijven hangen.

In Een heilige nacht beschrijft hij de zigeunermuziek als volgt:

Dan is er een akkoord, en vervolgens weer dezelfde melodie, elke keer weer, gezongen met een zachte, tedere, welluidende stem vol buitengewone buigingen en verrassende versieringen, en het geluid van die stem wordt steeds sterker, totdat de melodie onmerkbaar wordt overgebracht op het koor, dat haar vervolgens overneemt.


Apollon Grigorjev (1822-1864), tijdgenoot van Tolstoj, heeft verscheidene bundels gepubliceerd waarin hij zigeunerthema’s heeft verwerkt. Aleksander Blok (1880-1921), die sterk was beïnvloed door de poëzie van Grigorjev en behoorde tot de tweede generatie van Russische symbolisten, laat in zijn werk ook zien dat hij affiniteit heeft met de zigeunerromance, bijvoorbeeld in het gedicht ‘Neznakomka’ (‘De onbekende’). En er zijn reminiscenties aan de zigeunercultuur in het werk van de dichters Afanasi Fet (1820-1892) en Fjodor Tjoettsjev (1803-1873). De dichter Fet zegt het volgende in zijn gedicht ‘Aan een zigeunermeisje:’

Перестань, не пой, довольно!
С каждым звуком яд любви
Льётся в душу своевольно
И горит мятежно-больно
В разволнованной крови.

Hou op en zing niet meer, genoeg!
Bij elke klank druppelt het gif
Der liefde eigenzinnig in mijn ziel
En brandt, pijnlijk-rebels,
In mijn onrustig bloed.


Toen Dostojevski sprak tijdens een ceremonie die plaatsvond in Moskou ter herdenking van de dichter Poesjkin, refereerde hij in zijn toespraak aan de figuur van Aleko in De zigeuners. Toergenjev sprak bij die gelegenheid over de eenvoud en de bevrijdende kracht van dat werk van Poesjkin. de zigeunerliedkunst tot de revolutie van 1917 De liederen die door de uitvoerende zigeunermuzikanten werden geïnterpreteerd waren, zoals we hierboven hebben vermeld, gecomponeerd door Russische componisten en hadden hun wortels in de cultuur van de stedelingen. Het waren dus beslist geen liedjes van het platteland.6

Al aan het eind van de achttiende eeuw waren de zigeuners bekend met het sentimentele Russische romancelied en zongen zij deze met hun koren tijdens uitstapjes van de elite en in de paleizen van de adel. De mode van het zigeunerkoor verbreidde zich niet alleen in Moskou en Sint-Petersburg, maar ook in de andere steden van Rusland. Het repertoire van de eerste koren bestond aanvankelijk uit bewerkingen van Russische liederen. Later pas werden hier – vaak in het Romani gezongen – zigeunerliederen aan toegevoegd, in de eerste plaats dansliederen, omdat die op het meeste succes konden rekenen bij het Russische publiek.

perov

De dansliederen hadden een structuur die zich uitstekend leende voor dansimprovisaties. De coupletten van de liederen waren vaak twee- of vierregelig, konden eindeloos worden uitgebreid en vertoonden onderling – wat de inhoud ervan betreft – weinig of geen verband. Ze werden vaak gekenmerkt door het effect van de zogenaamde ‘zagon’, het ‘opjagen’ van het ritme, dat naar het einde van het lied toe hoe langer hoe opzwepender werd. Voor het lyrisch repertoire gebruikten de koren Russische liedjes en arrangeerden deze naar eigen smaak en er werd zowel in het Russisch als in het Romani gezongen. Dit Russische zigeunerrepertoire werd ook overgenomen door andere groepen zigeuners, die vanaf de negentiende eeuw naar Rusland kwamen, zoals de Kelderari.

Het eerste zigeunerkoor dat in Rusland verscheen, was dat van graaf A.G. Orlov. Graaf Orlov was een echte ‘macho’ en hield van grote feesten. Hij kon, naar verluidt, een zilveren roebel dubbelvouwen, een knoop leggen in een ijzeren pook en hij beoefende de bokskunst. Hij had zulke goede herinneringen aan de Lautari (nomadische zigeunermuzikanten uit Moldavië), dat hij er in 1774 toe besloot een eigen zigeunerkoor in het leven te roepen. De leden van zijn koor waren lijfeigenen uit het dorp Poesjkino en de leider van de groep werd Ivan Trofimovitsj Sokolov (1740- 1807).7 Vanaf die tijd zou de dynastie van de Sokolovs de scepter zwaaien in de koren van Russische zigeuners.

franz liszt en de zigeunermuziek

Tijdens een tournee in Rusland van Franz Liszt in 1843, nodigde tsaar Nikolaas I Sokolov en het Orlovkoor uit om een voorstelling te geven op een van de paleisconcerten die de tsaar ter ere van Liszt organiseerde.

