Wij zaaien een Joden zaad
In een onuitspreekbaar land
We vechten, door iedereen vergeten,
In een door God vergeten oorlog.
Rusland heeft een grote traditie op het gebied
van oorlogsliteratuur. Vanaf het Igorlied tot en
met de oorlog in Afghanistan en de conflicten
in Abchazië en Nagorno-Karabach hebben
schrijvers oorlogservaringen of het oorlogsthema behandeld in literair werk. Bovenstaand
fragment is afkomstig uit een poëziebundel
over de oorlog in Tsjetsjenië. Het verschijnen
van deze bloemlezing geeft al aan dat deze oorlog als thema een plaats heeft gevonden in de
Russische literatuur. De oorlog in Tsjetsjenië
laat echter niet alleen zijn sporen na in de poëzie, maar ook in andere genres zoals (actie-) romans en verhalen. De deelnemers verwerken zo
hun ervaringen, maar ook de dichter en de
schrijver uit het achterland geven hiermee uiting aan hun betrokkenheid bij het thema.
Bij het uitbreken van de eerste Tsjetsjeense
oorlog in 1994 werd in de Russische én westerse media veel verwezen naar de oorlogen uit
de negentiende eeuw om de Russische heerschappij op de Kaukasus. Voor een kritische
benadering van het conflict ging men onder
meer te rade bij Lev Tolstoj. Hij diende in de
jaren vijftig als officier aan de zuidgrens van
het Russische rijk en verwerkte zijn ervaringen in onder andere De gevangene van de Kaukasus en Hadzji Murat. Tolstoj was van mening dat de militaire campagnes het evenwicht
op de Kaukasus verstoorden en haat zaaiden onder de plaatselijke bevolking. De bewoners
van de regio rijzen uit deze werken op als trotse, vrijheidslievende mensen. Dat is ook het
beeld dat te vinden is bij Lermontov, die in Een
held van onze tijd de Kaukasus als decor gebruikt en in tal van gedichten Tsjerkessen en
Tsjetsjenen ten tonele voert. Hierbij komen diverse karaktertrekken van deze volkeren aan
bod: trots, strijdlust, vrijheidsliefde, maar ook
'wilde' neigingen (aanleg voor diefstal, smokkel, moord). Zijn portrettering van de volkeren op de Kaukasus werd als ethnografische
bewijsvoering aangevoerd voor het ontstaan
van de oorlog van 1994 en de daaropvolgende jaren. Op deze manier werd de figuur van
'erfvijand' gecreëerd. Van Tsjetsjeense zijde
werd dit beeld niet ontkracht en zelfs voor eigen doeleinden ingezet. De inmenging van de
Russische strijdkrachten werd gezien als postmoderne variant op een koloniale veroveringsoorlog en een voortzetting van de Russische expansiedrift. Met die verplaatsing van
begrippen en beschrijvingen uit de negentiende eeuw trachtte men een verklaring en een terminologie te vinden om de oorlog een plek te
kunnen geven in de maatschappij. Met name
'de gevangene van de Kaukasus' is een ijzersterk figuur hiervoor. Dit blijkt uit de gelijknamige film van Sergej Bodrov sr. uit 1996 en
uit het volgende gedicht met de titel Gevangenen van de Kaukasus:
In de voorgebergten van de Kaukasus
In de handpalm van de oorlog
Zijn wij slaven van het bevel
En gijzelaars van het lot.
De literaire verwerking van de eerste Tsjetsjeense oorlog begon al tijdens deze oorlog
door ervaringsverhalen van deelnemers. Bij het
begin van de tweede oorlog in 1999 (die nog altijd voortduurt) nam het aantal publicaties
enorm toe. Veteranen zoeken veelal niet een uitgever, maar brengen hun werk onder op internetfora, waarvan artofwar.ru en militera.lib.ru
de grootste zijn. De werken van een aantal van
de auteurs van deze fora verschenen in 2002 bij
uitgeverij Vagrius in een bundel soldatenverhalen over de oorlogen in Afghanistan, Nagorno-Karabach en Tsjetsjenië.2 Afgezien van dergelijke initiatieven lukt het slechts enkelen memoires of verhalen via tijdschriften en uitgevers
te publiceren.
