Zbigniew Herbert



De reconstructie van een dichter



Stemmen:
professor
homerus
elpenor
vrouwenstem


professor

begint steeds op dezelfde manier, als een plaat die niet vanaf het begin wordt afgespeeld

…heid. Er zijn fragmenten opgegraven… in het lagergelegen gedeelte… van de Artemis van Milete.

...ontdekt aan het begin van de twintigste eeuw door Evans, is nog niet afdoende onderzocht. De ontdekker werd misleid door een aanzienlijke laag puin die hard geworden was als rots, waaronder Evans niet vermoedde iets te vinden. We hebben reeds de bronnen in ogenschouw genomen, die weliswaar relatief laat zijn, namelijk uit de periode van de Perzische Oorlogen. Ik bedoel Apollorodus van Diorus en bovenal Euthyphro de Oudere, een tweederangs, maar redelijk betrouwbare geschiedschrijver, die…

Het geluid van een druppende kraan.

…verwachting en vormt een baanbrekende gebeurtenis voor de wetenschap. In het gedeelte dat door ons de Derde Stad wordt genoemd hebben we de oudst bekende teksten van de Homeriden gevonden, die zonder twijfel fragmenten van de Ilias vormen van tenminste twee eeuwen voor de laatste officiële redactie, waarin het gedicht tot onze tijd is overgeleverd. De parallel aan ons werkende expeditie op het eiland Milo heeft eveneens schriftelijke bronnen ontdekt, die echter waardeloos zijn vanuit artistiek oogpunt (hierop zal ik tussen twee haakjes aan het einde terugkomen). Ze zijn slechts belangrijk als bevestiging van onze these, dat het artistieke leefmilieu zich in Klein-Azië bevond en niet op het schiereiland, dat…

Het geluid van een druppende kraan.

…wie was toch die anonymus? We weten slechts dat hij een Griek was, maar op basis van de fragmenten die hij heeft nagelaten kunnen we ons een beeld van hem vormen.

Vooral dus een gelukkige man op het hoogtepunt van zijn carrière (de waardevolle opmerkingen over de edelsmeedkunst), een sterke persoonlijkheid, die vooral indruk maakt door zijn geweldige beheersing en rust. Geen enkele nervositeit, een volledige afwezigheid van overdrijving in het gebruik van expressiemiddelen, die helaas zo een smet werpt op de hedendaagse kunst. Maar bovenal – en dat zou ik wel willen uitroepen – geen enkele stemverheffing. Orde in de gevoelens, orde in de taal. Zelfs naar de verschrikkingen van de oorlog kijkt hij met de koele blik van de epicus. De edele maat en de waardige ernst hullen die gebreken in eenvoudige en verheven gewaden. Zijn diepe levenservaring stelt hem in staat een breed scala aan motieven aan te roeren, die we kunnen onderverdelen in zeven groepen:

1ste oorlogsmotieven
2de mythologisch-genealogische motieven
3de liefdesmotieven
4de herdersmotieven (een waardevolle vermelding over het mesten van schapen)
5de motieven betreffende metaalbewerking (brons, koper, ijzer)
6de motieven verbonden met het dagelijks leven
7de en andere

Het geluid van een druppende kraan.

…en bijvoorbeeld het volgende fragment getuigt van de poëtische verbeeldingskracht van de anonymus:

Hermes, onhoorbaar zijn tred, snelde naar Gorgias’ sponde,
Die met zijn snurken het dak van zijn tent gewoon was te stutten,
De slapende fluisterde hij toe Gymedes’ zijde te kiezen,
Wiens vader Lemnos bezat, een eiland dat rijk was aan tarwe,
Wiens broeder, ouder dan hij, de krachtige strijder Atarchus,
Apollo ontvlamde in toorn door de Hellespont te bezeilen,
Gewelddadig Briseïs te roven, moeder van Castor, een jongen
Die oorzaak werd van een twist, en trots zijn vader alleen liet,
Nikos met zijn witte baard…

Het gerinkel van brekend glas.


homerus

Genoeg! Ik kan die parodie niet meer aanhoren. Eerst Vergilius, daarna vertalers, filologen, mythologen… Ik ben verworden tot een mythologisch handboek en een model, waarmee men stilistische analyses oefent.