Nikolaas I wist dat Liszt een groot liefhebber was van zigeunermuziek. Het concert werd een groot succes en de geschiedenis vertelt dat Liszt, een paar dagen later, te laat op een van zijn eigen concerten in het Bolsjoj Theater verscheen, omdat hij te lang naar zigeunermuzikanten was blijven luisteren. Maar hij stal onmiddellijk de harten van zijn publiek door een briljante improvisatie te geven op een bekende Russische zigeunermelodie.

Liszt, die Sokolov en zijn koor persoonlijk uitnodigde om aanwezig te zijn op zijn afscheidsconcert, was zo gefascineerd door de Russische zigeuners, dat hij een heel hoofdstuk wijdde aan ‘de zigeunerinnen van Moskou’ in zijn in 1859 verschenen boek over de zigeuners van Hongarije en hun muziek. Hij schreef onder andere:

... hun muziek heeft een weergaloze bekoring, maar slechts weinig vrouwen hebben een mooie stem. Omdat ze in ongezonde omgevingen optreden, te gewend zijn om sterke drank te drinken, te snel vermoeid raken door hun extravagante dansen en de kreten die ze hierbij slaken, te uitgeput zijn door hun kinderen, verdwijnt de kwalitatieve frisheid van hun stem vlug en gaat deze nog vóór het einde van hun jonge jaren aanzienlijk achteruit.


De zigeunermuzikanten speelden vaak op avonden die werden georganiseerd door favorieten van Catharina de Grote zoals vorst Potjomkin. De muzikanten inspireerden zich zowel op traditionele Oekraïense en Russische liederen als op de gedichten van Aleksander Soemarokov, Ivan Dmitriëv en Gavrila Derzjavin.

Vladimir Bobri8 vertelt, een anonieme bron citerend, dat, na de oorlog met Napoleon, ‘het een gewoonte werd onder de Moskovieten om grote eetpartijen te houden in buiten de stad gelegen restaurants, waar zigeuners zorgden voor vermaak. Alle gerechten (en daar waren er gewoonlijk minstens honderd van) werden opgediend in Oudrussische stijl, geheel in overeenstemming met de anti-Franse houding van na de oorlog. Om het nationale karakter van deze gelegenheden te onderstrepen, was de gastvrouw van het restaurant meestal gekleed in een Oudrussisch gewaad van goudbrokaat met een torenhoog kapsel en grote hoeveelheden parels en turkooizen. Ze was ook meestal opgemaakt volgens de achttiende-eeuwse mode, wat haar het uiterlijk gaf van een zwaar rood-en-wit opgemaakte pop. De gasten gebruikten de maaltijd en vroegen daarna het zigeunerkoor om op te treden. De zigeuners zagen er prachtig uit. De meisjes waren gewoonlijk gehuld in rijk met gouddraad bestikte sjaals, die een gedeelte van de schouders bloot lieten. Hun oorringen, armbanden en kettingen waren gemaakt van gouden muntstukjes. Alle mannen hadden een baard en droegen gele, rode of veelkleurige hemden met opgerolde mouwen. Hun wilde voordracht bereikte vaak de grens van de waanzin. Hun woeste kreten deden een schok door het publiek varen en soms was het moeilijk om je voor te stellen dat het bewoners van deze planeet waren.’

Het einde van de achttiende en het begin van de negentiende eeuw was een tijd, waarin, muzikaal gesproken, de Russische en de zigeunercultuur elkaar zodanig beïnvloedden, dat er een onuitwisbaar stempel van vermenging op de Russische stadsromance kwam te staan.

