Vladimir Sorokins roman Blauw spek (Goloeboje salo) is niet in het Nederlands vertaald, en zal de meeste lezers alleen bekend zijn vanwege het schandaal dat in 2002 in Rusland onder andere rondom dit boek ontstond. Om de lezer van TSL in de gelegenheid te stellen zelf een voorstelling van de roman te vormen publiceren we hier een vertaling van het gedeelte dat het meeste rumoer veroorzaakte. Maar eerst iets over dat schandaal en over het boek zelf.
De ‘Alrussische maatschappelijke organisatie ten behoeve van de opvoeding van de jeugd’ Samen Vooruit (SV), inmiddels omgedoopt tot De Onzen, startte begin 2002 een campagne tegen de in haar ogen ‘sociaal schadelijke’ schrijvers Viktor Pelevin, Vladimir Sorokin en later ook Viktor Jerofejev. In verschillende Russische steden werden verzamelpunten ingesteld waar lezers de mogelijkheid werd geboden de ‘literaire troep’ van deze schrijvers in te ruilen tegen een door SV voor de gelegenheid gedrukte bundel met werken van Boenin, Tsjechov, Leskov en Koeprin. In de loop van de campagne besloot de organisatie ook ‘boeken die nergens over gaan’ in ontvangst te nemen. In de praktijk vielen in deze laatste categorie met name de populaire misdaadromans van Aleksandra Marinina. De ‘inruilwaarde’ van de werken liep overigens nogal uiteen. Zo gold er voor Sorokins boeken een verhouding van één op één, terwijl er twee werken van Pelevin ingeleverd moesten worden om één bundel van de organisatie te ontvangen. ‘Boeken die nergens over gaan’ konden alleen aan SV worden geschonken. In enkele dagen tijd verzamelden de jongeren van Samen Vooruit duizenden boeken, een hoeveelheid waarin het werk van Pelevin en Sorokin slechts een klein aandeel had. Dit zou volgens de organisatie de hypothese bevestigen dat lezers van Pelevin en Sorokin tot ‘intellectueel marginale kringen’ behoren. De verzamelde boeken werden uiteindelijk voorzien van het stempel ‘retour auteur’ en bij de schrijvers thuis afgeleverd.
Tot de acties in 2002 waren de jongeren van Samen Vooruit vooral bekend van de pro-Poetin betogingen tijdens de presidentsverkiezingen van maart 2000 en vanaf die tijd werd de organisatie door velen beschouwd als de ‘Komsomol’ van Poetins Eenheidspartij. In de media werd enige tijd ook wel van de ‘Putinjugend’ gesproken. Zowel SV als het Kremlin ontkennen echter elke samenwerking, en de jeugdorganisatie noemt zelf ‘enkele grote bedrijven en banken’ als belangrijkste sponsor. In een ‘morele codex’ op de website omschrijft SV haar moreel-sociale doelen, waaronder het bevorderen van ‘een actieve maatschappelijke positie’ van de Russische jeugd, het bijbrengen van ‘respect voor ouderen’ en het uitbannen van vloeken, dronkenschap en drugsgebruik.
In juni 2002, een paar maanden na de boekinzamelcampagne, startte Samen Vooruit opnieuw een actie, ditmaal uitsluitend gericht tegen Vladimir Sorokin. Enkele weken daarvoor had het Bolsjoj Theater Sorokin gecontracteerd voor het schrijven van een libretto voor een nieuwe opera van Leonid Desjatnikov.Voor het theatergebouw werd nu door SV een enorm toilet nagebouwd waar voorbijgangers boeken van de schrijver en desinfecterende middelen in konden gooien. Veel van de toevallige passanten die zich bij de demonstratie voegden waren niet bekend met het werk van Sorokin en lazen passages uit de roman Blauw spek voor het eerst op de spandoeken van de demonstranten.
