Igor Gavrikov



Dokter Sorokin
Interview met Vladimir Sorokin




In 2005 vierde de schrijver Vladimir Sorokin enkele grote jubilia. In augustus beleefde hij zijn vijftigste verjaardag en zijn vijfentwintig-jarig schrijverschap. Enkele maanden eerder werden zijn tweelingdochters vijfentwintig jaar. Voor veel mensen is Sorokin een controversiële, dubbelzinnige persoon, maar het valt niet te ontkennen dat hij een opmerkelijk en oorspronkelijk mens en schrijver is. Waarom heeft hij eigenlijk voor de literatuur gekozen?

Gewoonlijk kiest de literatuur ons. Wij kiezen er niet zelf voor om kunstenaar, schrijver of musicus te worden. In ieder geval heeft de literatuur mij op tamelijk jonge leeftijd gekozen, toen ik een jaar of dertien was. Ik probeerde als volwassene te schrijven en dat lukte me al snel. Ik groeide op op het platteland, in de buurt van Moskou. Mijn vader was jager, en ik schreef op een keer een verhaal over een korhoen, over het lot van die vogel. Maar wat ik ermee aan moest, wist ik niet. Ik heb het natuurlijk wel aan mijn familie laten lezen...

Daarna schreef ik een erotisch verhaal, voor mijn klasgenoten. Dat ging me gemakkelijk af, maar ik durfde mijn naam er niet onder te zetten; dat geloofden ze toch niet. Daarom zei ik dat ik het verhaal uit het Engels had vertaald. Het verhaal had veel succes en niemand twijfelde aan de herkomst. Daarna bekoelde mijn liefde voor de literatuur, omdat ik vond dat schrijven te gemakkelijk was. Hoewel ik van literatuur bleef houden en op school altijd hoge cijfers kreeg, ging ik tekenen. Daar moest ik wel iets voor doen, iets overwinnen. Ik dacht dat ik een kunstenaar was en haalde daar veel voldoening uit.

Toch bent u naar de HTS gegaan?

Dat was in de sovjettijd, ik wilde het leger niet in.

Ik had heel goed in de gaten dat je zonder kruiwagen toch niet op de kunstacademie kwam. Ik wilde mijn neus niet stoten en kon tenslotte ook voor mezelf tekenen. De HTS was bovendien vlakbij mijn huis. Ik heb me al met al niet al te veel ingespannen in mijn jeugd.

U houdt ervan iets te overwinnen. Waarom bent u na een paar jaar toch weer de literatuur ingegaan?

Toen ik dertien was had ik een beperkt gezichtsveld. Op mijn vijfentwintigste ging er een wereld voor me open. Ik kreeg oog voor de literaire hindernissen die ik moest overwinnen. Zoals bijvoorbeeld de betonnen muur die ‘sovjetliteratuur’ heette. Ik was in feite antisovjet en hield niet van de sovjetmacht. Die sovjetliteratuur was echt een grauw pak watten dat met succes uit elkaar gescheurd is. Toen ik twintig was kwam ik in Moskou in de ondergrondse kunstscène terecht, de underground, en de schilderijen van die lui zorgden ervoor dat ik me weer met literatuur ging bezighouden. Ik gaf, voor mezelf ook onverwacht, het tekenen op en schreef mijn eerste verhaal, ‘De zwemwedstrijd’. Een aantal mensen die ik hoog had zitten, zoals Kabakov en Boelatov, vonden het goed. En zo werd ik schrijver.

Het ‘grauw pak watten’ de baas geworden?

Ik denk van wel. Ik was natuurlijk niet de enige. Prigov, Viktor Jerofejev, Venedikt Jerofejev, Vsevolod Nekrasov, Sasja Sokolov...

De literatuur is sindsdien veranderd. Wat valt er tegenwoordig te overwinnen?

Jezelf, denk ik. Je moet iets uit jezelf persen wat je niet bevalt.