Vele schrijvers wijdden lovende woorden aan de muzikale prestaties en de onstuimige danskunst van de zigeuners, zowel in losse aantekeningen als in hun literaire werk. Zo schreef Aleksander Poesjkin:

Kijk hoe Ilja, de oude, grijze zigeuner, zijn schouders beweegt op de maat, terwijl hij een blik werpt op de onstuimige dansers en met zijn grijze hoofd schudt.


het zigeunerkoor van sokolov



Ilja Sokolov was een koorleider, die zijn oom Ivan na diens dood in 1802 was opgevolgd. Hij was een uitstekend koorleider, danser en gitarist en maakte talrijke ‘zigeunerarrangementen’ van Russische liederen, arrangementen, die honderd jaar later nog werden gespeeld. Ilja leidde het Sokolovkoor tot het midden van de negentiende eeuw en verplaatste het vóór de Franse invasie van 1812 van Sint- Petersburg naar Moskou.

De zigeuners van Ilja – het koor van Sokolov – zongen en dansten in heel Rusland en hadden beroemde schrijvers onder hun toehoorders, zoals Poesjkin, Tolstoj en Herzen.9 Hun optredens waren spectaculair en werden ook door de Russische pers van die tijd besproken.10

Een van de sterren van het koor van Sokolov, Stesja, is door Tolstoj beschreven in zijn verhaal Twee huzaren:

Stesja zong prachtig. Iljoesjka bracht met zijn rug, zijn benen en zijn gevoel tot uitdrukking hoe hij met het lied meeleefde; hij begeleidde haar op zijn gitaar en, terwijl hij zijn blik strak op haar gericht hield, alsof hij het lied voor het eerst hoorde, bewoog hij zijn hoofd omhoog en omlaag, vol aandacht en zorg voor de maatvoering. Toen, opeens, bij de laatste klanken van het lied, rechtte hij zijn rug, alsof hij zich boven de wereld verheven voelde, en draaide met een beweging van zijn knie en een trotse uitdrukking op zijn gezicht zijn gitaar om, stampte met zijn voet op de maat en keek met gefronst voorhoofd naar het koor. Elke vezel in zijn lichaam begon te dansen. Toen Stesja haar hoge eindtonen zong, hief Iljoesjka zijn gitaar naar haar op, alsof hij haar wilde bijstaan.



De zigeunerzangeres, over wie Tolstoj spreekt, is de beroemde Stepanida Sidorovna, ‘Stesja,’11 voor wie de Italiaanse operazangeres Angelica Catalini zo’n grote bewondering had en over wie Aleksander Poesjkin spreekt in een gedicht aan gravin Volkonskaja.12 Als Stesja op vijfendertigjarige leeftijd sterft, wordt zij opgevolgd door Tatjana Dmitriëvna, ‘Tanja.’ Deze Tanja heeft veel later verteld, dat Poesjkin haar, op een avond in het huis van zijn vriend Nasjokin in Moskou, vroeg of ze iets voor hem wilde zingen:

‘Zing iets voor me, Tanja, iets, wat me geluk brengt; je hebt toch wel gehoord, dat ik op het punt van trouwen sta?’ ‘En óf ik dat gehoord heb, Aleksander Sergejevitsj!’ ‘Zing dan wat voor me, zing iets!’


Later vertelde Tanja, dat Poesjkin nadat zij had gezongen een luide kreet slaakte en, met zijn hoofd in zijn handen, als een kind begon te snikken. Op de vraag van Pavel Vojnovitsj wat er met hem aan de hand was, antwoordde Poesjkin toen: ‘Ach, dat lied heeft me helemaal van streek gebracht en het voorspelt me geen vreugde, maar een groot verlies.’ Kort daarop stond Poesjkin op en ging weg zonder te groeten.

de emigratie en het voortzetten van de zigeunertraditie



Na de revolutie van 1917 emigreerden zigeuners, net als vele andere Russen, in groten getale naar het buitenland en vestigden zich voor een deel in Parijs, waar ze hun muzikale traditie voortzetten en optraden in de Russische restaurants en cafés van Montmartre en Montparnasse. Degenen, die het langst zijn blijven optreden in Parijs waren Valentina (Valja) en Aljosja Dimitriëvitsj en Vladimir (Volodja) Poljakov, bekend om hun zigeunercaféliederen.