De verhalen over de eerste oorlog spelen
zich vooral af in en om Grozny en Goedermes,
waar lange tijd zwaar om gevochten is. De
hoofdpersonen uit deze memoires en verhalen
zijn net als de auteurs gewone soldaten (zowel
beroepsmilitairen als dienstplichtigen), die alleen aan overleven denken en er het beste van
proberen te maken. Het nut van de oorlog, de
dood en kameraadschap zijn thema's die de onvermijdelijke krijgshandelingen omringen. De
directe, rauwe beschrijving van de krijgshandelingen, van de gevoelens van de personages,
en de gebruikte terminologie doen sterk denken
aan de verhalen over de Sovjetoorlog in Afghanistan van bijvoorbeeld Oleg Jermakov.3 De
personages zijn geen helden in Sovjetstijl: in de
karakters en in de dialogen wordt de afwijzende of op zijn minst ambigue houding ten opzichte van de oorlog in Tjsetsjenië weerspiegeld. In het verhaal 'Augustus '96' van Denis
Boetov (zie verderop in dit nummer) bespreken
twee soldaten de zin van de oorlog. Het is een
scène die in een Sovjetverhaal over oorlog ondenkbaar zou zijn. In Boetovs verhaal worden
de Tsjetsjenen neergezet als fanatieke strijders:
ze worden vooral geportretteerd als separatisten, bandieten en maffiosi. In de verhalen komen ook de uitwassen van de strijd aan de orde, maar veel minder expliciet dan in sommige journalistieke reportages, zoals die van Anna
Politkovskaja. De strijd zelf wordt officieel een
operatie tot herstel van de grondwettelijke orde bij de Russische Federatie genoemd, maar
uit de verhalen komt het beeld naar voren van
een wrede, uitzichtloze en voor Rusland vernederende oorlog.
Dit beeld verandert niet door de tweede oorlog, wel de achterliggende motivatie.Na de aanslagen in september 1999 in Moskou en Volgodonsk verschuift het accent van een binnenlands conflict naar een strijd tegen het terrorisme. Zeker na 11 september 2001 weet Poetin
zich gesteund door het Westen en wordt de strijd
met hernieuwde energie opgepakt. Deze ontwikkeling heeft ook zijn weerslag op de literatuur die over Tsjetsjenië verschijnt. Met name
de pulpromans (bojevik, prikljoetsjentsjeski
roman, voenizirovanny roman) weten hier wel
raad mee. Series als Soldaty Udatsji4 van de auteur Andrej Tamantsev en Killer en Krovnik van Lev Poetsjkov speelden eerst in Tsjetsjenië
zelf. In latere delen van deze series is de setting
verschoven naar het Russische achterland, waar
terroristen (veelal uit de Kaukasus) uit zijn op
bioterreur, het plegen van aanslagen en het verkrijgen van atoomwapens. De werkelijkheid
geeft daar stof genoeg voor, zoals pijnlijk duidelijk is geworden door diverse bomaanslagen
in Russische steden en de gijzelingsdrama's in
Boedjonnovsk, theater Nord-Ost en Beslan. De
Tsjetsjenen worden dan ook dikwijls beschreven als islamitisch-fundamentalistische terroristen. De nuance is vaak ver te zoeken: er rijst
een stereotyp beeld op van de Tsjetsjeen als een
nietsontziende, wrede erfvijand van het gehele
Russische volk en als verpersoonlijking van het
kwaad. Zijn Russische tegenstanders zijn zeker
in de meer militair getinte verhalen een soort
.superhelden, die hetzij op eigen houtje opereren of deel uitmaken van een elite-eenheid. Zij
nemen het op tegen eveneens goed getrainde
strijders uit met name de Kaukasus. Een wel
heel bijzondere spetsnazovets treedt op in Prezident van Aleksander Olbik, waarin de president aller Russen enige tijd in het diepste geheim in Tsjetsjenië deelneemt aan de oorlog en
diverse missies leidt. Dit boek is echter meer
een hagiografie van Poetin, dan een echte bojevik. De actiethrillers hebben niet de pretentie
waarheidsgetrouw te zijn, maar het is de vraag
of dat de lezer afschrikt. De actiethrillers over
Tsjetsjenië en spetsnazovtsy verkopen goed,
aangezien ze beantwoorden aan de stereotype
beelden die leven bij het lezerspubliek. Als lezer van dergelijke boeken verwacht je van de
auteur ook geen genuanceerde, tolerante opstelling, maar een duidelijk standpunt. De auteurs van deze bojeviki kiezen vanzelfsprekend
de kant van het publiek.