Ik ben vijfenveertig. Ik woon in Milete. Een vrouw, een kind, een huis met een tuin.

Ik hou erg van Milete. Een stad vol beweging. Juist zoveel lawaai als men voor het leven nodig heeft. Een enthousiast en rijk publiek.

Eerst werkte ik op een schip, maar ik had een ongeluk. Ik viel op het dek en ben mijn gezichtsvermogen verloren. De artsen zeiden dat het een shock was, dat het over zou gaan, maar het is er niet best mee gesteld. Ik was niet meer geschikt om op zee te werken, dus werkte ik als opzichter in de haven. Ik heb altijd een goede stem gehad. Krachtig als een storm. Mijn collega’s haalden me over om een concert te geven. Dat deed ik en het had succes. Ik zou echt gelukkig zijn, als ik niet die ogen had. De artsen schrijven me voor om zo lang mogelijk in de duisternis te blijven en de zon te mijden. Mijn vrouw sluit me thuis op. Ik moet stiekem naar buiten gaan. Dat is enigszins belachelijk. Ik kan niet stoppen nu ik het meeste succes heb. Over een paar jaar kan ik met pensoen gaan. Dan koop ik een groot hotel midden in de stad, vol leven en lawaai, van de kelders waar men de vaten rolt tot het gefluister van minnaars in de goedkoopste kamertjes onder de zoldering. Dan zal ik mijn ogen ontzien. Ik zal door mijn half toegeknepen oogleden naar de wereld kijken die zich aan me aandient. Ik zou ook aan een theorie over de epische dichtkunst willen werken. Ik geloof dat ik op dat gebied wel iets bereikt heb.

Voor mijn voorgangers was het epos een vlakte. Ze roffelden met eentonige stem over het gevecht, veldtochten, verwoeste steden en vuur. Alles was vanuit de verte zichtbaar en daardoor erg vlak. Ik ben in het midden gaan staan. Ik heb van het epos een berg gemaakt: zware materie, die zich verheft van de aarde en tot de goden reikt. Mijn voorgangers beheersten het gevoel door de stem te beheersen. Ik heb de menselijke behoefte van de schreeuw ontdekt. Zolang er angst woont in de mens, moet hij schreeuwen.

Nu is het middag. De stad is wit van de hitte. Alles is bedekt met verstilde stof, maar daaronder schuilt de schreeuw.

vrouwenstem
homerus
vrouwenstem
homerus
vrouwen
homerus
vrouwenstem
homerus
vrouwenstem
elpenor
homerus
elpenor
homerus

elpenor
homerus
elpenor
homerus
elpenor
homerus

elpenor
homerus


elpenor
homerus

elpenor
homerus
elpenor
homerus
elpenor
homerus
elpenor
homerus

Waar ga je heen, Homerus?
Ik maak een wandeling.
Je weet toch…
Weet ik, weet ik.
Gisteren deden ze weer pijn.
Maar vandaag gaat het beter.
Ga niet naar naar de markt. Beloofd?
Beloofd.
En mijd de zon. Elpenor, let op je vader.
We zijn opnieuw ongehoorzaam.
Het geeft niet, mijn jongen. Ik kan niet thuiszitten.
Waarom niet?
Als het middaguur nadert is de stilte niet om uit te houden. Je kunt op zolder het zwermen van de wespen horen. Mijn huid wordt stijf.
Je hebt rust. Je kunt gedichten schrijven.
Ik denk dan niet aan gedichten.
Waaraan dan?
Aan de markt, zoals aan de zee, om er tot je nek in te verdwijnen.
Hou je zo van de markt?
Niets is mooier, jongen. Geroosterd brood met uien ruikt beter dan marmer. Ik ruil een Ionische kapiteel zo voor een koolraap.
Wat is daar zo leuk aan?
Alles, domoor. Kleur, geur, geluid. Alle stemmen van het leven. Het gemompel van de bedelaars, het gekir van de meisjes die vastzitten in de menigte, de trom van de wachter, het geschreeuw van de groentehandelaren, het gebrul van de beesten die aan hun horens zijn vastgemaakt. Daar verschijnt de dichter en de strijd begint.
Strijd?
Ja. Ik moet hen overschreeuwen, overstemmen, hen de stem ontnemen, deze opslokken en vervolgens uit mezelf voortbrengen.
Dat is een grote kwelling.
En een vreugde. Ik ben dan zo vol als de wereld.
Daar houd ik eigenlijk het minst van, als tegen het eind… je je stem verheft en begint te schreeuwen.
Waarom?
Het is alsof je bang bent en om hulp roept. Ben je dan bang?
Nee. Dan vecht ik.
Met wie?
Met de angst.

