Een soiree in de salon van Anna Pavlovna,
1805 in Petersburg. De upper ten ontmoet elkaar
en bespreekt wel en wee. De dagelijkse
wederwaardigheden, de politiek, Napoleon,
de dreigende oorlog. Als Pierre Bezoechov
zijn entree maakt, is meteen duidelijk dat hij
afwijkt van de gemiddelde gast: zijn uiterlijk
is opvallend, hij is groot en gezet en draagt
een bril. Hij is de bastaardzoon van een rijke
graaf en hoge functionaris onder Katharina
II en komt net terug uit het buitenland, waar
hij onderwijs genoten heeft. In zijn eigen
land heeft hij nog nooit een functie bekleed,
en hij vertoont zich nu voor de eerste maal in
de uitgaande wereld. De gastvrouw is bang
voor hem en haar vrees betreft ‘de scherpzinnige
en tegelijk bedeesde, oplettende en ongedwongen
blik, die hem van alle anderen hier
onderscheidde’. Ze blijft hem voortdurend in
de gaten houden, bang dat hij een onbeleefdheid
begaat, zoals weglopen zonder zijn gespreksgenoot
behoorlijk te laten uitspreken,
of iemand te lang aan de praat houden. Pierre
is zich van dit alles niet bewust, hij is jong,
en benieuwd naar wat de omgang met de
Petersburgse intellectuele en aristrocratische
bovenlaag hem te bieden heeft.1
Is Pierre een zogenaamde joerodivy (heilige
dwaas) in een modern jasje, zoals Ewa
M. Thompson betoogt in haar grondige studie
Understanding Russia: The Holy Fool in
Russian Culture?2
Wat is een heilige dwaas in de Russische cultuur,
in het algemeen? De joerodivy is traditioneel
een excentrieke figuur die buiten de
conventionele maatschappij staat. Zijn gekte
is ambigu, echt of gesimuleerd, al is dat onderscheid
uiteindelijk irrelevant. De heilige
dwaas wordt gezien als iemand die goddelijke
inspiratie ontvangt, en om die reden waarheden
kan verkondigen waar anderen geen weet
van hebben, normaliter in de vorm van indirecte
verwijzingen of parabels. Hij had een
bijzondere status ten opzichte van de tsaren,
als een figuur die niet was onderworpen aan
aardse heerschappij of oordeel.
In het vijfde hoofdstuk van haar studie bespreekt
Thompson de invloed van het ideaal
van de heilige dwaas in de Russische literatuur.
Zij ziet een romantisering hiervan optreden
in het werk van Poesjkin, zoals in Boris
Godoenov, waar hij een stem wordt van het
Heilige Rusland. ‘Gestileerde heilige dwazen’ treden volgens haar op in Tolstojs Oorlog en
vrede en Pasternaks Dokter Zjivago, waar
respectievelijk Pierre Bezoechov en Joeri
Zjivago het ideaal van de heilige dwaas in een
meer conventionele vorm vertegenwoordigen.
Deze figuren verschillen in uiterlijk en leefomstandigheden
van de traditionele joerodivy,
die als een kluizenaar in een hutje in het bos
woont, aan de rand van een dorpsgemeenschap,
in vodden gekleed gaat, zware metalen
kettingen om zijn hals draagt, en zich als een
bedelaar onder het volk beweegt. Ontdaan
van deze uiterlijke kenmerken hebben de genoemde
romanpersonages toch zeer veel gemeenschappelijk
met de traditionele heilige
dwaas, zo betoogt Thompson. Zo zijn ze ook
buitenstaanders, die een eenzame en onafhankelijke
positie innemen in de gemeenschap.
Ze gedragen zich excentriek, en doorbreken
de conventies van sociaal gedrag. Ook spreken
ze waarheden uit, die anderen niet zien of
willen horen. Ze nemen de positie in van een
ziener.
Ik beperk me hier tot een kritische beschouwing
van het personage van Pierre Bezoechov
in Oorlog en vrede. Is Pierre een gestileerde
heilige dwaas in de betekenis die Thompson
hieraan geeft? En doet zij hiermee recht aan de
rol van Pierre in deze roman, en aan de totaliteit
van zijn karakter? En hoe ziet Thompson
deze dwaas in het licht van haar kritiek op de
Russische cultuur? En wat zegt Tolstoj door
middel van dit personage over de Russische
maatschappij van zijn tijd in het licht van zijn
eigen opvattingen over vrijheid, noodzakelijkheid
en wetmatigheden, die hij aan het einde
van de roman in de tweede epiloog verwoordt?