Volgens mij hoef je geen rammer te zijn zoals Solsjenitsyn. Hij schreef in de sovjetperiode. Er bestaat meer dan met stenen gooien. Toen het systeem nog bestond, wierp hij met stenen, dat is heel goed. Maar hij heeft het systeem vernietigd en wat dan? Wat doet een rammer als er niets is om met stenen te bekogelen? Die roest. Daarom ben ik tegen het gebruiken van literatuur als middel. Literatuur is een doel in zichzelf. Ik concentreer me al heel lang op literaire problemen.

Met welk doel?

Dat is voor iedere schrijver anders. Maar er is een algemene regel waar geen schrijver onderuit kan: een overtuigende wereld creëren waarin je wilt geloven. Ik vind het heel belangrijk dat mijn werelden overtuigen. Als we onszelf ‘scheppers’ willen noemen, moeten we binnen de grenzen van onze boeken een universum zonder gaten scheppen. Je stelt je zo’n wereld voor en er blijken in het oppervlak opeens troebele, wazige gaatjes te zitten. In zo’n wereld kan geen mens bestaan. Daarom ben ik tegen troebele gaatjes. Dat is mijn literaire credo.

Uw werelden zijn niet normaal. Er vinden volkomen fantastische gebeurtenissen in plaats. De lezers heffen soms in wanhoop de handen omhoog.

Als het over Blauw spek gaat, dat is een poging de sovjetrealiteit binnenste buiten te keren en haar ingewanden te bestuderen. Het is net als een lichaam: je kunt het uiterlijk van een mooi meisje beschrijven, maar je kunt niet haar lever zien of zien hoe haar darmen werken of zien wat er in haar maag zit. Dat maakt haar beeld kapot. De sovjetstalinistische literatuur is geen mooi meisje maar een of ander monster waar we in leefden, een monster met een poeslief glad geplamuurd gezicht. Ik heb een poging gedaan naar zijn rottende ingewanden te kijken en de geschiedenis van de twintigste eeuw, de tijd en de mensen binnenste buiten te keren. Het idee van het klonen heeft me daarbij geholpen, hoewel ik niet geloof dat de mens gekloond kan worden.

Uw werkelijkheid is een behoorlijk smoezelige en lelijke sloerie. Is het wel de moeite waard om haar binnenste buiten te keren?

Dat is zeker een ingewikkelde kwestie: iemands verhouding tot de werkelijkheid. Ik bouw een wereld die door God is geschapen en die bevalt de mens van tegenwoordig niet. Mensen willen niet ervaren dat zij kosmische wezens zijn, dat ze goddelijke energie hebben en dat ze meer kunnen dan hun prak opwarmen en voetbal kijken. Een mens heeft enorme verborgen mogelijkheden, maar de mensen gedragen zich tot nu toe als beesten. Weerzinwekkend. In grote lijnen is mijn literatuur een gevolg van de teleurstelling van de mens van tegenwoordig. Wanneer mensen alleen maar materialistische zaken nastreven, leidt dat uiteraard tot zwaarmoedigheid.

Hebben indrukken uit de kindertijd een sterke invloed op een schrijver?

Ik ben ervan overtuigd dat die indrukken bepalend zijn. Neem willekeurig welke grote schrijver en er is wel wat gebeurd in zijn jeugd. Tolstoj verloor vroeg zijn ouders, Lermontov kon op zijn vijfde nog niet lopen en Dostojevski was ziekelijk en werd in de buurt van een begraafplaats en een gekkenhuis geboren...

U woonde zelf in een soort natuurgebied...

Ik heb in mijn jeugd genoeg trauma’s en schokken te verwerken gekregen. En ik groeide natuurlijk op in een repressieve maatschappij. Alles was doordrenkt van geweld: de tuin, de school, de straat, het gezin... Als iemand niet alleen voor het geld schrijft maar ook voor zichzelf antwoorden zoekt, dan is hij niet tevreden met de wereld en zichzelf. Als iemand tevreden is, heeft hij niets om over te schrijven en hoeft hij geen werelden te bedenken. Daarom zijn alle schrijvers ontevreden mensen. Wat kan een tevreden mens scheppen? Alleen een monument van uiterste zelfgenoegzaamheid.