Twee weken later opende een Moskouse districtsrechtbank, in reactie op een klacht van een advocaat van Samen Vooruit, een strafzaak tegen Sorokin en zijn uitgever. Ze werden verdacht van het verspreiden van pornografie, een overtreding van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht waar tot twee jaar gevangenisstraf voor gegeven kan worden. De rechtszaak concentreerde zich op een passage met expliciete seks tussen Stalin en Chroesjtsjov in Blauw spek. Zonder medeweten en goedkeuring van de minister werd een medewerker van het ministerie van Cultuur ingehuurd om de roman op pornografische inhoud te onderzoeken. De snelheid en gedecideerdheid waarmee het hof optrad deed in brede kring het vermoeden ontstaan dat de officier van justitie de steun had van hogere autoriteiten. Aan de andere kant kwam er ook juist scherpe kritiek van boven, met name van minister van Cultuur Sjvydkoj, die de gerechtelijke stappen ongrondwettig verklaarde en de zaak tegen Sorokin vergeleek met enkele strafzaken tegen schrijvers onder het sovjetregime. De rechtszaak werd weliswaar doorgezet, maar het hof vond uiteindelijk geen pornografie in Blauw spek en Sorokin werd vrijgesproken.
Waarom nu juist Sorokin (en in mindere mate Pelevin en Jerofejev) het mikpunt van de agressie van Samen Vooruit is geworden, is niet helemaal duidelijk. Er zijn naast Sorokin namelijk nog veel meer hedendaagse Russische schrijvers die seks en geweld tot een belangrijk motief in hun werk maken, bijvoorbeeld Limonov, Mamlejev en Sokolov. Sorokin zelf merkte terecht op dat als het SV werkelijk te doen was geweest om de schadelijke invloed van pornografie op Russische jongeren, de organisatie haar acties beter had kunnen richten tegen de verspreiding van pornografische films en tijdschriften, en tegen seks op televisie. Voor een belangrijk deel lijkt de aversie van SV tegen Sorokin dan ook niet voort te komen uit opvoedkundige overtuigingen maar uit opvattingen over de status van de Russische literatuur. Deze lezing van het conflict wordt ondersteund door enkele verklaringen op de website van Samen Vooruit. De organisatie laat hier weten met de actie de aandacht te willen vestigen op ‘de bezwaarlijke situatie waar de vaderlandse cultuur in verkeert. Zestien- tot achttienjarigen moeten inzien ‘dat Sorokin geen logische etappe is in de ontwikkeling van de Russische literatuur, die duizend jaar geleden het licht zag’. In 2005, enkele jaren na de hetze tegen Sorokin, verklaarde een persvoorlichter van SV in een interview met de krant Nezavisimaja gazeta (Onafhankelijke krant) dat de acties inderdaad eerder tegen Sorokins aanval op de Russische literatuur gericht waren dan tegen het pornografisch gehalte van zijn proza. Sorokin was volgens de persvoorlichter van plan om de Russische literatuur te begraven, zoals hij het zelf uitdrukte: ‘“dat stinkende lijk ter aarde te bestellen”, onze hele cultuur, en dat terwijl hij een contract bij het Bolsjoj Theater had getekend. […] Het gaat in feite niet om pornografie, maar om Sorokin zelf en om zijn aanspraak op de hoge positie van klassiek Russisch schrijver. Die is hij duidelijk niet waard.’
De poging om Sorokin en andere schrijvers uit te sluiten uit de Russische literaire traditie is een constante in de agitatie van SV tegen de auteurs. In de verklaringen van de organisatie wordt dan ook telkens gesproken van ‘marginale schrijvers’ en van ‘schrijvers’ (tussen aanhalingstekens).
We kunnen dus vermoeden dat de Sorokin-haters vooral aanstoot nemen aan de oneerbiedige omgang van de schrijver met het nationale erfgoed, met de Russische literatuur. Inderdaad vormt het ‘debunken’ van de Russische literatuur – als een instituut dat hogere waarheden verkondigt over het leven in het algemeen en het bewijs vormt van de superioriteit van de Russische cultuur – een vast onderdeel van Sorokins werk en zijn uitspraken in de pers. In interviews pleit Sorokin telkens voor een pragmatische, nuchtere benadering van zijn werk.
