17 maart [Kazan]1. Het is nu al zes dagen geleden dat ik naar de kliniek
ben gegaan, en al zes dagen ben ik bijna tevreden over mezelf. […] Hier
ben ik helemaal alleen, niemand valt me lastig, ik word hier door niemand
bediend, niemand helpt me – niets van buiten heeft dus invloed op mijn
verstand en geheugen en mijn activiteit moet zich wel gaan ontwikkelen.
Het voornaamste nut bestaat daarin, dat ik duidelijk heb gezien dat een ongeregeld
leven, dat een groot deel van de mensen van de wereld als gevolg
van de jeugdjaren beschouwt, niets anders is dan het gevolg van een vroege
verdorvenheid van de ziel.
De eenzaamheid is net zo nuttig voor een mens die in de maatschappij
leeft als de samenleving voor een mens die daar niet in verkeert. Haal de
mens uit de maatschappij, laat hem inkeren tot zichzelf, hoe snel neemt het
verstand dan niet de bril van hem af die hem alles in een verkeerde vorm
laat zien, en hoe snel verheldert zich niet zijn blik op de dingen, zodat het
hemzelf onbegrijpelijk voorkomt dat hij dat alles niet eerder heeft gezien.
Laat het verstand werkzaam zijn, het zal je wijzen op je bestemming, het zal
je regels geven waarmee je onbeschroomd de maatschappij in kunt gaan.
Alles wat in overeenstemming is met de hoogste vaardigheid van de mens:
het verstand, zal ook in overeenstemming zijn met alles wat bestaat; het
verstand van een afzonderlijk mens is een deel van alles wat bestaat, en een
deel kan de ordening van het geheel niet verstoren. Het geheel daarentegen
kan een deel doden. Vorm daarom je verstand zo, dat het in overeenstemming
is met het geheel, met de bron van alles, en niet met een deel, met de
maatschappij; dan zal jouw verstand één worden met dat geheel, en dan zal
de maatschappij, als deel, geen invloed op je hebben. Het is gemakkelijker
tien delen filosofie te schrijven dan een beginsel in de praktijk te brengen.
18 maart. Ik heb de Instructie van Catherina2 gelezen en aangezien ik mezelf
de regel heb gesteld om, wanneer ik een serieus werk lees, dat te overdenken
en de belangwekkende gedachten eruit op te schrijven, noteer ik hier mijn
mening over de eerste zes hoofdstukken van dit bijzondere werk.
[…] Over het begrip vrijheid onder een monarchistisch bewind: vrijheid,
zegt ze, is de mogelijkheid voor de mens om alles te doen wat hij moet doen en niet gedwongen is om te doen wat hij niet moet doen. Ik zou willen
weten wat ze verstaat onder moet en niet moet; als ze onder moet doen het
natuurlijke recht verstaat, dan volgt daaruit duidelijk dat de vrijheid slechts
kan bestaan in dat rijk waarvan in de rechtspraak het natuurlijke recht zich
in niets onderscheidt van het positieve recht – een volkomen juiste gedachte.
[…]
19 maart. Er begint zich in mij een hartstocht voor de wetenschap te openbaren;
hoewel deze de meest edele is onder de menselijke hartstochten, zal
ik me niettemin nooit eenzijdig aan haar overleveren, dat wil zeggen na
het gevoel geheel te hebben gedood en zonder me bezig te houden met wat
daarbij komt, uitsluitend strevend naar de ontwikkeling van het verstand
en het vullen van het geheugen. Eenzijdigheid is de hoofdoorzaak van het
ongeluk van de mens. […]
24 maart. Ik ben erg veranderd; maar ik heb toch nog niet die graad van
volmaaktheid bereikt (bij mijn bezigheden) die ik zou willen bereiken. Ik
doe niet wat ik mezelf opleg te doen; wat ik doe doe ik niet goed en ik scherp
mijn geheugen niet. Ik schrijf daarom hier enkele regels op die, denk ik, me
veel zullen helpen als ik ze zal nakomen. 1) Wat is afgesproken om beslist
te doen, doe dat ook, ondanks alles. 2) Wat je doet, doe dat goed. 3) Ga het
nooit opzoeken in een boek als je iets vergeten bent, maar probeer het jezelf
te herinneren. 4) Dwing voortdurend je verstand te handelen met alle kracht
waarover het beschikt. 5) Lees en denk altijd hardop. 6) Schaam je niet om
tegen mensen die je hinderen te zeggen dat ze je hinderen; laat het eerst
merken, en als hij het niet begrijpt, excuseer je je en zeg je het hem. […]
7 april. 8 uur ’s morgens. Ik heb nooit een dagboek bijgehouden, omdat ik
het nut er absoluut niet van inzag. Nu, nu ik bezig ben met de ontwikkeling
van mijn geestelijke vermogens, zal ik door het dagboek in staat zijn een
oordeel te geven over het verloop van deze ontwikkeling. In het dagboek
moet een opsomming van regels komen te staan en in het dagboek moeten
ook de dingen die ik in de toekomst zal doen worden vastgelegd. Precies
over een week ga ik naar het dorp.3 Wat zal ik doen deze week? Engels en
Latijn, Romeins recht en regels. Om precies te zijn: The Vicar of Wakefield4
lezen, alle onbekende woorden leren en het eerste deel van de grammatica
doornemen; zowel voor de taal als voor de kennis van het Romeinse recht het
eerste deel van de institutie5 doorlezen, de regels voor geestelijke vorming
afmaken, en terugwinnen wat ik bij het schaken heb verloren.