Die houding ten opzichte van het conflict en
het publiek verschilt nogal van de behandeling
van het thema Tsjetsjenië door' gewone' schrijvers, zoals Anatoli Kim, Grigori Baklanov en
Vladimir Makanin. Zij kiezen voor meer diepgang en nuance dan de auteurs van actieromans.
Hun benadering is vanzelfsprekend wat minder
direct en rauw dan in de soldatenverhalen, en
meer filosofisch georiënteerd. De karakterisering van het conflict en de plaats van de mens
daarin staan centraal bij deze schrijvers.
Vladimir Makanin schreef reeds in 1994
zijn verhaal Kavkazski plenny (De Kaukakasische gevange),5 dat getuigt van een vooruitziende blik. Makanin toont de zinloosheid van
de oorlog vanuit het idee van Dostojevski dat
schoonheid de wereld redt. Hij komt tot de conclusie dat zelfs schoonheid geen oplossing kan
bieden in zoiets als een oorlog. Twee soldaten
moeten een gevangene naar de vijand brengen
in ruil voor de vrije doorgang van een konvooi.
Een van de soldaten wordt zowat verliefd op de
knappe gevangen Tsjetsjeen. Als de soldaten later op een Tsjetsjeense patrouille stuiten en
muisstil in de struiken liggen, wurgt die soldaat
de gevangene. Het konvooi staat aan het eind
van het verhaal nog net zo vast als aan het begin. Makanin benadrukt het uitzichtloze en zinloze van deze patstelling en betrekt dit beeld op
de gehele oorlog.
Aleksander Prochanov koos een meer expliciet kritische benadering voor zijn roman Tsjetsjenski bljoez (Tsjetsjeense blues). In deze roman is zijn kritiek gericht op diegenen die
politiek of financieel gewin bij de oorlog hebben, die ten koste gaat van de levens van tal van
Russische soldaten. Zijn roman speelt tegen de
achtergrond van de bestorming van Grozny,
eind 1995.
In het drieluik Po to mok knjazej (Nazaat van
vorsten) van Anatolij Kim zien we drie fragmenten van hetzelfde verhaal vanuit steeds een
ander perspectief: dat van een Tsjetsjeense strijder, van een buitenlandse correspondent (die
een nakomeling is van een Russische generaal
die in de negentiende eeuw op de Kaukasus
huisgehouden heeft) en van een Tsjetsjeense
jongen die door een Russische militair geëxecuteerd wordt. Ieder vertelt zijn deel van het verhaal vanuit zijn eigen achtergrond, waardoor
Kim er in slaagt verschillende kanten van de
oorlog te tonen. Hierdoor wint zijn verhaal aan
diepte.
Oudgediende Grigori Baklanov, die vooral
bekend is door zijn werken over de Tweede Wereldoorlog, heeft in zijn verhaal Nezdesni (Iemand niet van hier) eveneens een journalist geportretteerd. Zijn invalshoek is echter weer anders: de journalist, die enkele maanden aan het
front in Tsjetsjenië reportages heeft gemaakt,
wordt gevolgd tijdens een verlof. Hij ontmoet
familie en vrienden, maar kan met niemand echt
communiceren. Hij kan en wil niet uitleggen
wat hij heeft gezien en meegemaakt, omdat hij
voelt dat hij toch niet begrepen zal worden. Terug in Tsjetsjenië wordt hij meteen weer geconfronteerd met de harde werkelijkheid van de
oorlog.