Literatuur zou in Rusland vanaf de negentiende eeuw te sterk verweven zijn geweest met ideologische en maatschappelijke kwesties en de invloed van literaire teksten op het collectieve Russische bewustzijn was vaak gevaarlijk groot. In het adagium van de Stalintijd dat schrijvers de ingenieurs van de menselijke ziel zijn ziet Sorokin het gruwelijke hoogtepunt van deze tendens. Ook nu nog voelt hij de last van het ‘Russische geloof in het gedrukte woord’: ‘Mensen denken dat ik net als Lev Tolstoj ’s ochtends het land ploeg en daarna pelgrims ontvang om ze raad te geven over of ze naar Tsjetsjenië moeten gaan of niet.’ De Russische literatuur is nog steeds niet gezond en Sorokin ziet voor zichzelf de taak van genezer weggelegd – wat overigens zijn eigen idee dat literatuur geen boodschap kan en mag hebben in zekere zin tegenspreekt.
In tegenstelling tot wat Sorokin als de Russische norm ziet, formuleert hij zelf zijn visie zo nuchter mogelijk. Zijn verhalen en romans zijn geen maatschappelijk wapen, maar voorzien enkel in de culturele behoeften van de mens. Literaire teksten zijn volgens hem cultureel voedsel en het literaire menu moet zo gevarieerd mogelijk zijn. Zijn eigen werk omschrijft hij als een exotisch gerecht, dat je niet moet eten als je het niet lust, of als een geestverruimend middel: ‘Ik houd me bezig met literatuur, omdat ik van kinds af aan verslaafd ben aan deze drug. Ik ben een literaire junkie, maar daarbij weet ik drugs te bereiden, dat kan niet iedereen.’ Elk van zijn werken moet volgens Sorokin gezien worden als een hermetisch gesloten wereld waarin geen verwijzingen naar ons buitenliteraire bestaan besloten liggen. Noch hoeft er in de boeken en verhalen gezocht te worden naar de sympathieën, ideeën en visies van de auteur: ‘mijn werk is op geen enkele manier verbonden met hoe ik leef, liefheb en geloof.’ Sorokin typeert zijn teksten als niet meer dan een hallucinogeen dat je voor een korte periode in een parallelle wereld doet belanden.
Sorokins uitspraken moeten voor een deel gezien worden als verdediging tegen de vaak agressieve kritiek op onder meer Blauw spek. Juist door zijn werk te presenteren als een gesloten universum zonder politieke of sociale bedoelingen, hoopt de auteur de felle reacties op de roman wellicht wat te sussen. Aan de andere kant kunnen de stellingen van de schrijver ook weer niet helemaal afgedaan worden als een defensieve strategie. Blauw spek is namelijk één groot jongleernummer met de Russische literatuur, en de zelfverwijzende structuur ervan maakt dat de functie en de werking van literatuur het eigenlijke thema worden.
De inhoud van Blauw spek is als volgt. Eind eenentwintigste eeuw worden in het militaire laboratorium Genlabi-18, diep in Siberië, klonen gekweekt van de schrijvers Tolstoj, Dostojevski, Tsjechov, Pasternak, Achmatova, Platonov en Nabokov.1 Het enige doel hiervan is de productie van een mysterieus, lichtgevend blauw spek dat de gekloonde auteurs uitscheiden als ze door de laboranten aan het schrijven worden gezet. De klonen zelf zijn verre van perfecte kopieën van hun genetische voorouders, het blijken misvormde, hulpeloze gedrochten die bovendien enkel een bijproduct van de fabricage van het spek zijn. De teksten van de klonen, geschreven in de stijl van de betreffende auteurs, zijn opgenomen in de brieven die een van de laboranten, de ‘biofiloloog’ Boris Gloger, aan zijn vriend ST stuurt. Tesamen gaat het om zo’n 73 bladzijden (de roman telt in totaal ca. 340 pagina’s, de gebeurtenissen in Genlabi, waarover ook verteld wordt in Glogers brieven, lopen tot bladzij 123. Deze persiflage is een stilisering die soms uitstekend gelukt is (Tolstoj, Platonov), soms minder (Dostojevski, Achmatova).