Het thema geweld speelt een grote rol in uw boeken...

Voor mij is geweld een raadsel. Waarom kunnen mensen niet zonder? Ze moeten absoluut iemand onderdrukken en altijd maar weer zelfbevestiging zoeken. Soms kom je iemand tegen, je praat met hem en je voelt dat hij meteen zelfbevestiging zoekt. Het hangt in de lucht, het verpletteren, het platdrukken van andermans wil, zelfs bij het drinken van een kop koffie.

Het Rusland van de twintigste eeuw en de eeuwen daarvoor is doordrenkt van geweld.

Ik haat geweld en zie het als een natuurkracht. Dat is een van mijn thema’s. Ik heb een ongezonde belangstelling voor geweld. Ik kan niet zeggen dat ik een masochist ben. Dostojevski voelde zich aangetrokken tot de afgrond. Dat is ook heftig. Maar ik werp een blik in dat gruwelijke geheime vat dat we geweld noemen.

En seks?

Seks is belangrijk. Niet zozeer seks, maar vrouwen zijn belangrijk. Hun macht. Hun energie. Hun kosmische wereld. Alle beslissingen over mijn lot zijn ingegeven door vrouwen. Wat mij aantrekt in de vrouw is haar kosmisch wezen, waarin ze totaal niet op ons lijkt. Ik zou seks niet als een aparte natuurkracht willen zien. Ik kan niet zeggen dat ik zwelg in seks, dat ik iedere dag seks moet hebben.

U zei dat de literatuur muteert, andere vormen aanneemt. Schrijft u daarom scenario’s en libretti?

Ik wil niet alleen maar schrijver zijn. Dat zou mijn ondergang betekenen. Dan zou ik afstompen, verstenen. Stel dat je honderd procent schrijver zou zijn. Je hebt je bureau, je boeken, daar is het raam... Er is een bepaalde wereld die je interesseert als object. Ik hou er soms van om als een weerwolf uit de huid van schrijver te kruipen en de kleur van een ander genre aan te nemen, om een tijdje scenarioschrijver of dramaturg te zijn. Een libretto voor een opera te schrijven. En daarna keer ik rijker naar de literatuur terug, als iemand die op reis is geweest en nieuwe indrukken en mogelijkheden heeft opgedaan. Ik breid mijn literaire instrumentarium uit; er ontstaat nieuwe energie; ik begin anders te schrijven en mijn taal wordt rijker. Zo ontstond de roman Blauw spek. Nadat ik twee scenario’s had geschreven. Die roman lijkt niet op mijn vorige romans.

Heeft een schrijver succes nodig, en aanmoediging van de kant van de lezers?

Alleen voor jezelf schrijven is altijd zwaar. Ik heb dat meegemaakt en ik voelde me best goed toen maar twintig mensen me lazen. Maar de tijd gaat voorbij, de wereld verandert en tegenwoordig is het zinloos om alleen voor jezelf te schrijven; het is dom om je schizofrenie te cultiveren. Het gaat niet om succes. Je moet naar je eigen werk kijken alsof het een schip is dat zee kiest: je hebt het gebouwd, het lag een aantal jaren op de werf, de nagels zijn vastgeklonken, de masten staan rechtop, de romp is geschilderd en eindelijk sla je er een fles champagne op kapot, je stoot het van de kant en dan vaart het weg. Het vaart de lezerszee op. Het kan zinken, het kan scheef gaan liggen of aan de kant blijven. Maar zolang het vaart, roest het niet. Je kijkt hoe het wegvaart, je ogen vullen zich met tranen en je kijkt het door je vingers na. Dat is een onvergetelijk gevoel.

Keert u terug naar oude schepen?

Soms wil ik iets herschrijven, maar ik begrijp dat dat geen verstandige neiging is. Als ik een van mijn vroegere romans lees, voel ik wel eens dat ik destijds het leven niet begreep, dat ik erg naïef was, oppervlakkig. Maar ik laat de dingen maar zoals ze zijn geschreven. Laat de tijd ze maar bewaren. Ondanks het feit dat ze dwaas en ouderwets zijn, kun je er toch van houden. Voor het meeste dat ik heb geschreven, schaam ik me niet.