Stemmen van de markt.


homerus
elpenor

Maar goed, we zijn er. We beginnen met ons werk.
Burgers! Homerus, de op het vasteland en de eilanden bekende dichter, is bezweken voor uw aandringen en heeft ondanks een grote hoeveelheid werk besloten een concert te geven. Voor het eerst zal de beschrijving van de zevende slag bij Troje worden uitgevoerd. Deze is vanmorgen bij dageraad voltooid en nergens openbaar gemaakt. Een deel van de opbrengsten is bestemd voor religieuze doeleinden: de aanschaf van glazen ogen voor het standbeeld van Hera.


homerus

tegen de achtergrond van opkomende muziek
De dag breekt aan in het rood, de regen valt tikkend op aarde.
In de bocht klinkt het eerste geruis. Een vogel gesmoord in zijn nachtrust.
Nevelen omzweven de poel, ondragelijk stil als het doodsuur.
Reeds op de tenten van leer, kun je de wind horen schuren,
Te horen is ook het metaal, en tevens weerklinken de stemmen,
Ze brengen de klaarlichte dag, die juist aan de nacht is ontkomen,
Die krijst als een kind in zijn luiers, drinkend de prachtige luchten.
Gereed is als eerste Agamemnon, de rijen verwoed inspecterend
Piramides, Archímedes, Eurylochus, Pandarus, Castor.
Hoeven en striemende zwepen, geschreeuw en gekraak van de wagens,
Ik wek de Trojanen nu snel, want klapperend opent de poort zich,
Twee regimenten te voet en te paard, die gebald zijn als vuisten,
Staand in de melkwitte mist, gelijkend een woud in de verte.
Daar grijpt zijn zwaard Agamemnon, koelend het staal in de winden,
Daarna met geweldige zwaai warmt hij het woest in de zon slaand
Je hoort het sissende staal, dan weer een ingehouden schreeuwen.
Ze bewegen en dreunen massief, alsof je enorme sandalen
Over de stenen hoort schuiven, het geluid van schurende rotsen
Van schurende riemen en zwaarden, het heerlijk geraas van de dingen.
Maar de strijders spreken nog niet, beklemd door de angst en gedachten
Aan de wateren van het rijk van de doden –
Eurylochus staat reeds bij Ajax, die hem weer scherp voor de geest brengt
(een droom en de vijand indachtig, een droom van een brekende rookzuil)
– let op, mijn vriend, dat jou niet de pijl van Demetros zal treffen –
Een lans doorklieft het gesprek. De voerman van Ajax stort neder,
Zijn schreeuw is maar kort als de kreet van een ruiter die strak aan zijn leidsel
Gesleurd wordt door razende paarden. En angst hebben mensen en dieren.
De helmen bedrukken de hoofden, zweet en gesidder van knieën.
In een poging de angst te bestrijden, verheffen en dragen hun schilden
Van geschreeuw verheven de Grieken. De strijd is geweldig en prachtig.
Het tumult zo geliefd aan de goden, net als het vlees van de offers,
Verheft zich steeds hoger en hoger, bereikt reeds de goddelijke oren
Roze van loomheid en vreugde. Dan dalen de goden op aarde.
En zo begint het gedicht. Want wat is anders het epos
Dan een grove kluwen van schroot, van mensen en hemelse goden,
Gedraaid in elkaar in convulsies, met een rode haan op zijn toppunt.
Die haan zingt ellende en leed, die haan, die...