Aan de spekproductie komt een einde als de basis wordt overvallen door een bende gewapende mannen die alle medewerkers doodschieten en het blauwe spek meenemen. Ze blijken de buitenste schil te vormen van een onderaards wonende conservatief-patriottische sekte, de ‘Aardneukers’, die een extreem hiërarchische samenleving vormt die fel tegen de heersende Russische staatsorde gekant is, met aan de top archaïsch Russisch sprekende mannetjes met enorme geslachtsdelen. De Aardneukers vereren de vaderlandse bodem, en hun belangrijkste doel is ermee te copuleren. De sekte conserveert bovendien miljoenen monsters aarde in kleine glazen potjes uit alle delen van het land. In hun eindeloze onderverdeling in steeds esoterischer schillen, hun archaïsch taalgebruik en hun bizarre rituelen doen de Aardneukers denken aan de Russische religieuze sekten die zich sinds de zeventiende eeuw hebben gevormd en waarvan je er tegen het eind van de negentiende eeuw tientallen aantrof (behalve de Oudgelovige afsplitsingen en de meer bekende Chlysten, Skoptsen, Doechoboren en Molokanen had je Soebbotniki, Prygoeny, Johannieten, Imjaslavtsy, Anochovtsy, Kvasniki, Bessmertniki, Nemoljaki, Ochovtsy, Napoleonovtsy et cetera), maar er wordt ook duidelijk gezinspeeld op de Dekabristen: na een conflict in 2026 hebben de ‘Noordelijken’ zich van de ‘Zuidelijken’ afgescheiden en zich gevestigd in een oude mijn in Siberië. Zo worden verschillende aspecten van de Russische cultuurgeschiedenis ironisch aaneengesmeed: traditionele verering voor Moedertje-Vochtige-Aarde,2 hang naar sektevorming en geheime genootschappen, die onmiddellijk weer splitsen. Vijftien van de veertig pagina’s van dit gedeelte worden ingenomen door twee ingeschoven korte verhalen, ‘Het blauwe tabletje’ en ‘De zwemwedstrijd’ (dat al in 1980 is geschreven).
De magister van de Aardneukers kiest een van zijn ondergeschikten uit om het spek met behulp van een tijdmachine terug te brengen naar het jaar 1954 – precies midden in een optreden in, alweer, het Bolsjoj-theater van een verlamde boerenzanger die een tekst ten beste geeft die weer een parodie is op de pseudo-folkloristische epen op Lenin, Stalin et cetera uit de jaren twintig en dertig. Zo komt het spek in handen van Stalin, die nog in leven is en samen met Hitler de Tweede Wereldoorlog gewonnen lijkt te hebben. In zijn entourage bevinden zich voor-revolutionaire industriëlen (Rjaboesjinski, Morozov) en militairen (vorst Joesoepov, die aangesproken wordt met zijn minder bekende naam graaf Soemarokov-Elston) samen met geleerden als Landau en Sacharov, kunstenaars als Sjostakovitsj, Eisenstein en Pavlenko (de in 1951 overleden socialistisch-realistische schrijver). Ook Michail Koltsov, de hoofdredacteur van de Pravda, is er en blijkt dus niet in 1929 opgepakt en vermoord te zijn. Terwijl de lezer nog steeds niet weet wat het blauwe spek precies is, wordt het materiaal het middelpunt van een serie intriges tussen Stalin, Hitler, Beria en Chroesjtsjov. Overigens hebben al deze romanfiguren weinig gemeen met hun historische naamgenoten. Stalin is een montere, rijzige man met een knap gezicht, die zo uit een socialistisch-realistisch schilderij lijkt te zijn weggelopen. Aan de andere kant is hij een morfinejunk en zijn verslaving wordt breed uitgemeten in de propaganda: overal in Moskou hangen gigantische posters van Stalin die zichzelf onder zijn tong een morfine-injectie toebrengt. Chroesjtsjov is een sadistische, gebochelde graaf die in een door ninja’s bewaakt paleis woont en Stalins minnaar blijkt te zijn.