8 april. 6 uur ’s morgens. Hoop is slecht voor de gelukkige en goed voor de
ongelukkige.
Hoewel ik al veel heb bereikt sinds de tijd dat ik begonnen ben aan mezelf
te werken, ben ik nog steeds heel ontevreden over mezelf. Hoe verder
je komt bij de vervolmaking van jezelf, hoe meer gebreken je in jezelf ziet, en Socrates had gelijk toen hij zei dat de hoogste graad van vervolmaking
van de mens is te weten dat hij niets weet.
9 april. 6 uur ’s morgens. Ik ben wat de dag van gister betreft bijzonder tevreden
over mezelf. Ik begin lichamelijke wil te krijgen; maar de geestelijke
wil is nog heel zwak. Geduld en vlijt, en ik ben ervan overtuigd dat ik alles
zal bereiken wat ik wil.
17 april. Deze hele tijd heb ik me niet zo gedragen zoals ik me wilde gedragen.
De reden daarvoor was in de eerste plaats de overgang van de kliniek
naar huis; en in de tweede plaats de maatschappij, waarmee ik meer contact
ben begonnen te krijgen. Hieruit heb ik geconcludeerd dat ik bij elke verandering
van de situatie heel grondig moet nadenken over welke uiterlijke
omstandigheden invloed op mij zullen hebben bij een nieuwe situatie en op
welke manier ik die invloed kan tegengaan. Als de overgang van de kliniek
naar huis zo’n invloed op mij kon hebben, wat zal dan de invloed zijn van de
overgang van het studentenleven naar het leven van een landgoedbezitter?6
Er moet een verandering komen in mijn manier van leven. Die verandering
moet echter niet het product zijn van externe omstandigheden, maar het
product van de ziel. Hier komt de vraag bij me op: welk doel heeft het leven
van de mens? Wat ook het uitgangspunt van mijn beschouwing is, en waar ik
me daarbij ook op baseer, ik kom altijd weer tot dezelfde conclusie: het doel
van het leven van de mens is de grootst mogelijke bijdrage aan de alzijdige
ontwikkeling van alles wat bestaat. Wanneer ik begin na te denken als ik naar
de natuur kijk, dan zie ik dat alles daarin zich voortdurend ontwikkelt en dat
elk onderdeel onbewust bijdraagt aan de ontwikkeling van de andere delen; de
mens dan, aangezien hij net zo’n onderdeel van de natuur is, zij het begiftigd
met bewustzijn, moet ook, net als de andere delen, maar bewust zijn geestelijke
vermogens gebruikend, streven naar de ontwikkeling van alles wat bestaat.
Wanneer ik begin na te denken als ik naar de geschiedenis kijk, dan zie ik dat
het hele mensengeslacht voortdurend heeft gestreefd naar het bereiken van
dat doel. Wanneer ik rationeel begin na te denken, dat wil zeggen alleen de
geestelijke vermogens van de mens in ogenschouw neem, dan tref ik in de ziel
van ieder mens dit onbewuste streven aan, dat een onontbeerlijke behoefte is
van zijn ziel. Wanneer ik begin na te denken als ik naar de geschiedenis van
de filosofie kijk, dan zie ik dat altijd en overal mensen tot de conclusie zijn
gekomen dat het doel van het leven van de mens de alzijdige ontwikkeling van
de mensheid is. Wanneer ik begin na te denken als ik naar de godsdienst kijk,
dan zie ik dat bijna bij alle volkeren het volmaakte wezen erkenning vindt,
het streven waarnaar als doel van alle mensen wordt gezien. En zo kan ook ik,
lijkt me, zonder me te vergissen als doel van mijn leven het bewuste streven
zien naar de alzijdige ontwikkeling van alles wat bestaat. […]
Nu stel ik een vraag. Wat zal het doel van mijn leven zijn in het dorp
gedurende de komende twee jaar? 1) De hele cursus rechtswetenschappen
bestuderen voor het universitaire eindexamen. 2) De praktische geneeskunde
en het theoretische deel ervan bestuderen. 3) Talen bestuderen: Frans,
Russisch, Duits, Engels, Italiaans en Latijn. 4) De landbouw bestuderen,
zowel theoretisch als praktisch. 5) De geschiedenis, geografie en statistiek bestuderen. 6) De wiskunde bestuderen, de cursus van het gymnasium. 7)
Een dissertatie schrijven. 8) Een gemiddeld niveau bereiken in de muziek
en de schilderkunst. 9) Leefregels opschrijven. 10) Enige kennis opdoen in
de natuurwetenschappen. 11) Opstellen schrijven over alle onderwerpen die
ik zal bestuderen.