Thompson ziet bij Russische schrijvers
een fascinatie met de mentaliteit van joerodivye,
heilige dwazen, die blijkt uit het feit dat
zij personages creëren die ‘een afkeer hebben
van de berekenende burgerlijke manier van
leven, en in plaats daarvan kiezen voor geestelijke
en materiële ongebondenheid’.3 Tolstoj
in het bijzonder was een schrijver die verdacht
was in de ogen van de autoriteiten, met wie hij
dan ook ernstig in botsing kwam. Hij verzette
zich tegen de Russisch-orthodoxe kerk, tegen
de staat en tegen georganiseerde religie in het
algemeen. Tot op heden weigert de kerk om
Tolstojs excommunicatie ongedaan te maken.
Tolstojs romanpersonage Pierre Bezoechov
maakt wegens zijn afkomst wel deel uit
van de Russische bourgeoisie, maar voelt zich
er niet thuis. Hij is een zoeker naar waarheid,
en gedraagt zich niet volgens de conventies
van het milieu. In eerste instantie wordt hij als
een ietwat naïeve dwaas gezien door zijn omgeving.
Men neemt hem niet serieus. Maar als
hij dankzij een erfenis zeer rijk wordt, storten
de aasgieren zich op hem. Hij wordt gekoppeld
aan een vrouw die erg mooi is, en tot
wie hij zich fysiek sterk voelt aangetrokken.
Maar hij houdt niet van haar. De vader van
het meisje, die zijn dochter graag in handen
van een goede partij ziet, weet hem echter zo
te manipuleren dat hij toch met haar trouwt.
Ondanks zijn rijkdom blijft Pierre zichzelf,
en wil hij vooral het goede blijven nastreven
door de sociale omstandigheden op zijn
landgoederen te verbeteren, in het bijzonder
die van de lijfeigenen. Als de bevriende adellijke
familie Rostov tot armoede vervalt, heeft
dat geen invloed op zijn oordeel over en omgang
met deze mensen. Op het eerste bal van
Natasja, de jongste dochter van de Rostovs,
zorgt hij dat ze ten dans wordt gevraagd door
zijn vriend Andrej Bolkonski, terwijl anderen
de familie Rostov negeren. Het meisje is geen
partij meer in de ogen van het gezelschap.
Later, na de zelfmoord van zijn vrouw, zal hij
met Natasja trouwen, nadat Andrej, die zich
met haar verloofd had, is omgekomen in de
oorlog tegen Napoleon. Hiermee redt hij het
hele gezin van de armoede. Hij houdt oprecht
van Natasja, ook al weet hij dat hij niet haar
grote liefde is. Pierre is vooral iemand die zijn
authenticiteit behoudt, ongeacht de omstandigheden
waarin hij terechtkomt. Dat maakt
hem in de ogen van anderen nogal eens tot een
dwaas. Maar is dat voldoende om hem ook als
een heilige dwaas te zien, in de Russische traditie
van joerodstvo?
Thompson beschrijft een aantal kenmerken, acht in totaal, van heilige dwaasheid die voor haar essentieel zijn. Al deze kenmerken
hebben volgens Thompson de joerodivye
gemeen met sjamanen. Zij ziet ook meer
verwantschap met de oeroude Russische
joerodivy-traditie, dan met de christelijke orthodoxie.
Hieronder ga ik na in hoeverre Pierre Bezoechov
voldoet aan deze kenmerken, om op basis
daarvan antwoord te kunnen geven op de
vraag of Pierre een ‘gestileerde dwaas’ is.
Thompson begint met twee uiterlijke kenmerken:
naaktheid, of schaars gekleed gaan in
vodden, met daarnaast lang wild haar, en allerhande
zwaarwegende ijzeren objecten om
de hals, in de handen of op het hoofd hebben.4
Het zal duidelijk zijn dat Pierre in Oorlog
en vrede gewone kleren draagt, en er in uiterlijk
opzicht niet als een heilige dwaas uitziet.
Wel is hij een opvallende verschijning, omdat
hij lang en ietwat aan de dikke kant is, een bril
draagt en zich wat onhandig beweegt.