U stelt dat uw creatieve werk het beproeven van de bestendigheid van het papier is: hoe overleeft het? Doorstaat het de beproeving?

Literatuur is een experiment, een unieke bezigheid. Een mens gaat zitten en zet zijn eigen fantasieën op papier. Daarna worden ze gereproduceerd, dat wordt door de mensen gelezen, die huilen of lachen. Maar ze betalen de schrijver geld voor zijn fantasieën. Dat is een verraderlijk proces!

In het algemeen gesproken is de literatuur een cultureel voedsel dat we allemaal eten. Ik vind zelf dat het menu zo afwisselend mogelijk moet zijn. Niet alleen borsjt, een koteletje of compôte, maar ook gebakken mieren, kakkerlakken, slangen en kwallen. Dat is in ieder geval democratisch. Veel mensen verwijten mij dat ik vreselijke dingen schrijf. Maar er wordt al meer dan genoeg zoetsappige literatuur geschreven. Alleen honing is niet genoeg! Ik dien een exotisch gerecht op. Lust je dat niet, dan eet je het maar niet.

Tijdens het creatieve proces perst u het meest onaangename uit uzelf. Waar komt dat vandaan?

Dat is mij ook een raadsel. Over het algemeen is het hele creatieve proces raadselachtig. Wie kent niet de bekende woorden van Achmatova: ‘Als u zou weten uit welk vuilnis de versregels groeien, schaamteloos...’ Uit de stront. De meeste grote dichters waren varkens. Neem Lermontov, Poesjkin, Jesenin, Baudelaire. Maar toch schreven ze over hogere zaken. Ik was een keer bij een lezing van Venedikt Jerofejev. Hij gedroeg zich gewoon als een rechtstreekse sovjetploert. Maar Moskou op sterk water is een ontroerend en eerlijk boek... Dat is het grote geheim. Maar ik ben zelf niet negatief, kwaadaardig of agressief. Ik vecht daar tegen en cultiveer dat helemaal niet in mijzelf. Ik heb ook dingen geschreven waarin helemaal geen geweld zit, maar waarin heel andere problemen spelen.

U lijkt niet op een schrijver die in zijn eigen tragische wereld leeft. Volgens mij leidt u een normaal leven, met een gezin. Hoe komt dat zo?

Dat is een soort Russische metafysica. Rusland is natuurlijk een ongewoon land; het heeft iets magisch. De Russische mentaliteit is voor mij gebaseerd op drie principes: op het sacrale, op lijdzaamheid en op anarchie. Dat is onze wereld. Wij zijn romantici, wij geloven in idealen, in wonderen, in een lichtende toekomst. Maar tegelijkertijd hebben we een sterke hang naar slavernij, zijn we bereid het schroefje van de staat te worden en de laarzen van de heren te likken. En tegelijkertijd willen we ook nog eens de strijdbijl oppakken, in opstand komen, vernietigen.

Er is bij ons ongetwijfeld iets ten goede veranderd, maar de echte mentaliteit van een volk verandert niet zo snel. Het is net een gletsjer. Het despotisch kwaad in Rusland is enorm, terwijl de democratische bewegingen maar miezerig zijn.

U bent opgegroeid in een sfeer van geweld, hoe probeert u zelf uw gezin op te voeden?

In een liberaal-democratische geest. Toen mijn dochters werden geboren, probeerde ik hun vriend te zijn, niet hun baas.

Geen ‘goede Stalin’?

Ho even. Viktor Jerofejev heeft in zijn boek1 het sovjetgezin op opmerkelijke wijze beschreven, het sovjetvaderschap waarbij de ‘goede Stalin’ onze papa was. Ik wil geen goede Stalin zijn in mijn gezin en ik ben blij dat de kinderen met meer vrijheid zijn opgegroeid dan ik.

Ik begrijp dat het gezin een grote rol speelt in uw leven?