Een volgende ‘literaire’ episode begint met een ontmoeting van Stalin met Achmatova, die als een soort clochard annex heilige gekkin op het Rode Plein rondbanjert, vervolgens Mandelstam tegenkomt die net uit de Loebjanka-kelders is vrijgelaten en op weg is om het eens lekker op een zuipen te zetten. Achmatova blijkt bewonderd te worden door een bende snotneuzen, die hoopt haar opvolger als draagster van het nationaal erfgoed te mogen worden. Het zijn Jevtoesjenko, Voznesenski en Achmadoelina, die het en passant ook nog eens aan de stok krijgen met een stelletje straatboefjes, in wie we de ‘Lianozovo’-dichters en kunstenaars Nekrasov, Sapgir, Rabin, Cholin en Kropivnitski herkennen. Achmatova, of AAA, zoals ze genoemd wordt, geeft het erfgoed uiteindelijk door aan het kleine dikkerdje Jozef Brodski.
De ontwikkelingen komen tot een hoogtepunt in Hitlers buitenverblijf in de Alpen, waar Stalin met zijn gezin en Chroesjtsjov te gast zijn. Terwijl Hitler Stalins dochter Vesta verkracht treffen Chroesjtsjov, Himmler en Stalin zelf de voorbereidingen om een extract van het spek bij zichzelf in te spuiten. Als Hitler deze samenzwering ontdekt breekt er een gevecht uit tussen de twee wereldleiders. Stalin slaagt er uiteindelijk in een oplossing van het spek via zijn oog zijn hersenen in te spuiten, waarna die gigantisch beginnen te expanderen en de gehele kosmos in beslag nemen. Als Stalin zijn ogen opent is hij niet meer de geïdealiseerde sovjetleider, maar blijkt hij de oude, pokdalige, Georgische bediende te zijn van ST, de ontvanger van Glogers brieven waarin al deze gebeurtenissen beschreven worden.
Wat meteen in het oog springt is de cirkelstructuur van de roman. Op de laatste bladzijden leest ST voor uit Glogers eerste brief, die hij zojuist ontvangen heeft. Het is de brief waar het boek mee opent. Behalve gesloten is de vertelstructuur ook erg paradoxaal. Het eerste gedeelte van de roman wordt gevormd door Glogers brieven, maar de veertiende brief wordt nooit door hem beëindigd. Deze loopt door en omvat de rest van de roman. Deze veertiende brief beschrijft ook allerlei gebeurtenissen waar Gloger geen weet van kan hebben of die hij onmogelijk kan na vertellen, bijvoorbeeld hoe zijn post door ST wordt ontvangen, maar ook hoe het Genlabi-18 wordt overvallen en hoe alle laboranten, inclusief Gloger zelf, gedood worden. De briefschrijver sterft dus in zijn eigen brief, maar zijn verhaal gaat verder. Het vertelperspectief is intussen op subtiele wijze verschoven naar een alwetende verteller. De veertiende brief is op deze manier een onderdeel van de plot die hij zelf vormt.
Op meer manieren lijkt ‘de roman’ te zijn opgenomen in de structuur van de roman zelf. Opvallend is bijvoorbeeld de gelijkenis tussen het boek Blauw spek en de substantie blauw spek. Beide zijn het product van schrijvers, de één van Sorokin, de ander van gekloonde klassieke auteurs. Blauw spek lijkt de plaats van literatuur als ‘uitscheidingsstof’ van auteurs te hebben vervangen. Stalins hersenen gaan na de injectie met blauw spek via het oog de hele aarde en kosmos omvatten en vormen zo als het ware hun eigen universum waarin weer nieuwe gebeurtenissen plaatsvinden. Sorokin lijkt de lezer op deze manier te willen instrueren over het gebruik van zijn roman en van literatuur in het algemeen: net als de stof blauw spek heeft ook het boek Blauw spek een geestverruimende werking. Je neemt het in via je ogen en komt vervolgens terecht in een absurde, parallelle, literaire wereld.