Het derde kenmerk dat Thompson noemt
is het in trance raken en het onderhevig zijn
aan uitzonderlijke gemoedstoestanden waartoe
gewone mensen niet in staat zijn. Pierre
raakt niet in trance gedurende de periode die
in Oorlog en vrede beschreven wordt, en die
ongeveer vijftien jaren beslaat. Ook andere
abnormale mentale ervaringen van Pierre
worden niet beschreven, of het moet de dwaze
gedachte zijn dat hij een aanslag op Napoleon
wil gaan plegen. Gedurende een dag of wat is
hij ervan overtuigd dat hij dat moet gaan doen.
Een huisgenoot die op een Franse legerofficier
probeert te schieten, leidt Pierre volledig
af van deze gedachte. Pierre besluit het leven
van deze officier te redden.
Het vierde kenmerk is verwant aan het
derde: het verrichten van wonderen en het
doen van profetieën. Volgens Thompson gaat
het hier eerder om vormen van magie, dan om
goede daden, vaker om het veroorzaken van
ziekten dan om genezingen. Ook hadden profetieën
vaker betrekking op rampen dan op gelukkige
gebeurtenissen. Het resultaat hiervan
was dat de joerodivye eerder vrees teweegbrachten
bij de bevolking, dan gevoelens van
sympathie.5
Ook dit kenmerk is niet van toepassing op
Pierre. Hij verricht geen wonderen, voorspelt
geen rampen, en richt zich eerder op de genezing
van anderen, dan op het veroorzaken van
ziekte. Ondanks de vele tegenslagen in zijn
leven is hij niet iemand die wrok koestert, laat
staan wraak wil nemen.
Het volgende kenmerk: incoherent spraakgebruik
en slecht gecoördineerd bewegen, is
ten dele van toepassing: Pierre beweegt zich
inderdaad onhandig, vooral door zijn lengte
en gewicht. Maar zijn spraakgebruik is verre
van incoherent. Hij is een intellectueel die
graag in discussie gaat met anderen.
Tenslotte maken joerodivye gebruik van
het luiden van bellen, van een raaf als symbool
van het bezit van magische krachten,
en is er een neiging tot theatraal gedrag. ‘Zij
zochten de massa op, ze waren eerder acteurs
dan denkers.’6
Pierre is niet iemand die bellen luidt, of
andere symbolen gebruikt die zijn magische
krachten moeten verbeelden. Hij is geen magiër,
en eerder een denker dan een acteur. Het
laatste wat hij nastreeft is aandacht trekken
met zijn gedrag.
Al deze kenmerken hebben ten dele betrekking
op het uiterlijk, en ten dele op het
gedrag van een heilige dwaas. Dat Pierre in
zijn uiterlijk niets gemeen heeft met een heilige
dwaas was al duidelijk, daarom noemt
Thompson hem dan ook een heilige dwaas in
een modern jasje. Maar ook als we naar het
gedrag kijken van de joerodivy blijft er weinig
over van de verwantschap tussen Pierre
en een heilige dwaas: hij beschikt niet over
magische krachten, raakt niet in trance, doet
geen voorspellingen, richt zich vooral op het
goeddoen tegenover anderen, en hij is zeker
geen acteur die graag de aandacht trekt van een
grote menigte. In dit opzicht moet de vraag of
Pierre een ‘gestileerde dwaas’ is volgens de
kenmerken die Thompson toekent aan een heilige
dwaas, ontkennend worden beantwoord.
Hoe komt Thompson op de gedachte van een
verwantschap tussen een romanpersonage als
Pierre en een traditionele Russische heilige
dwaas? Het antwoord op deze vraag valt te
herleiden uit een aantal uitspraken die zij in
het algemeen doet met betrekking tot heilige
dwazen. Zij ziet vooral een grote paradox in
het gedrag van een joerodivy: zij zijn ‘zowel
nederig als vol wrok, intelligent en dwaas, zuiver
en zondig.’ Voor Pierre geldt dat er bij hem
wel degelijk sprake is van deze paradox: hij
is weliswaar niet nederig en vol wrok, maar
intelligentie en dwaasheid, zuiverheid en zondigheid
zijn kanten die beide het karakter van
dit personage vormen. Pierre heeft vaak last
van wat hij als losbandig gedrag ziet, hij drinkt
en gaat om met vrienden die hem stimuleren in
het toegeven aan uitspattingen. Toch maakt dit
geen minder puur mens van hem.