Een andere – uit de emigratie – bekende zanger van zigeunerliederen was Pjotr Lesjtsjenko, die in de zomer van 1930 in een muziekclub in Riga op zijn zevensnarige gitaar liedjes uit zijn jeugd begon te zingen. Later werd zijn restaurant in Boekarest een ontmoetingsplaats van Russische emigranten die hij met zijn geliefde zigeunerliederen wat dichter bij huis bracht.

het theater romen



Na de revolutie van 1917 was er geen plaats meer voor de vrije zigeunerkunst en werd deze doeltreffend gekanaliseerd in het variété- theater Romen, dat volledig onder invloed stond van de Sovjetautoriteiten.

guzli

Het begon in 1929 met het toevoegen van twee zigeunergezelschappen van elk veertig acteurs aan het Staatstheater van het etnografisch departement van het Russisch Museum in Leningrad. Na een jaar oefenen begonnen deze gezelschappen met groot succes op te treden. Dit succes zorgde ervoor dat zigeuneractivisten als Ivan Rom-Lebedev de toenmalige minister van Cultuur Anatoli Loenatsjarski benaderde met het verzoek een zigeunertheater te mogen openen. Loenatsjarski’s reactie was er een van verbazing: of het woord van Lenin ook de zigeuners had bereikt? Hij stond positief tegenover het idee, maar kreeg zijn ontslag, omdat hij zich verzette tegen de cultuurpolitiek van de regering, die de klassenstrijd niet alleen op het politieke, maar ook op het culturele front wilde doorvoeren. Ondanks die tegenslag konden er in Moskou in 1930 twee zigeunergezelschappen worden opgericht, waarvan er één – de Rode Ster – een belangrijke rol speelde in de creatie van het zigeunertheater Romen.

Uiteindelijk werd er in 1931 een Staatstheater opgericht, waarin de zigeuners hun zang-, dans- en toneelkunst officieel mochten beoefenen. Het ministerie van Cultuur gaf het de naam Studio Indo-Romen,13 later afgekort tot Theater Romen.

In de tweede uitgave van de Grote Sovjet Encyclopedie lezen we dat de stichters van het Theater Romen grote moeite hadden gedaan om échte zigeuners uit de tabor – zigeunerkamp – voor het project te vinden. Het was namelijk de bedoeling dat er theatervoorstellingen kwamen die het leven van de zigeuners van vroeger en van nu uitbeeldden.

Het Sovjetministerie van Cultuur bepaalde dat het Theater Romen zes maanden per jaar moest optreden in Moskou, zodat de zigeunerartiesten in nauw contact zouden blijven met de laatste literaire ontwikkelingen op toneelgebied in de Sovjet-Unie. Bovendien zou de aanwezigheid van een zigeunertheater op deze wijze een aandeel leveren in de strijd tegen de discriminatie van zigeuners. Verder zouden de acteurs gedurende de zomer optreden als opvoeders van hun eigen volk en hun kunst vertonen aan de zigeuners in de kampen. Een bijkomend voordeel van deze landelijke voorstellingen was, dat er op die manier ook nieuwe artiesten gerekruteerd zouden kunnen worden. Omdat velen van de nieuw aangeworven zigeuneracteurs analfabeet waren, werd aanvankelijk getracht de toneelrollen mondeling over te brengen, maar toen dit een onmogelijke opgave bleek, werden er alfabetiseringscursussen opgezet.

Ook de traditionele liederen en dansen van de zigeuners kwamen in de voorstellingen aan bod. Het betrof hier de eigenlijke zigeunerliederen, gezongen in de taal van de zigeuners, de zogeheten Taborliederen, dat wil zeggen: liederen uit het zigeunerkamp.

stalin en de zigeuners



Toen Stalin zijn ‘zuiveringen’ begon tegen het midden van de jaren dertig om zijn greep op het land te verstevigen en de collectivisering door te zetten, werden er duizenden Roma naar Siberië gestuurd of doodgeschoten. De politiek van de staat was erop gericht minderheden te laten assimileren en te russificeren. Zo werden er sommige collectieve ondernemingen, die alleen uit zigeuners bestonden, ontbonden en werden de leden ervan gedwongen zich bij niet-zigeuner collectieve boerderijen aan te sluiten.

Het Theater Romen bleef bestaan. Zo behield de regering greep op de cultuur van de zigeuners. Na afloop van de oorlog begon Stalin met zijn campagne tegen lokale sentimenten en buitenlandse, kosmopolitische invloeden. Dit creëerde een sfeer van antisemitisme en bracht onzekerheid voor de etnische minderheden in de Sovjet-Unie. Alle zigeunercollectieven werden nu opgeheven en de leden ervan ondergebracht bij niet-zigeuner collectieve ondernemingen.