Opeens pauze


homerus
elpenor
homerus
elpenor
homerus
elpenor
homerus

Elpenor!
Ik sta naast je, vader.
We gaan naar huis.
Wat is er aan de hand, vader?
Begeleid me naar huis.
Maar je moet je verhaal afmaken. Iedereen staat te wachten.
Naar huis.


Ze verlaten het tumult. Pauze.


homerus
elpenor
homerus

Niet zo snel, mijn jongen. Wat is er toch met mijn ogen?
Doen ze pijn?
Nee.


Pauze


homerus
elpenor
homerus
elpenor
homerus

Kom eens dichterbij, mijn zoon, en kijk me in de ogen. Wat zie je?
Ik zie mezelf in het midden. En bomen. En de stad.
Maar ik zie dat niet. Niets. Niets.
Zie je slechts nevelen? Net als toen dat met je gebeurde?
Ik zie zelfs geen nevelen. Niets.


Pauze


elpenor
homerus elpenor
homerus

Je bent moe, vader. Er komt een wit schijnsel van de stenen.
Wit, zeg je?
Ja, is dat niet vreemd?
Nee, dat is normaal. Vreemd is wat ik nu in mijn ogen heb. Dat is zelfs geen zwart. Dat is de kleur van de leegte.


Pauze


homerus
elpenor

Ik begrijp absoluut niet wat er gebeurd is. Wat denk jij?
Je gaat naar huis en rust uit.


Pauze


homerus


elpenor
homerus
elpenor
homerus

Toen ik over de dood van de wagenmenner zong kon ik nog tamelijk goed zien. Ik zag hoe Sepharus de ram met doorgesneden keel achterliet, zijn handen aan zijn schort afveegde en naar ons toekwam. Toen had ik ze allemaal in mijn macht. Ik was gelukkig.
Weet je vader, doe je ogen dicht. Ik zal je begeleiden. Als je je ogen dicht houdt rust je beter uit.
Ja, je hebt gelijk. Dat is rustiger.
Zie je wel.
Het is verschrikkelijk dom je ogen open te houden en niets te zien.


Pauze


homerus
elpenor
homerus
elpenor
homerus

Denk je dat ik kan zien als ik mijn ogen weer open?
Zeker, maar doe het nu maar niet. Er is geen haast bij.
Nee, er is geen haast bij.
Misschien wil je gaan zitten?
Graag, maar laten we eerst de stad uitgaan. De muren sluiten me in als water.



Pauze


elpenor
homerus

elpenor
homerus
elpenor
homerus

Je hebt mooi gezongen.
Dat was omdat ik bang was. Vanaf de ochtend werd ik door angst achtervolgd. Ik wilde haar doden met een schreeuw.
Je hebt haar gedood met poëzie.
Poëzie is een schreeuw. Weet je wat er overblijft van een gedicht als je het lawaai weglaat?
Nee.
Niets.


Pauze


homerus
elpenor
homerus
elpenor
homerus
elpenor
homerus
elpenor
homerus

Denk je niet dat het zo blijft?
Waarschijnlijk gaat het wel over. Voel je niet al beter?
Wel iets, ja. Maar ik houd voorlopig liever mijn ogen dicht.
Natuurlijk.
Laten we hier gaan zitten. Waar zijn we?
Bij de fontein van Pan.
Maar natuurlijk. Dat hoor ik toch. Dat is nog maar twee stappen van huis.
We hoeven ons niet te haasten.
Je hebt gelijk, jongen. We hoeven ons niet te haasten.