Sterker wellicht nog is het samengaan van
intelligentie en dwaasheid: vaak is Pierre erg
naïef in het beoordelen van het gedrag van anderen,
en heeft hij niet door hoe hij gemanipuleerd
wordt. Ook het idee om een aanslag op
Napoleon te plegen is volstrekt dwaas. Maar
in zijn gedachten over het leven en de werkelijkheid,
en in de waarden die hij nastreeft:
eerlijkheid, goedheid, en het vrij zijn van
vooroordelen, is hij weer veel intelligenter
dan velen uit zijn omgeving, die deze gedachten
niet koesteren en zich met deze waarden
niet bezighouden.
Thompson concludeert aan het einde van haar
studie dat de paradox van de heilige dwaas
leidt tot dictatuur, en dat critici de negatieve
kanten van het gedrag van joerodivye niet
onderkennen. Die negatieve kanten zijn de
door haar als immoreel genoemde aspecten:
het beoefenen van wraak door op magische
wijze ziekten te veroorzaken, het voorspellen
van rampen, het gebrek aan vriendelijkheid en
mededogen. Van deze negatieve kanten heeft
Pierre echter geen enkele last, hij is eerder te
vriendelijk en te meedogend, waardoor geraffineerde
mensen nogal eens misbruik van hem
maken.
Thompson concludeert dat het accepteren
van paradoxaal gedrag in de Russische cultuur
tot dictatuur heeft geleid. Hiermee gaat zij ervan
uit dat een idee in zichzelf een allesoverheersende
invloed kan uitoefenen op een maatschappij.
Het feit dat in de recente geschiedenis
van Rusland, voorheen de Sovjet-Unie,
schrijvers en dissidenten door de autoriteiten
voor gek werden verklaard en vervolgens in
psychiatrische inrichtingen werden opgesloten,
schrijft zij toe aan de invloed van deze
paradox. Een naar mijn mening nogal vreemde
redenatie. Allereerst is Tolstoj de laatste om
akkoord te gaan met de gedachte dat ideeën
invloed hebben op de maatschappelijke werkelijkheid.
Oorlog en vrede is doordrenkt
van de opvatting dat van bovenaf opgelegde
macht en gezag geen enkel effect heeft op de
uiteindelijke realiteit van alledag, die bepaald
wordt door wat individuen samen op allerlei
momenten doen, ondanks de bevelen waaraan
zij moeten gehoorzamen. Zowel Napoleon als
tsaar Alexander hebben geen enkele daadwerkelijke
invloed op het verloop van de oorlog,
die volgens Tolstoj grotendeels door toeval,
omstandigheden, miscommunicatie en afwijkend
gedrag wordt bepaald. Een optelsom
van oneindig veel factoren die mensen nauwelijks in de hand hebben. Zijn filosofische
uiteenzetting aan het einde van de roman gaat
over de rol van vrijheid, noodzakelijkheid en
wetmatigheden in het verloop van de geschiedenis.
En zijn conclusie is dat de mens voor
het grootste deel afhankelijk is van uiterlijke
factoren in de keuzes die hij maakt. Er is geen
sprake van een Napoleon of een tsaar die op
basis van zijn tactisch of strategisch genie een
oorlog zou kunnen winnen.
De veronderstelling van Thompson dat de
idee van heilige dwaasheid verantwoordelijk
zou zijn geweest voor het ontstaan van een
dictatuur zou door Tolstoj dan ook als volstrekt
onrealistisch van de hand worden gewezen.
Ik ben dan ook van mening dat Thompson
een te negatieve beschrijving geeft van het
fenomeen van de joerodivy. Zij simplificeert
bovendien de invloed hiervan op de Russische
literatuur, en in het bijzonder de schrijver
Tolstoj. Daarnaast komt zij tot een vergaande
negatieve uitspraak over de invloed van heilige
dwazen op de Russische maatschappij,
en plaatst zij de rol en betekenis van het personage
van Pierre Bezoechow in Oorlog en
vrede in een onjuist verband. Zij misinterpreteert
Pierre als een gestileerde heilige dwaas,
omdat, zoals ik heb duidelijk gemaakt, hij niet
beantwoordt aan de kenmerken die zijzelf aan
deze figuur toekent.