Behalve in de bovengenoemde prozawerken is
Tsjetsjenië als thema ook doorgedrongen in de
poëzie. De Petersburgse dichter Sergej Stratanovski publiceerde in 2000 een serie gedichten, gewijd aan de oorlogen in voormalig Joegoslavië en Tsjetsjenië. Onderstaand gedicht
toont Stratanovski's kritische houding ten opzichte van de oorlog en de kerk:
De kerk zei:
'Strijders, mijn zonen,
Vernietig zonder mededogen
De vijanden van ons geloof
Als zwerfhonden, vernietig hen
En over de barmhartige Christus
Praten we wel, als jullie terugkomen
Van het slagveld - als invaliden.
In 2001 verscheen de reeds genoemde bundel
Vremja 'Tsje' (Het uur 'U'), waarin gedichten
van ruim honderd dichters zijn opgenomen. Onder hen bevinden zich de reeds genoemde Sergej Stratanovski, Dmitri Prigov, Vsevolod Nekrasov en tal van andere Russische dichters, ongeacht of ze in Rusland of in het buitenland wonen.
De redacteur, Nikolaj Vinnik, wilde met
deze bloemlezing een maatschappelijke (een uiteraard poëtische) daad stellen, aangezien hij
vond dat het de taak is van de literatuur om te
reageren op een zo belangrijk maatschappelijk
thema. Hij vroeg van zijn schrijvers ook geen
propagandapoëzie, maar teksten die weergeven wat in de auteur leeft rondom het thema
Tsjetsjenië. De gedichten mochten al gepubliceerd zijn, al was nieuw werk ook meer dan welkom. Zoals de titel van de bundel al aangeeft,
mocht het blikveld van de dichter ruimer zijn dan
enkel Tsjetsjenië. Het uur 'U' bestaat uit negen
delen met ieder een eigen thema. De eerste delen bevatten gedichten die aan de voorgeschiedenis van het conflict en aan de oorlog zelf zijn
gewijd, en waarin commentaar op de oorlog of
op de politiek wordt geuit. De gedichten van Sergej Stratanovski zijn hiervan een voorbeeld. Dit
commentaar wordt niet altijd expliciet: het gedicht van Dmitri Koezmin beschrijft televisiebeelden over oorlogsslachtoffers van de strijd in
Tsjetsjenië, en maakt daarmee de zinloosheid
van de oorlog pijnlijk duidelijk.
In andere delen van Het uur 'U' komen thema's zoals 'dichter en vaderland', 'dichter en
wereld' aan de orde, waardoor de oorlog in een
breder perspectief wordt geplaatst. De bundel
geeft niet alleen tal van invalshoeken op het thema weer, maar kan ook als statement dienen.
Zoals hierboven beschreven is een kritische bespreking van de oorlog in Tsjetsjenië niet iets
wat leeft bij het publiek. De bundel geeft dan
ook allerminst een romantisch beeld van het
conflict en van de Russische samenleving. Het
andere maatschappelijk geluid dat vanuit de
bundel opklinkt, hoe divers ook qua poëtische
benadering, kan juist een belangrijke bijdrage
zijn aan het debat. Op deze manier laten de dichters uit het achterland zien dat zij 'zich niet zijwaarts wringen langs een oorlog in een straat
hiernaast', zoals Stanislav Sjoeljak de houding
van veel mensen karakteriseert in een gedicht
bij dit artikel.
Een andere behandeling in de poëzie vindt
plaats in de gedichten van deelnemers aan de
oorlog, oftewel in soldatenpoëzie. Net als in de
verhalen van soldaten is veelal gekozen voor
een zeer directe beschrijving van de oorlog.
Vergeleken met de gedichten in Het uur 'U' zijn
deze gedichten veel directer en rauwer, maar dat
kan door het andere perspectief haast niet anders.
Hoe verschillend alle literaire benaderingen
van de oorlog in Tsjetsjenië ook mogen zijn, het
is van groot belang dat deze oorlog in de literatuur een plaats gekregen heeft, zowel voor de
deelnemers als voor het publiek. In de Russische media is de berichtgeving vaak weinig genuanceerd of volledig. De literatuur heeft meer
mogelijkheden en vrijheden, wat blijkt uit de
bonte verzameling werken die is ontstaan. Net
zoals bij historisch onderzoek zal moeten blijken hoe de beeldvorming over en behandeling
van het conflict zich verder ontwikkelen.
De oorlog duurt immers nog altijd voort.