18 april. Ik heb opeens een heleboel leefregels genoteerd en wilde die allemaal
nakomen; maar mijn krachten waren daarvoor te zwak. Nu wil ik
mezelf slechts één regel stellen en daar een andere pas aan toevoegen als
ik me eraan heb gewend die ene na te komen. De eerste regel die ik mezelf
opleg is deze: Voer alles uit waarvan je hebt vastgesteld dat het uitgevoerd
moet worden. Ik ben deze regel niet nagekomen.
19 april. Ik ben heel laat opgestaan en heb pas om 2 uur bepaald wat ik in de
loop van de dag moet gaan doen.
14 juni [Jasnaja Poljana] Na bijna twee maanden pak ik mijn pen weer op
om mijn dagboek voort te zetten. Ach, het is moeilijk voor de mens om uit
zichzelf het goede te ontwikkelen onder invloed van enkel het slechte. Stel
dat er geen goede invloed zou zijn, maar ook geen slechte, dan zou in ieder
wezen de geest de overhand krijgen boven de materie; maar de geest ontwikkelt
zich op verschillende manieren. Of de ontwikkeling in ieder wezen
apart is een deel van de algemene ontwikkeling. Of de teruggang ervan in
afzonderlijke wezens versterkt de ontwikkeling in het algemeen.
16 juni. Zal ik ooit zover komen dat ik niet meer afhankelijk ben van omstandigheden
van buitenaf? Naar mijn mening is dat een enorme verworvenheid;
want in de mens die niet afhankelijk is van enige invloed van buitenaf is de
geest wat haar behoeften betreft noodzakelijkerwijs superieur aan de materie,
en dan zal de mens zijn bestemming bereiken. Ik begin te wennen aan de
eerste regel die ik mezelf heb gesteld en nu stel ik me een tweede regel en wel
de volgende: kijk naar de wereld van de vrouwen als naar een noodzakelijk
onaangenaam aspect van het maatschappelijke leven en blijf zoveel mogelijk
bij ze vandaan. Inderdaad, van wie krijgen we de wellust, verwijfdheid,
lichtzinnigheid in alles en een massa andere ondeugden, als het niet van de
vrouwen is? Wie is er schuldig aan dat we de ons aangeboren gevoelens: dapperheid,
vastberadenheid, bedachtzaamheid, rechtvaardigheid en dergelijke
kwijt zijn, als het niet de vrouwen zijn? De vrouw is ontvankelijker dan de
man, daarom waren in tijden van deugdzaamheid de vrouwen beter dan wij,
in de huidige zedeloze, verdorven eeuw zijn ze slechter dan wij.
Algemene regel. Alle handelingen moeten wilsbepalingen zijn en niet een
onbewust voorzien in lichamelijke behoeftes. Aangezien we al hebben gezegd
dat gevoel en verstand invloed hebben op de lichamelijke wil, moeten
deze vermogens de regels bepalen volgens welke de lichamelijke wil zou
kunnen handelen ten behoeve van haar ontwikkeling. De gevoelens bieden haar richting en tonen haar het doel, het verstand geeft de methodes aan
volgens welke de lichamelijke wil dat doel kan bereiken.
Regel 1) Bepaal elke ochtend voor jezelf alles wat je in de loop van de
dag moet doen en doe alles wat je hebt vastgesteld zelfs dan als de concrete
uitvoering ervan een bepaalde schade met zich mee zou brengen. Behalve
de ontwikkeling van de wil zal deze regel ook het verstand ontwikkelen,
dat meer doordacht de handelingen van de wil zal bepalen. Regel 2) Slaap
zo min mogelijk (de slaap is, naar mijn mening, een toestand van de mens
waarin de wil totaal afwezig is). Regel 3) Verdraag alle lichamelijke onaangenaamheden,
zonder die naar buiten toe te tonen. 4) Wees trouw aan je
woord. 5) Wanneer je aan iets, wat dat ook is, bent begonnen, houd er dan
niet mee op zonder het te hebben afgemaakt. 6) Heb altijd een lijst waarin
ook de kleinste dingen van je leven zijn vastgelegd, zelfs hoeveel pijpen je
per dag mag roken. 7) Als je iets doet moet je al je lichamelijke vaardigheden
richten op datgene wat je doet. Als je manier van leven verandert, verander
dan ook deze regels.
[…]
Algemene regel: hoe meer je aan een bepaalde behoefte van je toegeeft,
hoe sterker die behoefte wordt, en hoe minder je eraan toegeeft, hoe minder
invloed die heeft. 42) Wanneer je iedereen gelijkelijk bemint, sluit jezelf
dan niet uit van deze liefde. 43) Bemin iedere naaste als jezelf, maar bemin
twee naasten meer dan jezelf.
Bekijk ieder ding van alle kanten. Bekijk elke handeling van de kant van
het nadeel die deze kan hebben en van de kant van het nut. Bekijk bij alles
wat je doet op hoeveel manieren dat kan worden gedaan en welke manier
de beste is. Onderzoek de oorzaken van elk verschijnsel en de mogelijke
gevolgen ervan.
Vertaling Willem G. Weststeijn