Het is mijn anker. Als ik dat niet zou hebben, zou ik afdrijven naar de open zee van het losbandige kunstenaarsleven. Kinderen zijn gewoon een wonder, een cadeau. Veel mensen willen geen kinderen, uit economische overwegingen. Maar voor ieder kind is plaats in deze wereld. De wereld draait toch wel door! Ik ben blij dat ik vrij jong getrouwd ben en dat wij op vrij jonge leeftijd kinderen op de wereld hebben gezet. Mijn vrouw is mijn beste vriendin. Irina en ik zijn al zo lang samen dat het beangstigend wordt. Toen wij trouwden en op onszelf gingen wonen, was ik 22 en zij 19.

Is het gevoel niet minder geworden?

We hebben veel meegemaakt en doorstaan. Soms was het moeilijk, in de jaren tachtig toen ik colporteur werd en een bohémienachtig leven leidde. Maar we hebben het gezin bij elkaar weten te houden en dat is de verdienste van mijn vrouw.

Leest uw gezin uw boeken? Of is een schrijver toch altijd alleen met zijn werk?

Als ik schrijf wel, ja. Maar mijn vrouw en dochters zijn de eersten die het lezen. Mijn dochters vinden niet alleen soms fouten maar brengen me op ideeën: dat en dat is niet erg geloofwaardig, en dat blijkt meestal waar te zijn. Ik luister altijd aandachtig naar de kritiek van het thuisfront. Je ziet niet alles in een roman terug, maar de frisse blik van geïnteresseerden is altijd nuttig.

In de jaren tachtig leidde u het leven van een bohémien en nu?


Nauwelijks meer. Alhoewel ik eerlijk moet toegeven dat ik afgelopen nacht praktisch niet heb geslapen. Ik was naar een speciaal concert van De Morele Codex. Daarna zijn we de hele nacht op kroegentocht geweest. Dat is soms heel verfrissend en verkwikkend, net een Sjarko-douche (watermassage met krachtige stralen). Moskou is een buitengewone plek, met een rijk nachtleven. Er zijn veel tenten die vierentwintig uur per dag open zijn, ondenkbaar voor het Westen. Je kunt na een dolle nacht om 6 uur ’s ochtends naar ‘Poesjkin’ gaan om daar koolsoep te eten die vierentwintig uur in de oven heeft gestaan.

U kunt alleen niet schrijven in Moskou.

Ik wil me in ieder geval kunnen afzonderen, zodat ik door niemand lastig gevallen word. Maar het kluizenaarsbestaan is me ook vreemd. Ik heb een turbulent leven geleid, in allerlei kringen geleefd, ik heb diverse beroepen en relaties gehad. Nu wil ik me in stilte kunnen concentreren.

Houdt u nog van koken?

Als ik niets te schrijven heb, ga ik wel eens naar de keuken en maak wat klaar. Ik bel vrienden en dan gaan we eten. Ik kan goed vis en vlees klaarmaken. Ik heb een toneelstuk geschreven, Koolsoep, en daar komen dertig recepten voor koolsoep in voor. Ik heb die recepten zelf verzameld en kan ze in theorie allemaal bereiden. Koken is ook een creatief proces.

Eén ding begrijp ik niet: waarom een deel van de maatschappij zo ziek op u, een volkomen rustig man, reageert? Mijn werk raakt de zenuwknopen van de maatschappij, en ons collectieve lichaam krijgt daardoor schokken. Maar het werkt als acupunctuur en de maatschappij wordt er alleen maar gezonder van. Ooit zal de maatschappij het begrijpen en waarderen. Ik denk dat mijn literatuur een therapeutisch karakter heeft en bevrijdt van diepgewortelde complexen.

U bent dus dokter?

Dat is niet wat ik wil, maar het is vanzelf zo gegaan. Goede literatuur onderwijst de vrijheid. En dat is een genezingsproces.

Litsa, september 2005


Vertaling Gertruud Alleman






1 Viktor Jerovejev, De goede Stalin. J. M. Meulenhoff, Amsterdam 2005.



<   

TSL 45

   >