Pauze


homerus
elpenor
homerus
elpenor
homerus

elpenor
homerus
elpenor
homerus

elpenor
homerus
elpenor
homerus
elpenor
homerus
elpenor
homerus

Als ik mijn ogen dicht heb kom ik tot rust. Maar ik moet ze uiteindelijk toch opendoen.
Laten we vlak bij ons huis een poging doen.
Goed.
Wat doe je vader?
Ik onderzoek mijn gezicht. Alles zit op zijn plaats. Ook mijn ogen zitten op hun plaats.
Een vreselijk gevoel, als datgene wat het meest van jou is je opeens in de steek laat.
Het is hier fijn.
Ja, fijn. Rust. Schaduw.
Ga maar liggen op de bank. Ik zal je gezicht met mijn mantel bedekken.
Je zorgt voor me zoals Antigone voor Oedipus, slechts met het verschil dat Oedipus
echt blind was geworden. Zeg iets, mijn zoon.
Wanneer we een hotel kopen hoef je het huis niet uit. De zon is niet goed voor je.
Nee, helemaal niet goed.
Het hotel moet omringd zijn door bomen. Het moet in de schaduw staan.
We moeten er een of andere naam voor verzinnen.
‘Onder de snurkende koopman’. Dat trekt kooplui en dieven aan.
Of: ‘Onder het oog van Zeus’. Dat trekt pelgrims en gematigde atheïsten aan.
We zullen veel personeel hebben.
En goede wijnen. En alleen wij beiden hebben dan de sleutel van de voorraadkelder.



Pauze


elpenor
homerus
elpenor
homerus
elpenor

Vader, laten we gaan.
Goed, we gaan. Het is niet ver meer, toch?
Deze bocht nog.
Ik herken het aan het grind: ik zie nu met mijn voeten.
We zijn er al. Ons huis, vader, kijk.


Homerus schreeuwt


professor

...heid. Zoals ik reeds aangegeven heb, de tweede ontdekking heeft eigenlijk geen grote betekenis. De anonymus uit Milo is in vergelijking met de anonymus uit Milete een dwerg tegenover een reus.


Er druppelt water uit een kraan.


...de onderwerpen zijn triviaal en platvloers. De dichter aarzelt niet een gedicht te wijden aan een tamarisk, een doodgewone plant, die groeit zonder enig nut.


homerus

Ik verhaalde van slagen
van forten en schepen
van vermoorde helden
en van moordende helden
maar ik ben toch dat ene vergeten
ik verhaalde van stormen op zee
van verpletterde muren
van brandende akkers
en van omgewoelde heuvels
maar de tamarisk ben ik vergeten
als hij ligt
doorboord door een lans
en de lippen van zijn wond
zich niet sluiten
ziet hij
noch zee
noch stad
noch vriend
ziet hij
hier bij het gezicht
de tamarisk
beklimt
het hoogste
droge takje van de tamarisk
en de bruine
en groene bladeren ontwijkend
probeert hij
op te vliegen naar de hemel
zonder vleugels
zonder bloed
zonder gedachte
zonder...

professor

De trivialiteit van het onderwerp gaat hand in hand met het slechter worden van de vorm, die...


Er druppelt water uit een kraan.


homerus

Maar goed, ik moet toegeven... Dat heb ik over een tamarisk geschreven.
Hoe is het zover gekomen?
Op de derde dag na het voorval op de markte ben ik uit Milete vertrokken.
Alleen. Een soort pelgrimage naar een heilige plaats. Het eiland Milo was een
heilige plaats. De bron en het heiligdom van Zeus Thaumatourgos.
Bij de bron was een drukte van belang. Volgens de aanwijzingen van de
priesters moest je je met het heilige water bespetteren en luid je wens uitspreken.
Het was een onbeschrijvelijk lawaai. ‘Hippias vraagt dat zijn afgezette been weer
aangroeit’. ‘Antiklea smeekt opnieuw een kind te krijgen en dat haar man bij
haar terugkeert’. Ik schreeuwde het hardst met een van tranen donkere en zware
stem: ‘Homerus wil zijn ogen terug!’ Drie dagen lang en het wonder deed zich
niet voor.
’s Nachts ging ik naar het heiligdom en herhaalde het verzoek. Mijn stem
kronkelde om de zuilen heen, stootte tegen het plafond en viel plat voor mijn
voeten. Ik klom op het altaar en betastte het gezicht van de god. Hij had zijn
mond gesloten als een schelp. Hij was blind net als ik.
Ik kreeg medelijden met hem en om hem te troosten heb ik een kleine ode
geschreven:

Het ruwe touw van mijn schreeuw
heb ik lang in de lucht geworpen
om je naar de aarde te sleuren
maar leeg keerde mijn lus terug
nu weet ik
niet uit het bloed
niet uit het bot
en zelfs niet
uit het vlees van een gedachte
slechts in een grote stilte
kun je de puls
van jouw bestaan voelen
onvermoeibaar en vluchtig
als een lichtgolf

als alles wat ontbreekt
voortslepend
schrijf ik je deze hulde
het lichaam van je
afwezigheid betastend.