Stalins dood in 1953 maakte een eind aan deze politieke hetze. Men kon weer vrij ademhalen, hoewel de staat, zonder veel succes overigens, toch een zekere vorm van controle op de levenswijze van de zigeuners wilde blijven uitoefenen. Zo ging er in 1956 een decreet uit van de Opperste Sovjet, dat tot doel had de zigeuners van een nomadisch bestaan af te brengen en hen ertoe te bewegen zich blijvend te vestigen. Deze politiek klonk, op verhulde wijze, ook door in de stukken van het Theater Romen.

glasnost



In de jaren daarna werd de situatie voor de zigeuners in de Sovjet-Unie steeds beter, vooral toen, onder Gorbatsjov, de nieuwe politiek van openheid (glasnost) en herstructurering (perestrojka) zijn invloed deed gelden. Dat wil niet zeggen dat er niet meer werd gediscrimineerd in Rusland. Er was nu echter meer sprake van een discriminerende houding tegenover Centraal-Aziaten, Armeniërs en Georgiërs, een houding die culmineerde in het optreden van Zjirinovski, die in 1993 publiekelijk verklaarde dat Joden, Centraal-Aziaten, Armeniërs en Azerbeidzjani’s uit invloedrijke posities in Rusland verdreven zouden moeten worden.

Het Theater Romen werd – na de dood van Stalin – ook bekend in het buitenland en, met het Theater, vele artiesten. Een bekende zanger, gitarist en acteur was Nikolaj Slitsjenko, die het lied ‘Milaja’ beroemd maakte. Slitsjenko trad ook op in films, schreef toneelstukken en was artistiek directeur van het Theater Romen. Hij werd onderscheiden met de eretitel volksartiest.

de geschiedenis van een zigeunerromance: dve gitary

Het lied ‘Dve gitary’ (Twee gitaren) is afkomstig uit twee bronnen: de ene is de wengerka of Hongaarse dans, die behoorde tot het repertoire van de zigeuners die optraden als beroepsmuzikanten in de restaurants voor de rijken in Moskou en Sint-Petersburg en de andere wordt gevormd door de teksten die Apollon Grigorjev bij deze dansmelodie heeft gemaakt. Grigorjev, die een groot liefhebber was van zigeunermuziek en uitstekend gitaar speelde, geeft in zijn gedicht aan dat hij de melodie ervan al uit zijn jeugd kende: s djetstva pamjatnyj napev (de melodie, die ik mij uit mijn kindertijd herinner). De dichtregels van Grigorjev volgen de melodielijn van de wengerka en het er naderhand aan toegevoegde refrein ‘Eenmaal, andermaal…’ (Ech raz, jesjo raz...). duidt op het grote aantal coupletten waaruit zijn gedicht bestond.

Aleksander Blok noemde het gedicht van Grigorjev een parel van Russische lyriek, enig in zijn soort. Grigorjev zelf schreef erover: ‘het is een komeet van kroegdichterij en een verklanking van uitzichtloze wanhoop.’

In een veelgehoorde versie van het lied worden ook enkele regels uit een ander gedicht van Grigorjev gezongen: ‘Praat even tegen me, zevensnarige vriendin (Pogovori zje ty so mnoj, podroega semistroennaja).’ Deze regels slaan op de zevensnarige gitaar, de trouwe metgezellin van de zigeuner. Deze gitaar had metalen snaren met een kenmerkend vibrato. Enige tijd na de Tweede Wereldoorlog zijn sommige gitaristen de zessnarige Spaanse gitaar gaan bespelen. De wengerkamelodieën en variaties volgen gedeeltelijk de zogeheten zigeunertoonladder.14 In deze melodieën valt ook de zogeheten perebor op, dat wil zeggen: de steeds doorklinkende tonen van loopjes, arpeggio’s, bassen en akkoorden.

De bekende poppenspeler Sergej Obraztsov maakte in een televisieuitzending van 1981, die als titel had Praat even tegen me, zevensnarige vriendin, de volgende onsterfelijke opmerking: ‘...de gitaar is het enige instrument dat de stilte niet verdrijft, maar deze bevestigt.’

toelichting bij de vertalingen / bewerkingen

In de Russische dichtkunst kom je zowel het syllabische vers tegen (via Oekraïne uit Polen geïmporteerd en in zwang van midden zeventiende tot midden achttiende eeuw) als het syllabische heffingsvers.15 De laatste soort paste meer bij de eigenschappen van de Russische taal en V. Trediakovski (1703-1769) komt de eer toe als eerste te hebben gewezen op het belang van de klemtoon als een wezenlijk kenmerk van de Russische taal in verband met de verskunst, een constatering waarvan de juistheid op overtuigende wijze is geïllustreerd in onder andere de poëzie van zijn tijdgenoot M. Lomonosov.