Van een soortgelijk principe is sprake in het eerder genoemde verhaal ‘Het blauwe tabletje’ dat op een complexe manier in het plot van Blauw spek verankerd is. Diep in hun Siberische mijn luisteren de Aardneukers naar een radiofragment uit de jaren vijftig. De radiopresentator introduceert de schrijver Nikolaj Boerjak, die een bundel verhalen heeft geschreven onder de titel Hoogwater en uit eigen werk het verhaal ‘Het blauwe tabletje’ voorleest. De ik-verteller van ‘Het blauwe tabletje’ beschrijft zijn gewoonte om een slecht humeur te bestrijden met kleine gekleurde pilletjes. Starend naar een portret van Ivan Toergenjev aan de muur, grijpt hij op goed geluk een blauw pilletje uit zijn metalen opbergdoosje, gaat op de divan van zijn werkkamer liggen en laat het in zijn mond oplossen. Hij verliest het bewustzijn en heeft een vreemde hallucinatie. Net als in de rest van de roman blijkt ook nu weer de titel van een literair werk, hier ‘Het blauwe tabletje’, tegelijkertijd een hallucinogeen. Zowel de protagonist van het verhaal als de schrijver ervan nemen de literaire drug tot zich. De schrijver in de vorm van het verhaal dat hij voorleest, en het personage ín dat verhaal, de schrijver weerspiegelend, in de vorm van het pilletje en de inspiratie van Toergenjev. Bovendien gebeurt dit alles nog steeds in het werk Blauw spek dat welbeschouwd ook de literaire hallucinatie van de lezer is. Na inname van het pilletje droomt de hoofdpersoon van het voorgelezen verhaal dat hij samen met een vriendin een avond naar het Bolsjoj-theater gaat. Het Bolsjoj blijkt tegelijkertijd het grootste reservoir van het Moskouse riool te zijn, en het programma speelt zich dan ook af in een gigantische bak geelbruin water waarin drollen en stukken wc-papier ronddrijven. Bezoekers staan in alle mogelijke soorten duikerspakken en met zuurstofflessen op hun rug in de rij om via een sluis naar binnen te gaan. Het doek is verzwaard met lood, zodat het niet omhoog drijft, en de zangers in Tsjajkovski’s opera Jevgeni Onegin gebruiken speciale zangtechnieken om ook onder water goed hoorbaar te zijn. Ondanks de ongewone setting waarin de opera uitgevoerd wordt, verloopt alles in volledige harmonie. Het enthousiasme van de verteller is van een soort dat alleen in socialistisch-realistisch proza lijkt voor te kunnen komen:
Tegen het tweede bedrijf arriveert Stalin. We verwelkomen de leider uitgebreid. Hij glimlacht verwijtend, met een armgebaar dwingt hij allen plaats te nemen. De opera vliegt verder, in één adem – de zangers, het orkest, het decor, het licht – alles is verbonden in een eenvormige harmonie, het werkt buitengewoon bedwelmend en betoverend. We verliezen onszelf in het applaus, als schoolkinderen, en het zware Duitse woord Gesamtkunstwerk doemt op in mijn bewustzijn.
Hoewel de meesten van Sorokins opponenten juist aanstoot hebben genomen aan zijn verbeelding van het Bolsjoj-theater en de liefdesscène tussen Stalin en Chroesjtsjov, lijkt het Sorokin zelf niet zozeer te doen om het beschrijven van concrete historische gebeurtenissen, personen en plaatsen. Veel meer gaat de roman over zichzelf en over literatuur en de omgang ermee. Onder andere door een spel met titel-tekst-relaties, door het werk een rol te geven in het werk zelf, creëert Sorokin inderdaad een gesloten, parallelle wereld waarin hij afrekent met ‘de mythen en clichés van de collectieve waarneming’ en een alternatieve visie op literatuur geeft. Na Blauw spek is het volgens Sorokin weer mogelijk om Russische literatuur te lezen.
Vertaling Sander Brouwer en Boris Noordenbos