Ik had niet veel tijd om me met de god bezig te houden. Er gebeurden belangrijkere dingen. In de duisternis en de stilte werd mijn lichaam rijp. Het was als de aarde in het voorjaar, vol ongekende mogelijkheden. Mijn huid kreeg een nieuwe gevoeligheid. Ik begon mezelf te ontdekken, te onderzoeken en te beschrijven.

Laat ik eerst mezelf beschrijven
te beginnen bij miin hoofd
of beter bij mijn voet
preciezer bij mijn linker voet
of bij mijn hand
bij de pink van mijn linkerhand

mijn pink
is warm
licht naar binnen gebogen
begrensd door een nagel
hij bestaat uit drie kootjes
en groeit recht uit de handpalm
als hij daar los van zou zijn
was hij een flinke worm

het is een bijzondere vinger
de enige pink van de linkerhand ter wereld
die me onmiddelijk gegeven is

de andere pinken van de linkerhand
zijn een kille abstractie

met de mijne
heb ik dezelfde geboortedag
dezelfde sterfdag
en dezelfde eenzaamheid

slechts het bloed
duistere tautologieën scanderend
verbindt de verre oevers
met het garen van begrip.

Ik begon zeer voorzichtig de wereld te onderzoeken. Alles wat ik tot dan toe
over haar wist was nutteloos. Als de decors van een ander stuk. Ik moest haar
opnieuw leren kennen en niet met Troje of Achilles beginnen, maar met een
sandaal, met de gesp van een sandaal, met het steentje waar je achteloos op
straat tegen aan stoot.

Het steentje is een volmaakte
schepping
gelijk aan zichzelf
zijn grenzen bewakend
precies vervuld
van een stenen zin
met de geur die aan niets doet denken
niet afstotend of aantrekkelijk is

zijn hitte en koude
zijn billijk en waardig

ik voel een zwaar verwijt
als ik hem in mijn hand houd
en een onwaarachtige warmte
zijn edele lichaam doordringt

steentjes laten zich niet temmen
tot het einde toe blijven ze naar ons kijken
met een rustige en zeer heldere blik.

Ik ga nooit meer terug naar Milete. Daar is mijn schreeuw achtergebleven. Die zou me in een of ander hoekje te grazen kunnen nemen en me vermoorden.

Tussen de schreeuw van de geboorte
en de schreeuw van de dood
onderzoek je je nagels
de zonsondergang
een vissenstaart
maar breng dat wat je ziet
niet naar de markt
en verkoop het niet voor de prijs van de dag
schreeuw niet

zowel goden als verliefden
beminnen de diepe stilte
tussen het lawaai van het begin
en het lawaai van het einde
wees als een onberoerde lier
die geen stem heeft
ze heeft alle

Dit is pas het begin. Het begin is altijd lachwekkend. Ik zit op de laagste trede van het heiligdom van Zeus Thaumatourgos en ik prijs mijn pink, een tamarisk, steentjes.

Ik heb leerlingen noch toehoorders. Iedereen staat daar nog, een en al oog voor het grote vuur van het heldendicht. Maar het dooft reeds uit. Nog even en er zijn nog slechts versmeulde ruïnes, die ten prooi vallen aan het gras. Ik ben gras.

Soms denk ik dat het me nog wel lukt uit nieuwe gedichten nieuwe mensen ten tonele te voeren, die geen staal bij staal, schreeuw bij schreeuw, ontzetting bij ontzetting zullen voegen.

Je kunt immers graankorrel bij graankorrel, blad bij blad, ontroering bij ontroering voegen.
En het woord bij de stilte.


professor

...heid. De armoede van het poëtische wereldbeeld van de anonymus uit Milo doet vermoeden dat hij geen volgelingen had en dat...


einde

Vertaling Philip Westbroek




   <

TSL 51

   >