In het Russische vers is dus niet het aantal lettergrepen maar de plaats van de klemtoon bepalend voor het karakter van de versregel.

In de Nederlandse vertalingen/bewerkingen is geprobeerd een zo groot mogelijke regelmaat in de klemtonen te handhaven evenals, waar mogelijk, een vast aantal lettergrepen. Om het verlies aan zeggingskracht, dat onafwendbaar optreedt bij het vertalen en bewerken, enigszins te compenseren, heb ik soms een wat grotere verscheidenheid aan rijmcombinaties gecreëerd.

две гитары17

Две гитары зазвенев
Жалобно заныли;
С детства памятный напев,
Милый, это ты ли?

Эх раз! Ещё раз!
Ещё много, много раз!
Эх раз! Ещё раз!
Ещё много, много раз!


Там цыганочки мою
Душу растерзают
И романсы мне споют
Спляшут и сыграют.

Эх раз! Ещё раз!
Ещё много, много раз!...


Поговори же ты со мной
Подруга семиструнная
Вся душа полна тобой
А ночь такая лунная

Эх раз! Ещё раз!
Ещё много, много раз!...



ямщик, не гони лошадей!18

Ямщик, не гони лошадей!
Мне некуда больше спешить;
Мне некого больше любить,
Ямщик, не гони лошадей!


Как грустно, туманно кругом,
Тосклив, безотраден мой путь!
А прошлое кажется сном,
Томит наболевшую грудь!

Ямщик, не гони лошадей!
Мне некуда больше спешить;
Мне некого больше любить,
Ямщик, не гони лошадей!


Как жажду средь мрачных равнин,
Измену забыть и любовь!
Но память, мой злой властелин,
Всё будит минувшее вновь!

Ямщик, не гони лошадей!
Мне некуда больше спешить;
Мне некого больше любить,
Ямщик, не гони лошадей!


Всё было лишь ложь и обман,
Прощай и мечты и покой!
А боль не закрывшихся ран
Останется вечно со мной!

Ямщик, не гони лошадей!
Мне некуда больше спешить;
Мне некого больше любить,
Ямщик, не гони лошадей!

1905


Я вас любил18

Я вас любил; любовь ещё, быть может,
В душе моей угасла не совсем;
Но пусть она вас больше не тревожит;
Я не хочу печалить вас ничем.

Я вас любил безмолвно, безнадежно,
То робостью, то ревностью томим;
Я вас любил так искренно, так нежно,
Как дай вам Бог любимой быть другим.

1829


Ночь тиха19

Ночь тиха; я томлюсь и не сплю.
О, как дивно луна надо мною;
И как нежно поёт соловей;
А тоска всё сильней и сильней,
Милый друг, приходи, я не сплю;
О, приди и останься со мной.

В тёмный сад растворил я окно
И река серебрится луною;
Так скажи же мне хоть слово одно;
Я так счастлив, я снова с тобою;
И опять, как бывало давно,
Я люблю и любуюсь тобой.


Всё как прежде20

Всё как прежде,
Всё та же гитара
Шаг за шагом ведёт за собой;
В такт аккордам мелодии старой
Чуть колышется пар голубой.

Всё как прежде,
Лишь только седея
Поникает моя голова;
Да и голос дрожит не умея,
Нанизает на аккорды слова.

С этой маленькой, старой гитарой
Я смеялся и плакал и пел;
И за шумком, за юной забавой
Оглянуться на жизнь не успел.

А теперь
Даже песен не стало;
Жизнь прошла, обошла стороной;
И осталась лишь эта гитара
Поздним вечером плакать со мной.


Дремлют плакучие ивы21

Дремлют плакучие ивы,
Низко склонясь над ручьём;
Струйки бегут торопливо,
Шепчут во мраке ночном,
Шепчут, все шепчут во мраке ночном.

Думы о прошлом далёком
Мне навевают они;
Сердцем больным, одиноким,
Рвусь я в те прежние дни;
Рвусь я в те прежние, светлые дни.

Где ты, голубка родная,
Помнишь ли ты обо мне?
Так же ль как я, изнывая,
Плачешь в ночной тишине?
Плачешь ли так же в ночной тишине?

Twee Gitaren

Hoor! Twee gitaren spelen
Hun droevige akkoorden:
Herinneringen, woorden,
Kindertijd en ver verleden.

Eénmaal, andermaal,
Vele-, vele-, velemaal!
Eénmaal, andermaal,
Vele-, vele-, velemaal!


Zigeunermeisjes dansen
Mijn hart in volle gloed;
Hun spel en hun romancen
verscheuren mijn gemoed.

Eénmaal, andermaal,
Vele-, vele-, velemaal!...


Zevensnarige gitaar,
Vriendin, wij houden van elkaar!
Roer je snaren in de nacht
Vol maneschijn. Ik wacht.

Eénmaal, andermaal,
Vele-, vele-, velemaal!...



Koetsier, wil je paarden niet jagen

Koetsier, wil je paarden niet jagen!
Mijn drang en mijn doelen vervagen;
Om liefde valt niet meer te vragen;
Koetsier, wil je paarden niet jagen!


Met nevel en pijn om mij heen,
Voel ik mij onderweg zo alleen;
Het verleden lijkt nú op een droom
Die mij kwelt en benauwt zonder toom.

Koetsier, wil je paarden niet jagen!
Mijn drang en mijn doelen vervagen;
Om liefde valt niet meer te vragen;
Koetsier, wil je paarden niet jagen!


Vergetelheid, donkere vlakte,
Verraad en een liefde die knakte;
Herinnering, vals en vergeven,
Wekt opnieuw het verleden tot leven.

Koetsier, wil je paarden niet jagen!
Mijn drang en mijn doelen vervagen;
Om liefde valt niet meer te vragen;
Koetsier, wil je paarden niet jagen!


Alles list en bedrog en verraad;
Van de vrede, de droom, won het kwaad;
Ik lijd pijn aan wat eens is geweest,
Aan een wonde die niet meer geneest.

Koetsier, wil je paarden niet jagen!
Mijn drang en mijn doelen vervagen;
Om liefde valt niet meer te vragen;
Koetsier, wil je paarden niet jagen!




Ik had je lief

Ik had je lief en voel nog als het ware
Diezelfde diepe liefde in mijn hart;
Toch wil ik jou daarmee niet meer bezwaren:
Ik wíl niet dat mijn liefde je benart.

Ik had je lief en zweeg, zonder verwachten,
Gekweld door schuchterheid soms of door nijd;
Ik had je lief, vol eerlijke gedachten,
God schenke je, ooit weer, zo’n tederheid.




De nacht is stil

De nacht is stil. Geen rust, geen dromen.
Een nachtegaal zingt lieflijk en volkomen;
Het godenmaanlicht baadt mij in haar stralen,
Steeds sterker wordt de wens en wil niet dralen:
Kom bij me, lieve vriend, vannacht,
En blijf! Ga niet meer weg! Ik wacht.

Donkere tuin, een open raam,
Rivier glanst in de zilvermaan;
Ik zou zo graag je stem nu horen:
Een nieuw geluk is weer geboren;
Net als toen, heel lang geleden,
Heb ik lief en word aanbeden.


Net als vroeger…

Mijn gitaar volgt
– Net als vroeger –
Mij stapvoets door het leven;
Een oude melodie danst als een nevel
Op de grepen van een blauwe harmonie.

Net als vroeger…
Maar mijn hoofd
Lijkt wel met as bedekt, een hinder;
Ook mijn stem, die woorden rijgt
Aan het akkoord, wordt minder.

Wat heb ik gelachen, gehuild en gezongen
Op die oude, die kleine gitaar;
Niets was me te dol, altijd druk, eeuwig jong en
Ik leefde het leven… maar keek er niet naar!

En nu zijn de liedjes vergaan met het leven
(Zelfs een liedje drijft eens naar de kant);
Alleen mijn gitaar is nog overgebleven
En klaagt, op mijn eenzame wacht,
Met me mee, met me mee in de nacht.


De treurwilgen dromen

De treurwilgen dromen,
Gebukt over stromen,
De watertjes reppen zich heen;
Zij fluisteren zacht: Hoor!
Zij fluisteren zacht
In het donkere hart van de nacht.

Zij delen mij mede
Gedachten, verleden,
Gelukkige tijd van weleer;
Alléén met mijn smart, ja, alléén en verward,
In gedachten, met pijn in het hart.

Waar ben je, beminde,
Kan jij me nog vinden,
Herinnering in je bestaan?
Wie weet of je wacht,
Ach, wie weet huil je zacht
In de stille verstervende nacht



Vertaling Fred de Haas





1 Sobranië narodnych roesskich pesen s ich golosami (‘Verzameling van Russische volksliederen met hun melodieën,’ Sint-Petersburg 1790).
2 Melodietje waarop een gedichtje van dezelfde naam wordt gezongen, dat verdeeld is in coupletten en waarvan het onderwerp gewoonlijk een of andere, vaak tragische, liefdesgeschiedenis is [...] de romance moet worden geschreven in een eenvoudige, aandoenlijke stijl en een beetje ouderwets aandoen.
3 Een Spaans woord, dat een gedichtje aanduidt dat gemaakt is om gezongen te worden en waarvan het onderwerp droevig en melancholisch is.
4 ‘Sinte’ is een meervoudsvorm van het mannelijk enkelvoud ‘Sinto’ en vrouwelijk enkelvoud ‘Sinti’. Hun taal, die wordt gesproken in Duitsland, Nederland en op andere plaatsen in West-Europa, heet ‘I sinti tsjip’ (‘De Sinti taal’) of ‘Romanés.’
5 Bessarabië ligt ten noordwesten van de Zwarte Zeekust en is ongeveer zo groot als Zwitserland. In de veertiende en vijftiende eeuw was het een onafhankelijke staat – het prinsdom Moldavië – maar het ging vervolgens deel uitmaken van het Ottomaanse Rijk. In 1812 werd het Russisch.
6 De Russische volksliederen van het platteland zijn een – ingewikkeld – genre apart en hebben niets van doen met de romances waarvan hier sprake is.
7 De ‘Gitaar van Sokolov’, waarover het gaat in het gouddraad bestikte sjaals, die een gedeelte lied ‘Sokolovskij chor oe Jara’ refereert aan de gitaar van zijn neef, de koorleider, danser en gitarist Ilja Sokolov (1777-1848). Deze leidde na de dood van Ivan het bekendste Moskouse zigeunerkoor, het Koor van Sokolov.
8 Vladimir Bobri, ‘Gypsies and Gypsy Choruses of Old Russia’, Journal of the Gypsy Lore Society, 1961.
9 Herzen schreef in zijn dagboek: ‘Die zigeunermuziek is niet alleen maar zang, maar ook drama, waarin de solist het koor betrekt op een onstuimige en tomeloze wijze.’ (A.I. Herzen, Dagboek 1842-1845).
10 Eerlijkheidshalve dient hier te worden vermeld dat er ook mensen waren die een afkeer hadden van zigeunermuziek en dit niet onder stoelen of banken staken.
11 Uit een dagboekaantekening van een tijdgenoot uit 1805 kunnen we concluderen dat Stesja in die tijd al een bekende zigeunerzangeres was in Moskou.
12 ‘…Schenk aandacht aan mijn stem, zoals eens, in het voorbijgaan, Catalini acht sloeg op de zigeunerin uit het zigeunerkamp.’
13Rom is het woord voor ‘zigeuner’ in de van het Sanskriet afgeleide taal der zigeuners; Romén is de tweede naamval meervoud van Rom: ‘van de zigeuners.’ Indo refereerde aan het land van herkomst: India. Theater Romen betekent dus: zigeunertheater.
14 Wanneer in de harmonische mineurtoonladder de vierde toon chromatisch wordt verhoogd, ontstaat een toonladder waarin twee overmatige secundes voorkomen: a b c dis e f gis a. Omdat deze toonladder vaak voorkomt in – voornamelijk Zuid-Slavische – zigeunermuziek, wordt deze toonladder zigeunertoonladder genoemd. Verschillende passages uit de rhapsodieën van Liszt zijn op deze toonladder gebaseerd.
15 Onder ‘heffing’ wordt verstaan ‘beklemtoonde lettergreep.’
16 Muziek: I. Vasiljev; tekst: A. Grigorjev
17 Muziek: J.A. Feldman; tekst: H.A. Ritter.
18 Muziek: B. Sjeremetjev; tekst: Aleksander Poesjkin.
19 Muziek: onbekend; tekst: onbekend
20 Muziek: O. Doenajevski; tekst: V. Sjkvarki.
21 Muziek: B.B. (B. Baratynski?); tekst: A. (V?) Timofejev (B. Baratynski?



<   

TSL 63

   >